Page 25 of 92

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-10
3
DAU1234F
StuurschakelaarsLinks
Rechts
DAU12351
Lichtsignaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12401
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12722
Startknop “ ”
Druk met de zijstandaard omhoog op deze
knop terwijl u de voor- of achterrem be-
krachtigt om de motor te starten met de
startmotor. Zie pagina 5-1 voor startin-
structies voordat u de motor start.
DAU41701
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12734
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ont-
laden.
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
1. Schakelaar alarmverlichting “ ”
2. Startknop “ ”
U1SDD1D0.book Page 10 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM
Page 26 of 92

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-11
3
DAU12902
VoorremhendelDe voorremhendel bevindt zich aan de
rechterzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar de gasgreep toe om de voorrem te be-
krachtigen.
DAU12952
AchterremhendelDe achterremhendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar het stuur toe om de achterrem te be-
krachtigen.
DAU54001
ABS (voor modellen met ABS)Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendels. Ga in dat geval
door met remmen en laat het ABS-systeem
het werk doen. Ga niet “pompend” rem-
men, dit vermindert de remeffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
1. Voorremhendel
1. Achterremhendel
U1SDD1D0.book Page 11 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM
Page 27 of 92

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-12
3
OPMERKINGHet ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid aan de voorkant van
het voertuig en wanneer u een rem-
hendel licht aantrekt, voelt u eventueel
een trilling in de hendel. Dit is normaal.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie, waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de rembediening
terwijl ABS actief is. Er is echter speci-
aal gereedschap vereist, dus neem
voor het uitvoeren van deze test con-
tact op met uw Yamaha dealer.LET OP
DCA16121
Houd alle soorten magneten (inclusief
magneetgrijpers, magnetische schroe-
vendraaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaven. Anders
kunnen de magnetische rotors van de
wielnaven beschadigd raken, waardoor
het ABS-systeem niet meer goed werkt.
DAUM2991
TankdopOpenen van de tankdop
1. Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom. Het slot wordt ontgren-
deld en de klep kan worden geopend.
2. Om de tankdop te verwijderen wordt
deze linksom gedraaid en dan losge-
nomen.
Sluiten van de tankdop
1. Steek de tankdop in de tankopening
en draai de tankdop rechtsom.
1. Voorste wielnaaf
1. Achterste wielnaaf
1
1
1. Tankdop
2. TankdopdekselZAUM1014
12
U1SDD1D0.book Page 12 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM
Page 28 of 92

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-13
3
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstof-
lekkage ontstaat brandgevaar.2. Sluit de klep, draai de sleutel rechts-
om naar de oorspronkelijke stand en
verwijder deze dan.
DAU13222
BrandstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Veeg gemors-
te brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveauZAUM1015
12
U1SDD1D0.book Page 13 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM
Page 29 of 92

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-14
3
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAUM3110
LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motor-
onderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Doorloodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.
DAU13446
UitlaatkatalysatorenDit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
Voo rgeschreven brandstof:
Loodvrije superbenzine (Gasohol
(E10) acceptabel)
Inhoud brandstoftank:
14.0 L (3.70 US gal, 3.08 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
de waarschuwingsindicator brand-
stofniveau knippert):
2.0 L (0.53 US gal, 0.44 Imp.gal)
U1SDD1D0.book Page 14 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM
Page 30 of 92
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-15
3
LET OP
DCA10702
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
DAU13933
ZadelOpenen van het zadel
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Steek de sleutel in het contactslot en
draai deze dan linksom naar “OPEN”.OPMERKINGDruk de sleutel niet in terwijl u deze draait.3. Klap het zadel omhoog.Sluiten van het zadel
1. Klap het zadel omlaag en druk dan
aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit het contactslot als
de scooter onbeheerd wordt achter-
gelaten.
OPMERKINGControleer of het zadel stevig is vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
1. Openen.
1. Zadel openZAUM1016
U1SDD1D0.book Page 15 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM
Page 31 of 92

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-16
3
DAUM3002
OpbergcompartimentenOpbergcompartiment voorzijde A
Steek om het afgesloten opbergcomparti-
ment te openen de sleutel in het slot, draai
deze rechtsom en trek dan aan de hendel.
Het onafgesloten opbergcompartiment
wordt geopend door eenvoudigweg aan de
hendel te trekken.
Om het opbergcompartiment af te sluiten,
drukt u het paneel terug in de oorspronke-
lijke stand. Steek dan de sleutel in het slot,
draai deze linksom en neem de sleutel weer
uit.Opbergcompartiment voorzijde B
Trek aan de hendel om het opbergcompar-
timent te openen.
Om het opbergcompartiment te sluiten
drukt u het paneel terug in de oorspronke-
lijke stand. WAARSCHUWING! Berg geen
zware voorwerpen op in dit comparti-
ment.
[DWA11162]
Achterste opbergcompartiment
In het opbergcompartiment onder het zadel
kunnen twee helmen worden opgeborgen.
(Zie pagina 3-15.)
LET OP
DCA10082
Let op het volgende bij het gebruik van
het opbergcompartiment.
Het opbergcompartiment wordt
warm bij blootstelling aan zon en/of
warmte van de motor, dus bewaar
er geen etenswaren of voorwerpen
in die slecht tegen warmte kunnen
of die ontvlambaar zijn.
Stop natte voorwerpen in een plas-
tic zak alvorens deze in het opberg-
compartiment mee te nemen om te
voorkomen dat het vocht zich door
het opbergcompartiment ver-
spreidt.
1. Openen.
2. Openingshendel opbergcompartiment
3. DekselZAUM1017
3
1 12
1. Openen.
2. Openingshendel opbergcompartiment
3. DekselZAUM1018
2
31 1
1. Achterste opbergcompartiment
U1SDD1D0.book Page 16 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM
Page 32 of 92

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-17
3
Het opbergcompartiment kan nat
worden als de scooter wordt gerei-
nigd, dus stop voorwerpen die u
wilt meenemen ter bescherming in
een plastic zak.
Bewaar geen waardevolle of breek-
bare voorwerpen in het opberg-
compartiment.
WAARSCHUWING
DWA16121
Overschrijd de volgende maximumlaad-
gewichten niet:
Opbergcompartiment A voorzijde: 1
kg (2.2 lb)
Opbergcompartiment B voorzijde: 1
kg (2.2 lb)
Opbergcompartiment achterzijde: 5
kg (11 lb)
Maximumlaadgewicht voor het
voertuig: YP400R 185 kg (408 lb)
YP400RA 181 kg (399 lb)
DAU14893
Afstellen van de schokdem-
perunits
WAARSCHUWING
DWA10211
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en verminderde rijstabiliteit het gevolg
zijn.Elke schokdemperunit is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning.LET OP
DCA10102
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
men.Stel de veervoorspanning als volgt af.
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
ring op beide schokdemperunits in de rich-
ting (a). Draai om de veervoorspanning te
verlagen en zo de vering zachter te maken
de stelring op beide schokdemperunits in
de richting (b).
Zet de gewenste inkeping in de stel-
ring tegenover de positie-indicator op
de schokdemper.Verricht de afstelling met het afstelge-
reedschap voor veervoorspanning in
de boordgereedschapsset.
1. Positie-indicator
2. Stelring veervoorspanning
3. Stelgereedschap veervoorspanningAfstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
1
Standaard:
2
Maximum (hard):
4ZAUM1019
3
1
2
1234
U1SDD1D0.book Page 17 Wednesday, September 18, 2013 1:17 PM