Page 25 of 66

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-1
4
DAU15598
Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en proce-
dures voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.
WAARSCHUWING
DWA11152
Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Rijd niet met de machine als u
een probleem hebt gevonden. Als een probleem niet kan worden opgelost via de procedures in deze handleiding, laat de machi-
ne dan nazien door een Yamaha dealer.Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:
ITEM CONTROLES PAGINA
Brandstof• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
• Vul indien nodig brandstof bij.
• Controleer de brandstofleiding op lekkage.3-5
2-takt injectiesmering• Controleer het olieniveau in het oliereservoir.
• Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer de machine op olielekkage.3-7
Versnellingsbakolie• Controleer de machine op olielekkage. 6-8
Vo or re m• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
• Vervang indien nodig.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorge-
schreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.6-14, 6-14
Achterrem• Controleer de werking.
• Smeer indien nodig de kabel.
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel indien nodig bij.6-13, 6-14
U1S0D2D0.book Page 1 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 26 of 66

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-2
4
Gasgreep• Controleer of de werking soepel is.
• Controleer de vrije slag van de gasgreep.
• Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de gasgreep af te stel-
len en de kabel en het kabelhuis te smeren.6-10, 6-16
Wielen en banden• Controleer op schade.
• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig.6-10, 6-12
Remhendels• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.6-16
Middenbok• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig het scharnierpunt.6-17
Framebevestigingen• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Zet indien nodig vast.—
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars• Controleer de werking.
• Corrigeer indien nodig.—
Accu• Controleer het voeistofniveau.
• Vul indien nodig bij met gedistilleerd water.6-19 ITEM CONTROLES PAGINA
U1S0D2D0.book Page 2 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 27 of 66

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15952
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10272
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAUM3210
Starten van een koude motorLET OP
DCA10251
Zie pagina 5-4 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de machi-
ne in gebruik wordt genomen.1. Draai de sleutel naar “ ”, en draai de
sleutel vervolgens naar “ ” zodra het
waarschuwingslampje olieniveau gaat
branden.LET OP
DCA10241
Als het waarschuwingslampje voor olie-
niveau niet gaat branden, vraag dan een
Yamaha dealer het elektrisch circuit te
testen.2. Zet de choke aan en draai de gas-
greep helemaal dicht. (Zie pagina 3-7.)3. Start de motor door de startknop in te
drukken of het kickstarterpedaal om-
laag te trappen terwijl tegelijkertijd de
voor- of achterrem is bekrachtigd.
Als de motor na indrukken van de
startknop niet wil starten, laat dan de
startknop los, wacht een paar secon-
den en probeer het dan opnieuw. Ie-
dere startpoging moet zo kort
mogelijk duren om de accu te sparen.
Laat de startmotor nooit langer dan 5
seconden achtereen draaien. Probeer
de kickstarter als de motor niet via de
startmotor wil aanslaan.
4. Zet na het starten van de motor de
chokehendel tot halverwege terug.
5. Zet de choke uit zodra de motor warm
is.
P
U
S
H
ZAUM0332
ZAUM0367
U1S0D2D0.book Page 1 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 28 of 66
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
OPMERKINGDe motor is warm wanneer deze vlot rea-
geert op de gasbediening terwijl de choke
uit is gezet.LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van de
motor!
DAU16641
Starten van een warme motorVolg dezelfde procedure als bij starten van
een koude motor, alleen is het gebruik van
de choke niet nodig als de motor warm is.
DAU16762
WegrijdenOPMERKINGLaat de motor warmdraaien voordat u weg-
rijdt.1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep
vast en duw de scooter van de mid-
denbok af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzers aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzers uit.ZAUM0599
U1S0D2D0.book Page 2 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 29 of 66

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
DAU16782
Sneller en langzamer rijdenDe rijsnelheid wordt geregeld door de gas-
greep open of dicht te draaien. Draai de
gasgreep richting (a) om sneller te gaan rij-
den. Draai de gasgreep richting (b) om
langzamer te gaan rijden.
DAU16794
Remmen
WAARSCHUWING
DWA10301
Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). De scooter zou namelijk
kunnen slippen of omvallen.
Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de wegen-
bouw en putdeksels worden in nat-
te toestand zeer glad. U dient deze
obstakels daarom met aangepaste
snelheid te naderen en voorzichtig
te passeren.
Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
Rijd langzaam heuvelafwaarts,
remmen kan tijdens afdalingen
soms lastig zijn.1. Sluit de gasklep volledig.
2. Bekrachtig de voor- en achterrem ge-
lijktijdig en oefen daarbij geleidelijk
meer druk uit.Voor
Achter
(b)
(a)
ZAUM0199
ZAUM1081ZAUM1082
U1S0D2D0.book Page 3 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 30 of 66

