Page 25 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-10
3
om weer terug te keren naar de klokmodus
de “SELECT”-toets en de “RESET”-toets
tegelijkertijd in; dit is echter niet mogelijk
terwijl de stopwatch telt.
Normale tijdmeting1. Druk op de “RESET”-toets om de
stopwatch te starten.
2. Druk op de “SELECT”-toets om de
stopwatch te stoppen.
3. Druk nogmaals op de toets “SELECT” om de stopwatch op nul terug te stel-
len.
Tussentijdmeting1. Druk op de “RESET”-toets om de stopwatch te starten.
2. Druk op de startknop “ ” of de “RE- SET”-toets om tussentijden te meten.
Tussentijden worden vijf seconden
lang in de kilometertellerweergave ge-
toond.
3. Druk op de startknop “ ” of de “RE- SET”-toets om de laatste tussentijd
weer te geven of op de “SELECT”-
toets om de stopwatch stop te zetten
en de laatste tussentijd weer te geven. Tussentijdgeheugen
Het tussentijdgeheugen kan maximaal 20
vastgelegde tussentijden bewaren. De tus-
sentijden kunnen in omgekeerde chronolo-
gische volgorde of in volgorde van snelheid
worden weergegeven.
1. Houd de “SELECT”-toets minstens een seconde lang ingedrukt om de
omgekeerde chronologische volgorde
te selecteren; “L-20” verschijnt op de
stopwatch. Druk de “SELECT”-toets
opnieuw in om de volgorde van snel-
heid te selecteren; “F-20” verschijnt
op de stopwatch.
OPMERKINGWeergave in omgekeerde chronologi-
sche volgorde: De tussentijden wor-
den weergegeven van de laatste naar
de vroegste (bijv. L1, L2, L3, L4).
Weergave in de volgorde van snel-
heid: De tussentijden worden weerge-
geven van de snelste naar de
langzaamste (bijv. F1, F2, F3, F4).2. Druk op de “RESET”-toets. Afhanke-
lijk van de geselecteerde tussentijd-
modus wordt “L1” of “F1” getoond op
de weergave van de koelvloeistoftem-
peratuur of luchtaanzuigtemperatuur,
en wordt de bijbehorende opgeslagen
tussentijd weergegeven op de stop-
watch.
3. Druk op de “SELECT”-toets om in op- lopende volgorde door de weergege-
ven tussentijden te lopen (bijv. 1, 2, 3,
4), en op de “RESET”-toets om in aflo-
pende volgorde door de weergegeven
tussentijden te lopen (bijv. 20, 19, 18,
17).OPMERKINGHoud om te wisselen tussen de weer-
gave in omgekeerde chronologische
volgorde en de weergave in volgorde
van snelheid de “SELECT”-toets min-
1. Koelvloeistoftemperatuurdisplay/inlaatlucht-
temperatuurdisplay
2. Stopwatch
21
U2SGD0D0.book Page 10 Monday, June 17, 2013 2:19 PM
Page 26 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-11
3
stens een seconde lang ingedrukt om
de huidige geselecteerde modus te
annuleren. Herhaal vervolgens stap 1
om de gewenste modus te selecteren.
Houd de “RESET”-toets minstens een
seconde lang ingedrukt om alle in het
geselecteerde tussentijdgeheugen
opgeslagen tijden terug te stellen.
4. Houd de “SELECT”-toets minstens
een seconde lang ingedrukt om het
tussentijdgeheugen te annuleren en
terug te keren naar de tijdmeting.
Weer gave kilometerteller, ritteller, hui di-
g e bran dstofver bruik en g emiddel de
b ran dstofver bruik Druk op de “SELECT”-toets om te wisselen
tussen de kilometert
ellerweergave “ODO”,
de rittellerweergaven “TRIP 1” en “TRIP 2”,
de weergave van het huidige brandstofver-
bruik “km/L” of “L/100 km” en de weergave
van het gemiddelde brandstofverbruik
“AVE_ _._ km/L” of “AVE_ _._ L/100 km”, in
de onderstaande volgorde:
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → km/L of L/100
km → AVE_ _._ km/L of AVE_ _._ L/100 km
→ ODO
Alleen Verenigd Koninkrijk:
Druk op de “SELECT”-toets om te wisselen
tussen de kilometert ellerweergave “ODO”,
de rittellerweergaven “TRIP 1” en “TRIP 2”,
de weergave van het huidige brandstofver-
bruik “km/L”, “L/100 km” of “MPG” en de
weergave van het gemiddelde brandstof-
verbruik “AVE_ _._ km/L”, “AVE_ _._ L/100
km” of “AVE_ _._ MPG”, in de onderstaan-
de volgorde:
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → km/L, L/100
km of MPG → AVE_ _._ km/L, AVE_ _._
L/100 km of AVE_ _._ MPG → ODO
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau gaat branden (zie pagina 3-3), wisselt
de weergave automatisch naar de brand- stofreserve-ritteller “TRIP F” en wordt de
afgelegde afstand vanaf dat punt aangege-
ven. In dat geval wordt door het indrukken
van de toets “SELECT” gewisseld tussen
de diverse weergaven van ritteller, kilome-
terteller, huidige verbruik en gemiddelde
verbruik, in de onderstaande volgorde:
TRIP F
→ km/L of L/100 km → AVE_ _._
km/L of AVE_ _._ L/100 km → ODO → TRIP
1 → TRIP 2 → TRIP F
Alleen Verenigd Koninkrijk:
TRIP F → km/L, L/100 km of MPG → AVE_
_._ km/L, AVE_ _._ L/100 km of AVE_ _._
MPG → ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → TRI
P F
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de toets “SELECT”
te drukken en dan de toets “RESET” min-
stens 1 seconde lang ingedrukt te houden.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na
het tanken 5 km (3 mi) is gereden en wordt
de vorige ritteller weergegeven.
1. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstof- voorraad/weergave huidig brandstofver-
bruik/weergave gemiddeld
brandstofverbruik
1
U2SGD0D0.book Page 11 Monday, June 17, 2013 2:19 PM
Page 27 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-12
3
Modus huidig brandstofverbruikDe weergave van het huidige brandstofver-
bruik kan worden ingesteld op “km/L”,
“L/100 km” of “MPG” (alleen Verenigd Ko-
ninkrijk).
“km/L”: De afstand die onder de huidi-
ge rijomstandigheden kan worden af-
gelegd met 1.0 L brandstof wordt
weergegeven.
“L/100 km”: De hoeveelheid brandstof
die nodig is om onder de huidige rij-
omstandigheden 100 km af te leggen
wordt weergegeven.
“MPG” (alleen Verenigd Koninkrijk):
De afstand die onder de huidige rijom-
standigheden kan worden afgelegd
met 1.0 Imp.gal brandstof wordt
weergegeven. Houd de toets “SELECT” een seconde lang
ingedrukt om te wisselen tussen de twee
weergaven voor het huidige brandstofver-
bruik terwijl een van de weergaven wordt
getoond.
OPMERKINGBij snelheden onder 10 km/h (6.0 mi/h)
wordt “_ _._” weergegeven.Modus gemiddeld brandstofverbruikDe weergave van het gemiddelde brand-
stofverbruik kan worden ingesteld op
“AVE_ _._ km/L”, “AVE_ _._ L/100 km” of
“AVE_ _._ MPG” (alleen Verenigd Konink-
rijk).
Deze weergave toont het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de weergave op
nul is teruggezet.
“AVE_ _._ km/L”: De gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op 1.0
L brandstof wordt weergegeven.
“AVE_ _._ L/100 km”: De gemiddelde
hoeveelheid brandstof die nodig is om
100 km af te leggen wordt weergege-
ven.
“AVE_ _._ MPG” (alleen Verenigd Ko-
ninkrijk): De gemiddelde afstand die
kan worden afgelegd op 1.0 Imp.gal
brandstof wordt weergegeven.
Houd de toets “SELECT” een seconde lang
ingedrukt om te wisselen tussen de weer-
gaven voor het gemiddelde brandstofver-
bruik terwijl een van de weergaven wordt
getoond.
Om de weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik terug te stellen selecteert
u deze door op de toets “SELECT” te druk-
ken en dan de toets “RESET” minstens een
seconde lang ingedrukt te houden.
OPMERKINGNa het terugstellen van een weergave van
het gemiddelde brandstofverbruik wordt “_
_._” weergegeven voor die weergave totdat
de machine 1 km (0.6 mi) heeft afgelegd.
1. Weergave huidig brandstofverbruik
1
1. Weergave gemiddeld brandstofverbruik
1
U2SGD0D0.book Page 12 Monday, June 17, 2013 2:19 PM
Page 28 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-13
3
Aandui din g in geschakel de versnellin g
Deze aanduiding geeft aan welke versnel-
ling is ingeschakeld. De vrijstand wordt
aangegeven door “ ” en door het vrij-
standcontrolelampje.
Rijmo dusweer gave Deze weergave geeft aan welke rijmodus is
geselecteerd: “STD”, “A” of “B”. Zie voor
meer informatie over de modi en hoe u
deze kunt selecteren pagina 3-17 en 3-19.
Weer
gave koelvloeistoftemperatuur
De weergave koelvloeistoftemperatuur
geeft de temperatuur van de koelvloeistof
aan.
