148Verzorging van de auto
Bij een bezoek aan een wasstraat, deaanwijzingen van de exploitant opvol‐
gen. Voorruitwissers en achterruit‐
wisser uitschakelen. Antenne en ac‐
cessoires op de buitenkant van de
auto zoals een dakdragersysteem
verwijderen.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten grondig schoongespoten wordt.
Randen en naden van geopende por‐
tieren, achterklep en motorkap en de
gebieden die erdoor bedekt worden
reinigen.Voorzichtig
Gebruik altijd een reinigingsmid‐
del met een pH-waarde van 4 tot 9.
Gebruik reinigingsmiddelen niet
op warme oppervlakken.
Laat alle portierscharnieren door een
werkplaats smeren.
Reinig de motorruimte niet met een
stoomcleaner of hogedrukreiniger.
Daarna de auto grondig afspoelen en afzemen. Zeemlap vaak uitspoelen.
Voor de carrosserie en de ruiten ver‐
schillende zeemlappen gebruiken:
wasresten op de ruiten belemmeren
het zicht.
Teervlekken niet met harde voorwer‐
pen verwijderen. Op gelakte opper‐
vlakken een spray voor het verwijde‐
ren van teervlekken gebruiken.
Rijverlichting De glazen van de koplampen en de
andere lampen zijn gemaakt van
kunststof. Geen schurende, bijtende
of agressieve middelen of ijskrabbers
gebruiken en ze niet droog reinigen.
Polijsten en in de was zetten Zet de auto regelmatig in de was (ui‐terlijk wanneer het water geen drup‐peltjes meer vormt). Anders zal het
lakwerk uitdrogen.
Polijsten is alleen nodig als de laklaag
mat geworden is of aanslag vertoont.
Autopolish met siliconen vormt een
vuilwerende laag, waardoor in de was
zetten overbodig is.Kunststof carrosseriedelen mogen niet met autowas of polijstmiddelen
worden behandeld.
Ruiten en ruitenwisserbladen
Een zachte, pluisvrije doek of een
zeemleer en een ruitenreiniger en in‐
sectenverwijderaar gebruiken.
Wrijf bij het reinigen van de achterruit van de binnenkant altijd parallel aan
het verwarmingselement om schade
te voorkomen.
Om handmatig ijs te verwijderen, een ijskrabber met een scherpe rand ge‐
bruiken. IJskrabber stevig tegen de
ruit drukken, zodat er geen vuil onder
de krabber kan komen en er geen
krassen op de ruit worden gemaakt.
Wisserbladen die strepen trekken,
met een zachte doek en een ruiten‐
reiniger reinigen.
Velgen en banden
Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.
173
Bekleding.................................... 149
Beladingsinformatie .....................61
Beslagen lampglazen ..................85
Beveiliging van de auto ................27
Bevestigingsrails en-haken ..........60
Binnenspiegels ............................. 31
Binnenverlichting .................85, 132
Bolle vorm .................................... 29
Boordgereedschap .....................135
Boordinformatie ........................... 78
Brandstof .................................... 113
Brandstofmeter ............................ 69
Brandstoftoevoerafsluiting bij overtoeren ................................ 98
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 115
Brandstof voor benzinemotoren 113
Brandstof voor dieselmotoren ...113
Buitenspiegels .............................. 29
Buitentemperatuur .......................66
Buitenverlichting ....................76, 82
C Car Pass ...................................... 19
Centrale vergrendeling ................21
Claxon ................................... 14, 64
Code ............................................. 78
Conformiteitsverklaring ...............170
Contactslotstanden ......................97
Controlelampen ......................68, 71
Controle over de auto ..................96Controles.................................... 120
Cruise control ...................... 76, 108
D Dagrijlicht ...................................... 82
Dakdrager .................................... 61
Dashboard .................................... 10
Derde remlicht ........................... 131
Diefstalalarmsysteem ..................27
Dieselbrandstoffilter ...................127
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 127
Dimlicht of grootlicht ...............82, 83
Driepuntsgordel ........................... 42
Driver Information Center .............77
E Elektrisch bediende ruiten ...........31
Elektrische aansluitingen .............67
Elektrische verstelling ..................30
Elektrisch systeem...................... 133
Elektronische rijprogramma's ....103
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) .................75, 107
Event Data Recorders (EDR) .....170
F
Frontaal airbagsysteem ...............47G
Geautomatiseerde versnellingsbak ......................100
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen ........................... 78
Gereedschap ............................. 135
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................61
Gloeilamp vervangen ................128
Gordels ......................................... 41
Gordelverklikker ........................... 73
Gordijnairbagsysteem .................. 48 Grootlicht ............................... 76, 83
H Handbediende ruiten ...................31
Handgeschakelde modus ..........102
Handgeschakelde versnellingsbak ......................100
Handmatige dimfunctie ................31
Handmatig verstellen ...................29
Handrem .................................... 105
Handschoenenkastje ...................58
Handzender .................................. 19
Hoofdsteunen .............................. 34
Hoofdsteunverstelling ....................8
Hulpverwarming............................ 90