214Rijden en bediening9Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de on‐
middellijke omgeving ruikt, scha‐
kel dan onmiddellijk naar benzine‐
modus. Niet roken. Geen open
vlammen of ontstekingsbronnen.
Als er nog wel gaslucht is, start de
motor dan niet. Sluit zo mogelijk de
handbediende afsluiter op de meer‐
wegklep. De meerwegklep bevindt
zich op de vloeibaar-gastank in de ba‐ gageruimte onder de afdekking van
de vloer achterin.
Draai het duimwiel met de klok mee.
Als u geen gaslucht meer waarneemt wanneer de handbediende afsluiter
gesloten is, kan de auto in de benzi‐
nemodus worden gebruikt. Als er nog
wel gaslucht is, start de motor dan niet. Oorzaak van de storing onmid‐
dellijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Bij gebruik van ondergrondse gara‐
ges de instructies van de beheerder
en plaatselijke wetgeving volgen.
Let op
In geval van een ongeluk moeten het contact en de lichten worden uitge‐
schakeld. Sluit de handbediende af‐
sluiter op de meerwegklep.Tanken9 Gevaar
Zet voor het tanken de motor en
alle hulpverwarmingen met ver‐
brandingskamers uit. Zet alle mo‐
biele telefoons uit.
Bij het tanken de gebruiks- en vei‐ ligheidsvoorschriften van het tank‐station in acht nemen.
216Rijden en bediening
Klepje sluiten en vastklikken.
Vloeibaar gas tanken
Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
De vulklep voor het vloeibare gas zit
achter de tankdop.
Schroef de beschermdop los van de
vulpijphals.
Breng de vereiste adapter aan.
ACME-adapter: Schroef de moer van
het vulmondstuk op de adapter. Druk de vergrendelhendel op het vulmond‐stuk naar beneden.
DISH-vulpijphals (Italië): Plaats het
vulmondstuk in de adapter. Druk de vergrendelhendel op het vulmond‐
stuk naar beneden.
Vulpijphals met bajonetsluiting:
Plaats het vulmondstuk op de adapter
en draai het een kwartslag naar links
of rechts. Trek zo ver mogelijk aan de vergrendelhendel van het vulmond‐
stuk.
EURO-vulpijphals: Druk het vulmond‐
stuk op de adapter totdat het ingrijpt.
Druk op de knop van de pomp voor
vloeibaar gas. Het vulsysteem stopt
of begint langzaam te lopen wanneer
80% van het tankvolume is bereikt
(maximaal vulpeil).
Laat de knop op het vulsysteem los
en het vullen stopt. Laat de vergren‐
delhendel los en verwijder het vul‐
mondstuk. Een kleine hoeveelheid vloeibaar gas kan ontsnappen.
Rijden en bediening217
Verwijder de adapter en berg hem in
de auto op.
Breng de beschermdop aan om te
voorkomen dat vreemde voorwerpen
de vulopening of het systeem binnen‐
dringen.9 Waarschuwing
Vanwege het ontwerp van het sys‐
teem is het ontsnappen van vloei‐
baar gas na het vrijgeven van de
vergrendelingshendel onvermij‐
delijk. Niet inademen.
9 Waarschuwing
Om veiligheidsredenen mag de
vloeibaar-gastank maar tot 80%
worden gevuld.
De meerwegklep op de vloeibaar-
gastank beperkt de te vullen hoeveel‐
heid automatisch. Als een grotere
hoeveelheid wordt toegevoegd, ra‐
den we aan om de auto niet aan de
zon bloot te stellen voordat de extra
hoeveelheid is opgebruikt.
Vuladapter
Aangezien vulsystemen niet zijn ge‐ normaliseerd, zijn verschillende
adapters nodig die verkrijgbaar zijn bij
Opel distributeurs en bij door Opel er‐ kende reparateurs.
ACME-adapter: België, Duitsland,
Ierland, Luxemburg, Zwitserland
Adapter met bajonetsluitng: Neder‐
land, Noorwegen, Spanje, Verenigd Koninkrijk
EURO-adapter: Spanje
Verzorging van de auto231
■ Zie de Gebruikershandleiding voormeer informatie.