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
5
DAU16821
Tips voor een zuinig brandstof-
verbruikHet brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.
Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU16831
InrijperiodeDe belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1000 km (600 mi). Lees daarom de volgen-
de informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag
dit gedurende de eerste 1000 km (600 mi)
niet te zwaar worden belast. De verschillen-
de onderdelen van de motor slijten op el-
kaar in totdat de juiste bedrijfsspelingen zijn
bereikt. Rijd tijdens deze periode nooit
langdurig volgas en vermijd ook andere
manoeuvres die tot oververhitting van de
motor kunnen leiden.
DAUM2092
0–150 km (0–90 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij
1/3 opengedraaid. Varieer de rijsnelheid
van de scooter zo nu en dan. Verander de
stand van de gasgreep regelmatig.
150–500 km (90–300 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij
1/2 opengedraaid.
500–1000 km (300–600 mi)
Houd geen kruissnelheid aan waarbij de
gasgreep voorbij driekwart is openge-
draaid.1000 km (600 mi) en verder
Laat de motor niet langdurig volgas draai-
en. Varieer het toerental zo nu en dan. LET
OP: Na 1000 km (600 mi) moet de eind-
overbrengingsolie worden ververst.
[DCAM1072]LET OP
DCA10271
Als tijdens de inrijperiode motorschade
optreedt, vraag dan direct een Yamaha
dealer de machine te controleren.
U1S0D2D0.book Page 4 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 31 of 66
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-5
5
DAU17214
ParkerenZet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
WAARSCHUWING
DWA10312
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen en brandwonden kun-
nen oplopen.
Parkeer nooit op een helling of een
zachte ondergrond, hierdoor kan
de machine kantelen met mogelijk
brandstoflekkage en brand tot ge-
volg.
Parkeer niet nabij gras of andere
brandbare materialen die vlam zou-
den kunnen vatten.
U1S0D2D0.book Page 5 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 32 of 66

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-1
6
DAU17245
Door periodiek inspecties, afstellingen en
smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u
ervoor dat uw machine in zo veilig en effi-
ciënt mogelijke conditie blijft. De eige-
naar/bestuurder van de machine is
verplicht de optimale veiligheid te waarbor-
gen. Op de volgende pagina’s wordt de be-
langrijkste informatie met betrekking tot
inspecties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
De intervalperioden vermeld in de periodie-
ke onderhoudsschema’s moeten worden
beschouwd als een algemene richtlijn on-
der normale rijcondities. Het is echter mo-
gelijk dat de intervalperioden voor
onderhoud moeten worden verkort afhan-
kelijk van het weer, het terrein, de geografi-
sche locatie en individueel gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10322
Het niet of onjuist uitvoeren van onder-
houd aan de machine vergroot het risico
op letsel of overlijden tijdens het uitvoe-
ren van onderhoud of het rijden met de
machine. Als u niet bekend bent met
voertuigonderhoud, laat het onderhoud
dan uitvoeren door uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA15123
Zet voor het uitvoeren van onderhoud de
motor af tenzij anders aangegeven.
Een draaiende motor heeft bewe-
gende delen die lichaamsdelen of
kleding kunnen grijpen en elektri-
sche onderdelen die schokken of
brand kunnen veroorzaken.
Het laten draaien van de motor tij-
dens het uitvoeren van onderhoud
kan leiden tot oogletsel, brandwon-
den, brand of koolmonoxidevergif-
tiging, mogelijk met de dood tot
gevolg. Zie pagina 1-2 voor meer in-
formatie over koolmonoxid
e.
WAARSCHUWING
DWA15461
Remschijven, -klauwen, -trommels en
-voeringen kunnen tijdens het gebruik
zeer heet worden. Laat onderdelen van
het remsysteem afkoelen alvorens deze
aan te raken.
DAU17303
Emissiecontroles zorgen niet alleen voor
een betere luchtkwaliteit, maar zijn ook zeer
belangrijk voor een juiste werking van de
motor en om maximale prestaties te beha-
len. In de volgende periodieke onderhouds-
schema’s is het emissiecontrole-
onderhoud apart gegroepeerd. Dit onder-
houd vereist gespecialiseerde gegevens,
kennis en gereedschap. Onderhoud, ver-
vanging, of reparatie van emissiecontrole-
apparatuur en -systemen kan door elke
gecertificeerde reparateur worden uitge-
voerd (indien van toepassing). Yamaha
dealers beschikken over de training en het
gereedschap om dit onderhoud uit te voe-
ren.
U1S0D2D0.book Page 1 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM