Page 257 of 329

Verzorging van de auto255Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn uitsluitend op
de voorwielen toegestaan.
Gebruik altijd kettingen met fijne
schakels waardoor het loopvlak en de binnenkanten (inclusief kettingslot)
met niet meer dan 10 mm toenemen.
9Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
5-deurs hatchback, 4-deurs sedan,
Sports Tourer
Sneeuwkettingen zijn uitsluitend toe‐
gestaan op banden met de maten
205/60 R 16, 215/60 R 16,
225/55 R 17, 225/45 R 18,
225/50 R 17 en 235/45 R 18.
Country Tourer
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐ staan op de bandenmaat
235/45 R 18.
Compact reservewiel
Sneeuwkettingen mogen niet op het
tijdelijke reservewiel worden gebruikt.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken van de banden kunnen met
de bandenreparatieset worden ver‐
holpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de ban‐
den verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang zitten,
kunnen niet met de bandenreparatie‐
set worden verholpen.9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Stuur- en rijgedrag worden moge‐ lijk beïnvloed.
Bij bandenpech:
Handrem aantrekken, eerste versnel‐ ling, achteruitversnelling of P inscha‐
kelen.
De bandenreparatieset zit in een op‐
bergvak onder de vloerafdekplaat van
de bagageruimte.
Page 258 of 329
256Verzorging van de auto
1. Haal de bandenreparatieset uithet opbergvak.
2. Verwijder de compressor.
3. Verwijder de aansluitkabel en de luchtslang uit de opbergvakken
aan de onderkant van de com‐
pressor.
4. Schroef de compressorluchtslang
op de koppeling van de fles af‐
dichtmiddel.
5. Zet de fles afdichtmiddel in de houder op de compressor.
Plaats de compressor dichtbij de band, zodanig dat de fles afdicht‐
middel rechtop staat.6. Ventieldop van defecte band los‐ schroeven.
7. Schroef de vulslang op het ven‐ tiel.
8. De schakelaar van de compres‐ sor moet op J staan.
9. Steek de compressorstekker in de
12V stekkerdoos of de aansteke‐
raansluiting.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de mo‐
tor te laten draaien.
Page 259 of 329

Verzorging van de auto257
10.Zet de wipschakelaar van de com‐
pressor op I. De band wordt nu
met afdichtmiddel gevuld.
11. De manometer van de compres‐ sor geeft even max. 6 bar aan
wanneer de fles afdichtmiddel
wordt geleegd (ca. 30 seconden).
Daarna begint de druk te dalen.
12. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
13. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen 10 minuten wor‐
den bereikt. Bandenspanning
3 299 . Schakel de compressor uit
wanneer de juiste bandenspan‐
ning is bereikt.
Wordt de voorgeschreven ban‐
denspanning niet binnen
10 minuten bereikt, dan de ban‐
denreparatieset verwijderen. De
auto één wielomwenteling ver‐
plaatsen. De bandenreparatieset
weer aansluiten en het vulproces
10 minuten lang voortzetten.
Wordt de voorgeschreven ban‐
denspanning dan nog niet bereikt,
dan is de band te ernstig bescha‐
digd. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Laat eventueel de te hoge ban‐
denspanning af via de knop boven
op de manometer.
De compressor niet langer dan
10 minuten laten werken.
14. Maak de bandenreparatieset los. Borglipje op houder indrukken omfles met afdichtmiddel uit houder
te verwijderen. Bandenvulslang
op de vrije aansluiting van fles met afdichtmiddel schroeven. Hier‐
door wordt voorkomen dat er af‐
dichtmiddel uit de fles stroomt.
Bandenreparatieset in de baga‐
geruimte opbergen.
15. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
16. Het op de fles met afdichtmiddel aanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.
17. De rit onmiddellijk voortzetten, zo‐
dat het afdichtmiddel zich gelijk‐
matig in de band kan verspreiden. Na ca. 10 km rijden (uiterlijk na
10 minuten) stoppen en de ban‐
denspanning controleren.
Page 260 of 329

