Page 57 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
indicator olieverversing terug te stellen
voordat de olieverversingstermijn is ver-
streken, maar kijk wel of de indicator ca. 1.4
seconde brandt nadat de “OIL CHANGE”-
knop is losgelaten; zo niet, herhaal dan de
procedure.
DAU20067
EindoverbrengingsolieHet eindoverbrengingshuis moet voor elke
rit worden gecontroleerd op olielekkage. In
geval van lekkage dient u de scooter door
een Yamaha dealer te laten nakijken en re-
pareren. Bovendien dient de eindoverbren-
gingsolie als volgt te worden ververst op de
tijdstippen vermeld in het periodieke onder-
houds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm de eindover-
brengingsolie op door enkele minuten
te rijden en zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het
eindoverbrengingshuis om de ge-
bruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de vuldop van de eindover-
brengingsolie met de o-ring uit het
eindoverbrengingshuis.5. Verwijder de aftapplug van de eind-
overbrengingsolie met de pakking om
de olie uit het eindoverbrengingshuis
te laten stromen.
6. Monteer de aftapplug van de eind-
overbrengingsolie met de nieuwe pak-
king en zet de bout vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
7. Vul met de aangegeven hoeveelheid
van de aanbevolen eindoverbren-
gingsolie. WAARSCHUWING! Zorg
ervoor dat geen vreemde materia-
1. Vuldop versnellingsbakolie
2. O-ring
3. Aftapplug versnellingsbakolie
4. Pakking
Aanhaalmoment:
Aftapplug eindoverbrengingsolie:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
21
34
U1SDD1D0.book Page 16 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM
Page 58 of 92
![YAMAHA XMAX 400 2014 Instructieboekje (in Dutch) PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
len in het eindoverbrengingshuis te-
rechtkomen. Zorg ervoor dat geen
olie op de band of het wiel terecht-
komt.
[DWA11312]
8. Plaats de vuldop van de eindo YAMAHA XMAX 400 2014 Instructieboekje (in Dutch) PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
len in het eindoverbrengingshuis te-
rechtkomen. Zorg ervoor dat geen
olie op de band of het wiel terecht-
komt.
[DWA11312]
8. Plaats de vuldop van de eindo](/manual-img/51/53006/w960_53006-57.png)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
len in het eindoverbrengingshuis te-
rechtkomen. Zorg ervoor dat geen
olie op de band of het wiel terecht-
komt.
[DWA11312]
8. Plaats de vuldop van de eindover-
brengingsolie met de nieuwe o-ring en
draai de vuldop vast.
9. Controleer het eindoverbrengingshuis
op olielekkage. Zoek in geval van lek-
kage naar de oorzaak.
DAU20071
KoelvloeistofVoor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAUM3043
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
2. Open het voorste opbergcomparti-
ment A. (Zie pagina 3-16.)OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.3. Controleer het koelvloeistofniveau via
het kijkglas.
OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.4. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor het mini-
mumniveau bevindt, verwijder dan pa-
neel B. (Zie pagina 6-9.)
5. Open de dop van het koelvloeistofre-
servoir, en vul koelvloeistof bij tot aan
de merkstreep voor maximumniveau.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15162]
LET OP: Als er geen
koelvloeistof aanwezig is, gebruik Aanbevolen eindoverbrengingsolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveauZAUM1029
2 1
Coolant LevelCoolant L
evelH
ighH
igh
LowLo
w
U1SDD1D0.book Page 17 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM
Page 59 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-
bruik geen hard water of zout wa-
ter, dit is schadelijk voor de motor.
Als er in plaats van koelvloeistof
water is gebruikt, vervang dit dan
zo snel mogelijk door koelvloeistof,
anders is het systeem niet be-
schermd tegen vorst en corrosie.
Als er water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, laat dan een Yamaha
dealer zo snel mogelijk het anti-
vriesgehalte van de koelvloeistof
controleren om te voorkomen dat
de effectiviteit van de koelvloeistof
afneemt.
[DCA10473]
6. Sluit de reservoirdop en breng vervol-
gens het paneel aan.
7. Sluit het voorste opbergcomparti-
ment.
DAU33032
De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10382]DAUM3051
Luchtfilterelementen, aftapslan-
gen en luchtfilterelement in V-
snaarbehuizingDe luchtfilterelementen en het luchtfilterele-
ment in de V-snaarbehuizing moeten wor-
den gereinigd volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Reinig alle luchtfilterele-
menten vaker als u in zeer stoffige of
vochtige gebieden rijdt.
Luchtfilterelementen vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.OPMERKINGWerk als volgt bij beide luchtfilterelemen-
ten.2. Verwijder het deksel van het luchtfil-
terhuis door de rubber doppen en de
schroeven te verwijderen.
