Page 209 of 241

Verzorging van de auto207Starthulp gebruiken
Niet starten met een snellader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een ander voertuig.9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de ui‐
terste voorzichtigheid gebruiken.
Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat zwa‐
velzuur, dat bij direct contact letsel
en schade kan veroorzaken.
■ De accu nooit aan vonken of open vuur blootstellen.
■ Een ontladen accu kan al bij eentemperatuur van 0 °C bevriezen.
Ontdooi de bevroren accu alvorens hulpstartkabels aan te sluiten.
■ Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
■ Gebruik een hulpaccu met dezelfde
spanning (12 volt). De capaciteit
van de hulpaccu (Ah) mag niet veel minder zijn dan die van de lege
accu.
■ Hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en een diameter
van minstens 16 mm 2
(bij diesel‐
motoren 25 mm 2
) gebruiken.
■ De ontladen accu niet van de auto loskoppelen.
■ Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
■ Tijdens de hulpstart niet over de accu leunen.
■ De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere niet
raken.
■ Ook de auto's mogen elkaar tijdens
de hulpstart niet raken.■ Handrem aantrekken, versnellings‐
bak in neutrale stand.
■ Open de pluspoolbeschermkappen
van beide accu's.
Aansluitvolgorde van de kabels:
1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode kabel op de pluspool van de ont‐
laden accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van de hulpstartaccu aansluiten.
4. Het andere uiteinde van de zwarte
kabel op de massa van de auto
aansluiten, bijv. op het motorblok
Page 210 of 241

208Verzorging van de auto
of op een bout van de motorop‐
hanging. Zover mogelijk van de
ontladen accu aansluiten; mini‐
maal 60 cm.
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. De motor van het stroom leve‐ rende voertuig starten.
2. Na 5 minuten de andere motor starten. Startpogingen niet langerdan 15 seconden laten duren met
tussenpozen van 1 minuut.
3. Beide motoren met aangesloten kabels ca. 3 minuten stationair la‐
ten draaien.
4. Elektrische verbruikers (bijv. kop‐ lampen, achterruitverwarming)
van de stroom ontvangende auto
inschakelen.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.Trekken
Auto slepen
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 186.Adam
1. Klik de kap los door op het gemar‐
keerde punt te drukken.2. Sleepoog inschroeven en tot aan de aanslag in horizontale stand
vastdraaien.
3. Sleepkabel – beter is een sleep‐ stang – aan sleepoog bevestigen.
Page 211 of 241

Verzorging van de auto209
Adam Rocks
1. Maak de kleine dop met eenschroevendraaier bij de gemar‐
keerde positie los.
2. Sleepoog inschroeven en tot aan de aanslag in horizontale stand
vastdraaien.
3. Sleepkabel – beter is een sleep‐ stang – aan sleepoog bevestigen.Algemeen
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Ontsteking inschakelen om het stuur‐
slot te ontgrendelen en remlichten,
claxon en voorruitwisser te kunnen
bedienen.
Versnellingsbak in neutrale stand.Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten kun‐ nen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat rem‐
men en sturen aanmerkelijk zwaar‐
der.
Recirculatiesysteem inschakelen en
ruiten sluiten, zodat geen uitlaatgas‐ sen van de slepende auto kunnen
binnendringen.
Auto's met geautomatiseerde ver‐
snellingsbak: de auto mag alleen
vooruit worden gesleept met de
vooras van de grond af.
De hulp van een werkplaats inroepen. Na het slepen verwijdert u het sleep‐oog.
Plaats de kap en klik deze vast in de
voorbumper.
Page 212 of 241
210Verzorging van de autoAndere auto slepen
Adam
Steek een schroevendraaier in de
gleuf bij de onderste hoek van de af‐
dekking. Klik de kap los door de
schroevendraaier voorzichtig omlaag
te bewegen.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 186.
Sleepoog inschroeven en tot aan de
aanslag in horizontale stand vast‐
draaien.
Sjoroog onder aan de achterkant van
de auto nooit als sleepoog gebruiken.
Sleepkabel – of nog beter, een sleep‐stang – aan sleepoog bevestigen.
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten kun‐ nen de auto beschadigen.
Na het slepen verwijdert u het sleep‐
oog.
Plaats de kap en klik deze vast in de
bumper.
Adam Rocks
Een andere auto slepen is niet moge‐
lijk.
Page 213 of 241

Verzorging van de auto211Verzorging van uiterlijk
Verzorging exterieur
Sloten De sloten zijn af fabriek gesmeerd
met een hoogwaardig slotcilindervet. Gebruik genotsmiddelen alleen in
dringende gevallen, omdat ze ontvet‐
tend werken en de werking van de sloten belemmeren. Na gebruik van
ontdooimiddelen, de sloten door een
werkplaats opnieuw laten smeren.
WassenAdam zonder inklapbaar zonnedak: Het lakwerk van de auto staat bloot
aan invloeden van buitenaf. De auto
daarom regelmatig wassen en met
was conserveren. Bij het bezoek aan
wasstraten, een programma met een
wasbehandeling selecteren. Beper‐
kingen voor carrosserieonderdelen
met hoogglans- of matte lak of siers‐ trippen, zie "Polijsten en in de was
zetten".Adam met inklapbaar zonnedak:
Het lakwerk van uw auto staat bloot
aan invloeden van buitenaf. Was uw auto daarom regelmatig.
Ga hiervoor naar een wasstraat met stoffen borstels en kies een pro‐
gramma zonder aanbrengen van
was.
Beperkingen voor carrosserieonder‐
delen met hoogglans- of matte lak of
sierstrippen, zie "Polijsten en in de
was zetten".
Gebruik bij het wassen van de auto
met de hand schoon water en een
zachte borstel en reinig het zonnedak
met de vleug mee.
Gebruik nooit een stoomreiniger of
een hogedrukreiniger voor het zon‐
nedak.
Zet het lakwerk van de auto regelma‐ tig in de was, maar niet de stof van het
zonnedak.Voorzichtig
Droog het inklapbare zonnedak na het wassen of reinigen volledig
voordat u het opent. Als een nat
zonnedak langere tijd geopend
blijft, ontstaat er schade door wa‐
tervlekken en schimmelgroei.
Alle varianten:
Vogeluitwerpselen, dode insecten,
boomhars en stuifmeel e.d. onmid‐
dellijk verwijderen. Hierin zitten
agressieve bestanddelen bevatten
die lakschade kunnen veroorzaken.
Bij een bezoek aan een wasstraat, de
aanwijzingen van de exploitant opvol‐ gen. De voorruitwisser en achterruit‐wisser moeten worden uitgescha‐keld. Antenne en accessoires op de
buitenkant van de auto zoals een dak‐
dragersysteem verwijderen.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten grondig schoongespoten wordt.
Page 214 of 241

212Verzorging van de auto
Randen en naden van geopende por‐tieren, achterklep en motorkap en de
gebieden die erdoor bedekt worden
reinigen.Voorzichtig
Gebruik altijd een reinigingsmid‐
del met een pH-waarde van 4 tot 9.
Gebruik reinigingsmiddelen niet
op warme oppervlakken.
Laat de scharnieren van alle portieren smeren door een werkplaats.
Reinig de motorruimte niet met een
stoomcleaner of hogedrukreiniger.
Op auto's met aanraakpaneel met
embleem: bij het reinigen met een ho‐
gedrukreiniger zorgen voor een af‐
stand van minimaal 30 cm wanneer u
rond de achterklep werkt om onbe‐
doeld ontgrendelen te voorkomen.
Daarna de auto grondig afspoelen en afzemen. Zeemlap vaak uitspoelen.Voor de carrosserie en de ruiten ver‐
schillende zeemlappen gebruiken:
wasresten op de ruiten belemmeren
het zicht.
Teervlekken niet met harde voorwer‐
pen verwijderen. Op gelakte opper‐
vlakken een spray voor het verwijde‐
ren van teervlekken gebruiken.
Rijverlichting De glazen van de koplampen en de
andere lampen zijn gemaakt van
kunststof. Geen schurende, bijtende
of agressieve middelen of ijskrabbers
gebruiken en ze niet droog reinigen.
Polijsten en in de was zetten Breng op het lakwerk van de auto re‐
gelmatig was aan (uiterlijk wanneer
het water geen parels meer vormt).
Anders zal het lakwerk uitdrogen.
Het inklapbare zonnedak mag niet
worden gepolijst of in de was worden gezet. Kies bij het bezoek aan was‐straten een programma zonder aan‐
brengen van was.
Polijsten is alleen nodig als de laklaag
mat geworden is of aanslag vertoont.
Autopolish met siliconen vormt een
vuilwerende laag, waardoor in de was
zetten overbodig is.Ongelakte kunststof carrosseriedelen mogen niet met autowas of polijstmid‐
delen worden behandeld.
Matgelakte carrosserieonderdelen of
sierstrippen mogen niet worden ge‐ polijst, om glanzen te voorkomen.
Gebruik als de auto is uitgerust met
deze onderdelen in wasstraten geen
programma's met hete was.
Matgelakte carrosserieonderdelen,
bijv. kap spiegelbehuizing, mogen niet worden gepolijst. Anders zouden deze onderdelen gaan glanzen of zoude kleur vervangen.
Ruiten en ruitenwisserbladen
Een zachte, pluisvrije doek of een
zeemleer en een ruitenreiniger en in‐
sectenverwijderaar gebruiken.
Wrijf bij het reinigen van de achterruit van de binnenkant altijd parallel aan
het verwarmingselement om schade
te voorkomen.
Om handmatig ijs te verwijderen, een ijskrabber met een scherpe rand ge‐
bruiken. IJskrabber stevig tegen de
Page 215 of 241