258Verzorging van de auto
Hiervoor de luchtslang van de
compressor rechtstreeks op
bandventiel en compressor
schroeven.
Bij een bandenspanning hoger
dan 1,3 bar, de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
brengen. Procedure herhalen tot‐ dat de bandenspanning niet meer
afneemt.
Bij een bandenspanning lager
dan 1,3 bar, de auto niet meer ge‐
bruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
18. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.
Let op
De rijeigenschappen van de her‐
stelde band worden sterk beïnvloed,
daarom deze band laten vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke ver‐
hitting van de compressor, deze mi‐
nimaal 30 minuten lang uitschake‐ len.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van 7 bar.
Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies op de fles met afdichtmiddel.
Gebruikte fles met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐ ten.
De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. –30 °C te gebruiken.
De aanwezige hulpstukken kunnen voor het oppompen van ballen,luchtbedden en opblaasboten e.d.
worden gebruikt. Deze zitten aan de
onderkant van de compressor. Omdeze te verwijderen, schroeft u de
compressorluchtslang erop en trekt
u de adapter eruit.
Wiel verwisselen
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 255.
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
■ Auto op een vlakke, stevige en slip‐
vrije ondergrond parkeren. Voor‐
wielen in de rechtuitstand draaien.
■ Handrem aantrekken, eerste ver‐ snelling, achteruitversnelling of P
inschakelen.
■ Reservewiel verwijderen 3 261.
■ Nooit meerdere wielen tegelijkertijd
vervangen.
■ Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen in geval van banden‐
pech en niet voor de jaarlijkse mon‐
tage van winter- of zomerbanden.
■ Bij een zachte ondergrond, een ste‐
vige plank (max. 1 cm dik) onder de
krik leggen.
Page 261 of 329
Verzorging van de auto259
■In de op te krikken auto mogen zich
geen personen of dieren bevinden.
■ Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
■ Opgekrikte auto niet starten.
■ Reinig de wielmoeren en schroef‐ draad met een schone doek voor‐
dat u het wiel monteert.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
1. Wielmoerdoppen met een schroe‐
vendraaier loswippen en verwij‐
deren. Wieldop verwijderen met
de haak. Boordgereedschap
3 249.
Lichtmetalen velgen: Wielmoer‐
doppen met een schroeven‐
draaier loswippen en verwijderen. Ter bescherming een zachte doek
tussen de schroevendraaier en de lichtmetalen velg aanbrengen.
2. Klap de wielsleutel uit, zet deze stevig op de wielmoer en draai
elke moer een halve slag los.
3. Bij sommige uitvoeringen is het kriksteunpunt afgedekt. Trek dit
zijwaarts weg.
Page 262 of 329

260Verzorging van de auto
4.Zorg ervoor dat de krik op de juiste
manier onder het dichtstbijzijnde
kriksteunpunt staat.
5. Zet de krik op de vereiste hoogte.
Zet deze zodanig onder het hef‐
punt dat deze niet kan losschie‐
ten.
Bevestig de wielsleutel en draai
met de krik recht onder het krik‐
steunpunt aan de wielsleutel tot‐
dat het wiel van de grond komt.
6. Draai de wielmoeren los.
7. Wiel verwisselen. Reservewiel 3 261.
8. Draai de wielmoeren erop.
9. Auto laten zakken.
10. Wielsleutel aanbrengen, let er hierbij op dat deze stevig vastzit
en de wielmoeren kruislings aan‐
halen. Het aanhaalmoment be‐
draagt 150 Nm.
11. Wieldop voor het aanbrengen zo verdraaien dat de ventielopening
over het bandventiel valt.
Wielmoerdoppen aanbrengen.
12. Afdekking kriksteunpunt terug‐ plaatsen.
13. Het vervangen wiel 3 261 en het
boordgereedschap 3 249 opber‐
gen.
14. Bandenspanning en het aanhaal‐ koppel van de wielmoeren van hetgemonteerde wiel zo spoedig mo‐
gelijk controleren.
Defecte band zo spoedig mogelijk la‐ ten vervangen of repareren.
Page 263 of 329

Verzorging van de auto261
Krikpositie voor liftplatform
Achterarmpositie van het liftplatorm
op de carrosserie onderaan.
Voorarmpositie van het liftplatorm op
de carrosserie onderaan.
Reservewiel Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset.
Het reservewiel kan afhankelijk van de uitvoering en de landelijke bepa‐lingen ook als compact reservewiel
(thuiskomer) worden aangemerkt.
Het reservewiel heeft een stalen velg.Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Het reservewiel ligt in de bagage‐
ruimte onder de vloerafdekplaat.
Verwijderen: 1. Open de vloerafdekplaat.
2. Het reservewiel zit vast met een vleugelmoer. Draai de vleugel‐
moer linksom en neem het reser‐
vewiel weg.
Onder het reservewiel bevindt
zich de kist met boordgereed‐
schap.
3. Als er na het verwiselen van een wiel geen wiel in de reservewiel‐kuip wordt geplaatst, zet dan de
gereedschapskist vast door de
Page 264 of 329

262Verzorging van de auto
vleugelmoer rechtsom terug te
draaien en de vloerafdekking te
sluiten.
Reservewiel in de
reservewielkuip opbergen
De kuip van het reservewiel is niet
ontworpen voor alle toegestane ban‐
denmaten. Als er een wiel dat breder
is dan het reservewiel moet worden
opgeborgen in de kuip van het reser‐
vewiel, moet de schroefdraadbout
voor de plaatsing van het wiel door
een verlengbout, in de gereed‐
schapskist, worden vervangen
3 249. Bout vervangen:
■ Haal de gereedschapskist uit de re‐
servewielkuip.
■ Plaats de zeskantkop van de wiel‐ sleutel en zorg ervoor dat hij goed
vaststaat op de bout.
■ Draai de wielsleutel naar links om de bout los te zetten. Verwijder de
bout.
■ Neem de verlengbout uit de ge‐ reedschapskist 3 249 en schroef ze
handvast met behulp van de zes‐ kantdop van de wielsleutel.■ Berg de gereedschapskist en het beschadigde wiel met de buiten‐
kant onhoog in de reservewielkuip
en zet deze vast door de vleugel‐
moer op de bout rechtsom te
draaien.
De vloerafdekking kan op het uitste‐
kende wiel worden geplaatst.
Om het reservewiel terug in de uit‐
sparing te plaatsen nadat u het de‐
fecte wiel hebt vervangen, moet u op‐ nieuw de korte schroefdraadbout ge‐bruiken. Verwissel de bout op de‐
zelfde manier.