■ Er kan knalgas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten Na het leegrijden van de tank moethet dieselbrandstofsysteem worden
ontlucht. Het contact driemaal
15 seconden per keer aanzetten. Mo‐ tor vervolgens maximaal
40 seconden starten. Deze procedure na minstens 5 seconden herhalen.
Slaat de motor niet aan, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.Wisserblad vervangen
Wisserbladen voorruit
Til de wisseram op en open de borg‐
clip.
Ontgrendel het wisserblad en verwij‐ der het.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐ arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.
Verzorging van de auto271
Vloeibaar-gassysteem9Gevaar
Vloeibaar gas is zwaarder dan
lucht en kan zich op lage punten
verzamelen.
Wees voorzichtig wanneer u in
een werkkuil aan het chassis
werkt.
Voor lakwerk en bij gebruik van een
droogcabine bij een temperatuur bo‐
ven 60 °C moet de LPG-tank worden
verwijderd.
Breng geen wijzigingen aan het vloei‐
baar-gassysteem aan.
Trekhaak Kogelstang niet met een stoom- ofhogedrukreiniger reinigen.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding
Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met zui‐
ver water en een zachte doek. Ge‐
bruik een reinigingsmiddel voor leder
als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays al‐
leen met een zachte, vochtige doek
reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet
kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐ ringen veroorzaken, met name op
lichtgekleurde bekleding. Reinig ver‐
wijderbare vlekken en verkleuringen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten om‐
dat geopende klittenbandsluitin‐
gen schade aan de stoelbekleding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen wor‐
den gereinigd als de carrosserie. Zo nodig een interieurreiniger gebruiken.
Geen andere middelen gebruiken.
Vooral geen oplosmiddelen of brand‐ stof. Niet schoonmaken met hoge‐
drukreinigers.
325
Opgeslagen instellingen...............24
Opschakelen............................... 108
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 265
Parkeerhulp ......................... 40, 195
Parkeerlichten ............................ 135
Parkeren .............................. 19, 162
Park pilot met ultrasoonsensoren 195
Persoonlijke instellingen ............124
Pollenfilter .................................. 154
Portieren ....................................... 30
Portier open ............................... 112
Prestaties ................................... 282
Profieldiepte ............................... 253
Q Quickheat ................................... 152
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 321
Regelbare instrumentenverlichting ...........136
Regeleenheid smartphone .........121
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 320
Remassistentie .......................... 173
Rem- en koppelingssysteem .....106Rem- en koppelingsvloeistof ......273
Rem intrappen ........................... 110
Remmen ............................ 170, 228
Remvloeistof .............................. 228
Reservewiel ............................... 261
Richtingaanwijzer ......................104
Richtingaanwijzers ..................... 134
Richtingaanwijzer vooraan .........232
Roetfilter ............................. 109, 163
Rolschermen ............................... 44
Ruiten ........................................... 41
Rijgedrag en aanhangertips ......219
Rijregelsystemen ........................173
Rijverlichting ........................ 12, 110
S Schakelen ................................... 108
Service ............................... 154, 272
Service-display .......................... 103
Service-informatie ...................... 272
Sjorogen ...................................... 77
Slepen ................................ 219, 265
Sleutel, opgeslagen instellingen ...24
Sleutels ........................................ 21
Sleutels, sloten ............................. 21
Sneeuwkettingen .......................255
Snelheidsbegrenzer ...........111, 180
Snelheidsmeter .......................... 100
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................228Startbeveiliging ....................37, 110
Starten en bedienen ...................156
Starthulp gebruiken ...................263
Stoelpositie .................................. 49
Stoelverstelling ........................6, 49
Stop/Start-systeem .....................160
Storing ....................................... 168
Storing elektrische handrem .......107
Storingsindicatielamp ................106
Stroomonderbreking ..................168
Sturen ......................................... 155
Stuurbedieningsknoppen .............86
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 86
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 214
Te laag brandstofpeil .................110
Toerenteller ............................... 101
Top-Tether-bevestigingsogen ......69
Traction Control .........................173
Traction Control-systeem uit....... 109
Trekhaak .................................... 220
Trekstang.................................... 219
Typeplaatje ................................ 275
U
Uitlaatgassen ............................. 163
Uitrol-brandstofafsluiter .............159