1. Dop koelvloeistofreservoirInhoud koelvloeistofreservoir:
0.31 L (0.33 US qt, 0.27 Imp.qt)ZAUM10301
U1SDD1D0.book Page 18 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM
Page 60 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
Links
Rechts
3. Trek het luchtfilterelement uit.Links
Rechts
4. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen. LET OP:
Zorg ervoor dat elk filterelement
goed aanligt in de behuizing. Ver-vang altijd beide luchtfilterelemen-
ten tegelijk om slechte prestaties of
beschadiging van de motor te voor-
komen. Laat de motor nooit draaien
met de filterelementen uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken.
[DCA12924]
6. Breng de rubber doppen aan.
Reinigen van de luchtfilteraftapslangen
1. Controleer of zich in de aftapslang aan
de onderzijde van beide luchtfilterhui-
zen water of vuil heeft verzameld.
Links
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
3. Rubber dop
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
3. Rubber dop
1
21
13
3
1
1
23
1. Luchtfilterelement
1. Luchtfilterelement
1
1
1. Aftapslang luchtfilter
1
U1SDD1D0.book Page 19 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM
Page 61 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
6
Rechts
2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
Reinigen van het luchtfilterelement in de
v-snaarbehuizing
1. Verwijder paneel A. (Zie pagina 6-9.)
2. Verwijder het linkerdeksel van het
luchtfilter.
3. Verwijder het luchtfilterdeksel op de
V-snaarbehuizing door de schroeven
te verwijderen.4. Verwijder het luchtfilterelement in de
V-snaarbehuizing door de schroeven
te verwijderen.5. Geef een paar tikjes tegen het luchtfil-
terelement in de V-snaarbehuizing om
het meeste stof en vuil te verwijderen
en blaas dan het nog achtergebleven
vuil weg met perslucht zoals getoond.
6. Controleer het luchtfilterelement in de
v-snaarbehuizing op beschadiging en
vervang indien nodig.
7. Monteer het luchtfilterelement in de V-
snaarbehuizing door de schroeven
aan te brengen. LET OP: Zorg ervoor
dat het filterelement in de V-snaar-
behuizing goed in zijn behuizing
aanligt.
[DCA12942]
8. Monteer het luchtfilterdeksel van de
V-snaarbehuizing door de schroeven
aan te brengen.
9. Monteer het linkerdeksel van het
luchtfilter.
10. Monteer het paneel.
1. Aftapslang luchtfilter
1
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing
1. Schroef
2. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizingZAUM10312
11
2
1 1
U1SDD1D0.book Page 20 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM
Page 62 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
6
DAU21385
De vrije slag van de gasgreep
controlerenDe vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21402
KlepspelingDe klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21877
BandenBanden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen
door de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10504
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is aan
de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagag
e en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
1. Vrije slag van gasgreepU1SDD1D0.book Page 21 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM
Page 63 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
6
WAARSCHUWING
DWA10512
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op
het midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band
onmiddellijk door een Yamaha dealer wor-
den vervangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless banden.
Banden verouderen, zelfs als ze niet of
slechts sporadisch zijn gebruikt. Scheuren
in het rubber van het loopvlak en de wang
van de band, soms in combinatie met ver-
vorming van het karkas, zijn een teken van
veroudering. Oude banden moeten worden
gecontroleerd door bandenspecialisten om
na te gaan of ze geschikt zijn voor verder
gebruik.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieron-
der vermelde banden voor dit model goed-
gekeurd door Yamaha Motor Co., Ltd. Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
220 kPa (2.20 kgf/cm2, 32 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm2, 36 psi)
YP400R 90–185 kg (198–408 lb)
YP400RA 90–181 kg (198–399 lb):
Voor:
220 kPa (2.20 kgf/cm2, 32 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm2, 36 psi)
Maximale belasting*:
YP400R 185 kg (408 lb)
YP400RA 181 kg (399 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
12
U1SDD1D0.book Page 22 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM
Page 64 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
6
WAARSCHUWING
DWA10472
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts
effect op de rijstabiliteit, waardoor
u de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.Rijd niet te snel direct na het ver-
wisselen van een band. Het band-
oppervlak dient eerst te zijn
ingereden voordat het zijn optimale
eigenschappen verkrijgt.
DAU21995
GietwielenLet ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren of
kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden
tot gevolg hebben.
Draai na reparatie of vervanging van
de achterband de ventielmoer en de
borgmoer vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment. Voorband:
Maat:
120/70-15 M/C 56S
Fabrikant/model:
MICHELIN/CITY GRIP
SAVA/DIAMONDS MC28
Achterband:
Maat:
150/70-13 M/C 64S
Fabrikant/model:
MICHELIN/CITY GRIP
SAVA/DIAMONDS MC28
U1SDD1D0.book Page 23 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM