Page 105 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen103
Activeert of deactiveert de instap‐
verlichting.
Duur tijdens uitstappen :
Activeert of deactiveert en veran‐
dert de duur van de uitstapverlich‐
ting.
■ Portiervergrendeling
Automatische portiervergr. : acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche portierontgrendelfunctie na‐
dat het contact werd uitgezet. Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelfunctie na‐
dat u begint te rijden.
Geen vergr. bij portier open : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche portiervergrendelfunctie wan‐
neer een portier openstaat.
Vertr. Portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelfunctie.
■ Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb ontgr. op afstand :
Activeert of deactiveert alarmknip‐ perlichtsignaal bij het ontgrende‐ len.Portierontgr. op afstand : Verandert
de configuratie om alleen het be‐
stuurdersportier of de hele auto te ontgrendelen.
■ Fabrieksinstellingen herstellen :
Reset alle functies op standaardin‐
stellingen.
Instellingen in het
Colour-Info-Display Navi 600
Druk op de toets CONFIG. Nu ver‐
schijnt het menu Instellingen.De volgende instellingen kunnen wor‐
den geselecteerd door draaien van
en indrukken van de multifunctionele toets:
■ Talen
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstellingen
■ Navigatie-instellingen
■ Auto-instellingen
■ Displayinstellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Talen
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 79.
Radio-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Page 106 of 225

104Instrumenten en bedieningsorganen
Telefooninstellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Navigatie-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Auto-instellingen
■ Klimaat- en luchtkwaliteit
Ventilatorregeling : Verandert de
aanjagerregeling. De gewijzigde in‐
stelling wordt actief nadat het con‐
tact uit en opnieuw aan wordt ge‐ zet.
Airconditioning : Activeert of deacti‐
veert koeling.
Autom. ontwasemen : Ondersteunt
het ontvochtigen van de voorruit
door het automatisch selecteren van de vereiste instellingen en de
automatische aircomodus.
Autom. achterruitverwarming : Au‐
tomatische activering van achter‐
ruitverwarming.
■ Comfortinstellingen
Volume signaaltonen : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Autom. wisser achter bij achteruit :
Activeert of deactiveert automati‐
sche inschakeling achterruitwisser
bij inschakelen achteruitversnel‐
ling.
■ Parkeersensor / botsherkenning
Parkeersensor : Activeert of deacti‐
veert ultrasoonparkeerhulp.
■ Wegverlichting
Duur bij uitstappen : Activeert of
deactiveert en verandert de duur
van de uitstapverlichting.
Lokalisatielichten : Activeert of
deactiveert de welkomstverlichting.
■ Deurvergrendeling
Automatische vergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche portierontgrendelfunctie na‐
dat het contact werd uitgezet. Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelfunctie na‐
dat u begint te rijden.
Geen vergrendeling bij open deur :
Activeert of deactiveert de automa‐
tische portiervergrendelfunctie
wanneer een portier openstaat.
Page 107 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen105
■Vergrendel / ontgrendel / start op
afstand
Melding bij ontgrendelen : Activeert
of deactiveert alarmknipperlichtsig‐
naal bij het ontgrendelen.
Ontgrendelen op afstand : Veran‐
dert de configuratie om alleen het
bestuurdersportier of de hele auto
te ontgrendelen.
Deuren autom. opnieuw
vergrendelen : Activeert of deacti‐
veert de automatische hervergren‐
deling na het ontgrendelen zonder
de auto te openen.
■ Terug op standaardinstellingen
Terug op standaardinstellingen :
Reset alle functies op standaardin‐
stellingen.
Displayinstellingen
Te selecteren displayinstellingen:
■ Dagdesign : Optimale instelling bij
daglicht.
■ Nachtdesign : Optimale instelling in
het donker.■ Automatisch : Het display gaat naar
een andere modus als de verlich‐
ting wordt in-/uitgeschakeld.
■ Achteruitrijcamera : Wijzigt de in‐
stellingen van de achteruitkijkca‐ mera.
■ Fotolijst : Zie beschrijving voor het
Infotainmentsysteem in de handlei‐ ding bij het Infotainmentsysteem.
Instellingen in het Colour-Info-
Display CD 600/Navi 650/Navi 950
Druk op de CONFIG-knop op het pa‐
neel van het Infotainmentsysteem om
het Configuratie-menu te openen.
Draai aan de multifunctionele knop
om naar boven of naar beneden door de lijst te scrollen. Druk op de multi‐functionele knop (Navi 950 /
Navi 650: druk op de buitenste ring)
om een menu-onderdeel te selecte‐
ren.
■ Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstelling
■ Navigatie-instellingen
■ Displayinstellingen
■ Voertuig instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Page 108 of 225