OPMERKINGAls de weergave koelvloeistof wordt gese-
lecteerd, wordt eerst gedurende 1 seconde
“C” weergegeven. Daarna wordt de koel-
vloeistoftemperatuur getoond.
LET OP
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.Weer gave luchtaanzui gtemperatuur
De weergave luchtaanzuigtemperatuur
geeft de temperatuur aan van de lucht die
het luchtfilterhuis wordt binnengezogen.
Draai de sleutel naar “ON” en druk op de
toets “RESET” om van de weergave van de
koelvloeistoftemperatuur naar de weergave
van de inlaatluchttemperatuur te gaan.
Druk nogmaals op de toets “RESET” om
naar de weergave van de koelvloeistoftem-
peratuur terug te keren.
1. Vrijstandcontrolelampje “ ”
2. Aanduiding ingeschakelde versnelling
1. Rijmodusweergave
211
1. Weergave koelvloeistoftemperatuur
1
1. Weergave luchtaanzuigtemperatuur
1
U2SGD0D0.book Page 13 Monday, June 17, 2013 2:19 PM
Page 29 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-14
3
OPMERKINGZelfs als de weergave luchtaanzuig-
temperatuur is geselecteerd, gaat het
waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur branden als de motor
oververhit raakt.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, wordt automatisch de koel-
vloeistoftemperatuur weergegeven,
zelfs als de luchtaanzuigtemperatuur
werd weergegeven voordat de sleutel
naar “OFF” werd gedraaid.
Als de weergave luchtaanzuigtempe-
ratuur wordt geselecteerd, wordt ge-
durende 1 seconde “A” weergegeven
en wordt vervolgens “A” en de lucht-
aanzuigtemperatuur weergegeven.
Mo dusweer gave tractiere gelin g
Deze weergave geeft aan welke modus van
de tractieregeling is geselecteerd. Zie voor
meer informatie over de modi en hoe u
deze kunt selecteren pagina 3-21. Zelf
dia gnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagno-
sesysteem voor diverse elektrische circuits.
Als in de circuits van het startblokkeersy-
steem een storing wordt gedetecteerd,
knippert het controle lampje startblokkering
en geeft het display een foutcode weer.
Als in enig ander circuit een storing wordt
gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en
geeft het display een foutcode weer.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.1. Modusweergave tractieregeling
1
1. Weergave foutcode
2. Controlelampje startblokkering
3. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
132
U2SGD0D0.book Page 14 Monday, June 17, 2013 2:19 PM
Page 30 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-15
3
OPMERKINGAls het display foutcode 52 van het circuit
van het startblokkeersysteem weergeeft,
betreft dit mogelijk een storing in het trans-
pondersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan de volgende procedure.1. Start de motor met behulp van de co-deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden
gestart.2. Als de motor start, zet deze dan weeruit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart met een of beide standaardsleutels,
breng dan de machine, de codeer-
sleutel en beide standaardsleutels
naar een Yamaha dealer en laat de
standaardsleutels opnieuw coderen.
LET OP
DCA11591
Wanneer het d isplay een foutco de aan-
g eeft, moet de machine zo spoe dig mo-
g elijk wor den gecontroleer d om
motorscha de te voorkomen.Instelfunctie voor displayhel derhei d en
voor controlelampje schakelmoment
Deze modus stelt u in staat om wijzigingen
aan te brengen in vijf instellingen door de
volgende stappen uit te voeren. 1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk de “SELECT”-toets in en houd deze ingedrukt. 3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf
seconden en laat dan de “SELECT”-
toets los. De instelfunctie voor de dis-
playhelderheid is geselecteerd.
4. Druk op de “SELECT”-toets om tus-
sen de functies te wisselen in de on-
derstaande volgorde:a. Displayhelderheid:
Met deze functie regelt u de hel-
derheid van de weergaven en de
toerenteller in overeenstemming
met het aanwezige daglicht.
b. Activiteit van het controlelampje schakelmoment:
Via deze functie kiest u of het con-
trolelampje geactiveerd moet wor-
den en of het bij activering moet
knipperen of continu moet bran-
den.
c. Activeren van het controlelampje
schakelmoment:
Met deze functie kiest u het motor-
toerental waarbij het controle-
lampje wordt geactiveerd.
d. Deactiveren van het controlelamp- je schakelmoment:
Met deze functie kiest u het motor-
toerental waarbij het controle-
lampje wordt gedeactiveerd.
e. Helderheid van het controlelampje schakelmoment:1. Activeringsbereik van het controlelampje schakelmoment
2. Controlelampje schakelmoment
3. Displays met instelbare helderheid
4. Weergave helderheidsniveau
1
2
3
4
U2SGD0D0.book Page 15 Monday, June 17, 2013 2:19 PM
Page 31 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-16
3
Met deze functie regelt u de hel-
derheid van het controlelampje
volgens uw voorkeur.
OPMERKINGDe weergave geeft de huidige instelling
voor elke functie weer, behalve voor de
functie activiteit van het controlelampje
schakelmoment.De helderheid instellen van de displays vande multifunctionele meter en toerenteller1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk de “SELECT”-toets in en houd
deze ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf seconden en laat dan de “SELECT”-
toets los.
4. Druk op de “RESET”-toets om de ge- wenste displayhelderheid te kiezen.
5. Druk op de “SELECT”-toets om het geselecteerde helderheidsniveau te
bevestigen. De instelfunctie gaat over
naar de functie activiteit van het con-
trolelampje schakelmoment.
Instellen van de functie activiteit van hetcontrolelampje schakelmoment1. Druk op de toets “RESET” om een van de volgende instellingen voor de acti-
viteit van het controlelampje te kiezen:
Het controlelampje blijft na acti-
vering branden. (Deze instelling
is geselecteerd wanneer het con-
trolelampje aan blijft.)
Het controlelampje gaat bij acti-
vering knipperen. (Deze instelling
is geselecteerd wanneer het con-
trolelampje vier keer per seconde
knippert.)
Het controlelampje is gedeacti-
veerd, het zal dus niet branden of
knipperen. (Deze instelling is ac-
tief wanneer het controlelampje
één keer per twee seconden
knippert.)
2 . Dr u k o p de t o e ts “ S E L E CT ” o m d e g e- selecteerde activiteit van het controle-
lampje te bevestigen. De instelfunctie
gaat over naar de functie activering
van het controlelampje schakelmo-
ment.
Instellen van de functie activering van het
controlelampje schakelmomentOPMERKINGDe functie activering van het controlelamp-
je schakelmoment kan worden ingesteld
tussen 7000 tpm en 15000 tpm. Van 7000
tpm tot 12000 tpm kan het controlelampje
worden ingesteld in stappen van 500 tpm. Van 12000 tpm tot 15000 tpm kan het con-
trolelampje worden ingesteld in stappen
van 200 tpm.
1. Druk de “RESET”-toets in om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De instelfunctie gaat over
naar de functie deactiveren van het
controlelampje schakelmoment.
Instellen van de functie deactiveren van hetcontrolelampje schakelmomentOPMERKING De functie deactiveren van het contro-
lelampje schakelmoment kan worden
ingesteld tussen 7000 tpm en 15000
tpm. Van 7000 tpm tot 12000 tpm kan
het controlelampje worden ingesteld
in stappen van 500 tpm. Van 12000
tpm tot 15000 tpm kan het controle-
lampje worden ingesteld in stappen
van 200 tpm.
Denk eraan dat de deactiveerfunctie
op een hoger toerental moet worden
ingesteld dan de activeerfunctie, an-
ders zal het controlelampje schakel-
moment gedeactiveerd blijven.
U2SGD0D0.book Page 16 Monday, June 17, 2013 2:19 PM
Page 32 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-17
3
1. Druk op de toets “RESET” om het mo-tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De instelfunctie gaat over
naar de functie helderheid van het
controlelampje schakelmoment.
Instellen van de helderheid van het contro-lelampje schakelmoment1. Druk op de toets “RESET” om de ge- wenste helderheid van het controle-
lampje te kiezen.
2. Druk de “SELECT”-toets in om de ge-
selecteerde helderheid van het con-
trolelampje te bevestigen. Het display
keert terug naar de kilometerteller- of
rittellerweergave.
DAU47633
D-mo de (rijmo dus)D-mode is een elektronisch geregeld mo-
torprestatiesysteem met drie modi: (“STD”,
“A” en “B”).
Druk de rijmodusscha kelaar “MODE” in om
te wisselen tussen de modi. (Zie pagina
3-19 voor uitleg over de rijmodusschake-
laar.)OPMERKINGMaak uzelf vertrouwd met de werking van
D-mode en de rijmodusschakelaar MODE
alvorens het systeem te gebruiken.Mo dus “STD”
Modus “STD” is geschikt voor uiteenlopen-
de rijomstandigheden. Deze modus biedt een soepel en sportief
rijgedrag van het lage- tot het hogetoeren-
bereik.
Mo
dus “A”
Modus “A” biedt een sportievere motorres-
pons in het lage en middenbereik in verge-
lijking met de modus “STD”.
Mo dus “B”
Modus “B” biedt een wat minder scherpe
respons in vergelijking met de modus
“STD” voor rijsituaties om die een sensitie-
ve gasrespons vragen.1. Rijmodusschakelaar “MODE”
1
U2SGD0D0.book Page 17 Monday, June 17, 2013 2:19 PM