Verzorging van de auto213
ruit drukken, zodat er geen vuil onderde krabber kan komen en er geen
krassen op de ruit worden gemaakt.
Wisserbladen die strepen trekken,
met een zachte doek en een ruiten‐
reiniger reinigen.
Panoramadak
Voor het reinigen nooit oplos- of
schuurmiddelen, brandstoffen,
agressieve middelen (bijv. lakreini‐
gers, acetonhoudende oplossingen
enz.), zuurhoudende of sterk alka‐
lische middelen dan wel schuurspon‐
zen gebruiken. Geen was of poets‐ middelen op het panoramadak aan‐brengen.
Velgen en banden
Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.
Velgen zijn gelakt en kunnen met de‐
zelfde middelen worden behandeld
als de carrosserie.Lakschade
Geringe lakschade voordat er roest‐
vorming optreedt met een lakstift her‐
stellen. Grotere lakschade of roest‐
vorming door een werkplaats laten
herstellen.
Onderstel Sommige delen van de bodemplaat
zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende was‐
laag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten
controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze/rubber materialen kun‐
nen de pvc-laag aantasten. Werk‐
zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de be‐
schermende waslaag laten controle‐
ren.Vloeibaar-gassysteem9 Gevaar
Vloeibaar gas is zwaarder dan
lucht en kan zich op lage punten
verzamelen.
Wees voorzichtig wanneer u in
een werkkuil aan het chassis
werkt.
Voor lakwerk en bij gebruik van een
droogcabine bij een temperatuur bo‐
ven 60 °C moet de LPG-tank worden
verwijderd.
Breng geen wijzigingen aan het vloei‐
baar-gassysteem aan.
Draagsysteem achteraan Reinig minstens een keer per jaar het
draagsysteem achteraan met een
stoomlans of hogedrukreiniger.
Wanneer u het draagsysteem achter‐
aan niet regelmatig gebruikt, moet u
het vooral in de winter af en toe be‐
dienen.
Page 216 of 241

214Verzorging van de autoVerzorging interieur
Interieur en bekleding
Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met zui‐
ver water en een zachte doek. Ge‐
bruik een reinigingsmiddel voor leder
als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays al‐
leen met een zachte, vochtige doek
reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐ringen veroorzaken, met name op
lichtgekleurde bekleding. Reinig ver‐
wijderbare vlekken en verkleuringen
zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten om‐
dat geopende klittenbandsluitin‐
gen schade aan de stoelbekleding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen wor‐
den gereinigd als de carrosserie. Zo nodig een interieurreiniger gebruiken.
Geen andere middelen gebruiken.
Vooral geen oplosmiddelen of brand‐ stof. Niet schoonmaken met hoge‐
drukreinigers.