106Instrumenten en bedieningsorganen
Tijd en datum
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Radio-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Telefooninstelling
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Navigatie-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Displayinstellingen ■ Menu startpagina :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
■ Optie camera achter :
Druk hierop om de opties van de achteruitrijcamera aan te passen
3 148.■ Display Uit :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
■ Kaartinstellingen :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
Voertuig instellingen ■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Veran‐
dert de aanjagerregeling. De gewij‐ zigde instelling wordt actief nadathet contact uit en opnieuw aan
wordt gezet.
Klimaatregelingsmodus : Activeert
of deactiveert de koeling wanneer
het contact wordt ingeschakeld of
hanteert de laatst gekozen instel‐ ling.
Automatische ontwaseming : voor
in- of uitschakelen van de automa‐ tische ontwaseming.
Autom. achterruitverwarming : voor
automatisch inschakelen van de achterruitverwarming.■ Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : acti‐
veert of deactiveert de persoonlijke instellingen.
Wis auto. achter in achteruit : Acti‐
veert of deactiveert automatische
inschakeling achterruitwisser bij in‐ schakelen achteruitversnelling.
■ Aanrijdings-detectiesystemen
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert ultrasoonsensoren.
■ Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de instapver‐
lichting.
Duur tijdens uitstappen : Activeert of
deactiveert en verandert de duur
van de uitstapverlichting.
■ Portiervergrendeling
Geen vergr. bij portier open : In- of
uitschakelen van de automatische
portiervergrendelfunctie wanneer
een portier openstaat.
Page 109 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen107
Automatische portiervergr.: acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelfunctie na‐
dat het contact werd uitgezet. Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunctie
nadat de auto is weggereden.
Vertr. portiervergrendeling : in- of
uitschakelen van de vertraagde
portiervergrendelfunctie.
■ Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb. vergr. op afstand : voor in- of
uitschakelen van alarmknipper‐
lichtsignaal bij het vergrendelen.
Feedback ontgrendeling op
afstand : Activeert of deactiveert
alarmknipperlichtsignaal bij het ont‐ grendelen.
Portier ontgrendelen op afstand :
voor het veranderen van de confi‐
guratie om alleen het bestuurders‐ portier of de hele auto te ontgren‐
delen.
Automatische deurrvergrendeling :
Activeert of deactiveert de automa‐ tische hervergrendeling na het ont‐grendelen zonder de auto te ope‐
nen.
■ Fabrieksinstellingen herstellen :
Reset alle functies op standaardin‐
stellingen.
Page 110 of 225
108VerlichtingVerlichtingRijverlichting.............................. 108
Binnenverlichting .......................114
Verlichtingsfuncties ....................116Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO=automatische verlichting:
de rijverlichting wordt au‐
tomatisch in- en uitgescha‐ keld, afhankelijk van het
omgevingslicht.m=activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting. Schakelaar keert
terug naar AUTO8=zijmarkeringslichten9=dimlichtAuto’s zonder automatische verlich‐
ting:7=uit
Achterlichten
De achterlichten branden samen met het dimlicht en de zijmarkeringslich‐
ten.
Automatische verlichting
Page 111 of 225

Verlichting109
Bij het inschakelen van de automati‐
sche verlichting terwijl de motor
draait, schakelt het systeem automa‐
tisch tussen het dagrijlicht en het dim‐ licht, afhankelijk van het
omgevingslicht.
Dagrijlicht 3 110.
Automatische
koplampinschakeling
Bij weinig licht wordt het dimlicht in‐
geschakeld.
Tunneldetectie Bij het ingaan van een tunnel wordt
het dimlicht ingeschakeld.
Adaptief rijlicht (AFL) 3 111.Grootlicht
Omschakelen van dimlicht naar
grootlicht door de hendel van u af te
duwen.
Om het dimlicht in te schakelen, duwt
u nogmaals tegen de hendel of u trekt eraan.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.
Koplampverstelling
Handmatig instellen koplampreikwijdte
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwiel‐
tje ? in de gewenste stand.
0=zitplaatsen voorin bezet1=alle zitplaatsen bezet2=alle zitplaatsen bezet en ba‐
gage in de bagageruimte3=bestuurdersstoel bezet en ba‐
gage in de bagageruimte
Page 112 of 225

110VerlichtingKoplampinstelling in het
buitenland Het asymmetrische dimlicht biedt
meer zicht op de rand van de weg aan de passagierskant.
Stel bij het rijden in landen met links‐
rijdend verkeer de koplampen bij om
tegenliggers niet te verblinden.
Auto’s met halogeenkoplampen
De stelschroeven zitten boven de
koplamp.
Draai de stelbouten met een schroe‐
vendraaier een halve slag rechtsom.
Draai de stelbouten een halve slag
linksom om te deactiveren.Voorzichtig
Laat de koplamphoogte na het
deactiveren controleren.
Wij bevelen aan een monteur te
raadplegen.
Auto’s met adaptief rijlicht
1. Sleutel in contactschakelaar.
2. Trek de richtingaanwijzerhendel naar u toe en houd deze vast
(lichtsignaal).
3. Ontsteking inschakelen.
4. Na ongeveer 3 seconden klinkt er
een signaal.
De koplampen worden automatisch
gericht.
Telkens wanneer u de ontsteking in‐
schakelt, knippert f ter herinnering
ca. 4 seconden lang.
Voor de deactivering volgt u dezelfde
procedure als hierboven. f knippert
niet wanneer de functie is gedeacti‐
veerd.
Controlelamp f 3 91.
Dagrijlicht Het dagrijlicht maakt de auto overdag
beter zichtbaar.
Deze gaat bij het inschakelen van het
contact automatisch branden.