Page 81 of 329
Opbergen79
Service-box
Monteer twee haken in de bovenste
rail. Steek de bovenste beugels van de box van bovenaf in de haken.
Of monteer beide haken aan de on‐
derste rail. Steek de onderste beu‐
gels van de box van bovenaf in de
onderste haken.
Spanbandenset
Steek de adapters van de spanban‐
denset in een rail. De spanband mag niet gedraaid zitten.
De spanbandenset wordt geopend
met twee sluitingen.
U kunt de riem aantrekken.
Veiligheidsnet U kunt twee verschillende veiligheids‐netten achter de voorstoelen of ach‐
terbank monteren.
Page 82 of 329
80Opbergen
Het is niet toegestaan om personenachter het veiligheidsnet te vervoe‐
ren.
Veiligheidsnet achter de
voorstoelen
Duw de hoofdsteunen van de achter‐ zittingen omlaag en klap de rugleu‐
ningen 3 72 neer.
Voorste montage-openingen in het
dakframe: steek de stang van het net aan één kant erin, druk de stang sa‐
men en steek de stang aan de andere
kant erin.
Steek de haken van de kleine riemen in de Top-Tether-lussen aan de ach‐
terkant van de neergeklapte rugleu‐ ningen van de achterbank.
Steek de haken van de bredere rie‐
men in de vergrendelingsmechanis‐
men van de rugleuningen van de ach‐
terbank.
Cassette van veiligheidsnet
achter de achterbank
Trek het net uit de cassette en steek
de stang van het net aan één kant in de achterste montage-opening in het
dakframe. Druk de stang samen en
steek deze aan de andere kant erin.
Cassette verwijderen
Rol het veiligheidsnet op.
Verwijder de bagageruimte-afdek‐
king 3 74.
Page 83 of 329
Opbergen81
Ontgrendel de cassette door deze
iets naar achteren te draaien en naar boven toe uit de houders te nemen.
Cassette monteren
Verwijder de bagageruimte-
afdekking.Steek de cassette in de houders aan
de linker- en rechterkant. Let op de
L (linkerkant) en R (rechterkant) op de
cassette als hulpmiddel bij de mon‐
tage.
Vergrendel de cassette door deze
iets naar voren te draaien.
Veiligheidsnetten en
bagageruimte-afdekking
opbergen U kunt de cassette van het achterste
veiligheidsnet samen met de hoeden‐ plank en het opgerolde veiligheidsnet
onder de laadvloer opbergen.U opent de laadvloer door aan de
hendel te trekken. Klap de vloer om‐
hoog en plaats deze achter de ach‐
terbank.
Page 84 of 329
82Opbergen
Leg de hoedenplank in de holte met
de bovenkant naar beneden en met
de ontgrendelhefboom in de rand
rechtsvoor.
Gevarendriehoek
5-deurs hatchback/4-deurs
sedan
Berg de gevarendriehoek op in de
ruimte achter de spanband aan de
rechterkant van de bagageruimte.
Sports Tourer, Country Tourer
Berg de gevarendriehoek op in de
ruimte achter de spanbanden aan de binnenkant van de achterklep.
Verbanddoos
5-deurs hatchback/4-deurssedan
Berg de verbanddoos op achter het
gaasnet aan de linkerkant van de ba‐
gageruimte.
Page 85 of 329
Opbergen83
Sports Tourer, Country Tourer
Berg de verbanddoos op in de ruimte
achter de spanband aan de binnen‐
kant van de achterklep.
Dakdragersysteem
Dakdrager
Om veiligheidsredenen en ter vermij‐
ding van dakschade adviseren wij het voor uw auto goedgekeurde dakdra‐gersysteem te gebruiken.
Gebruiksaanwijzing van het dakdra‐
gersysteem in acht nemen en dak‐
dragersysteem verwijderen wanneer het niet wordt gebruikt.
Dakdrager monteren 5-deurs hatchback/4-deurs sedanOpen alle portieren.
De bevestigingspunten zitten aan weerskanten in de portieropeningen.
Maak de kap van elk bevestigings‐
punt los en zet de dakdrager vast met
de bijgeleverde bouten.
Sports Tourer, Country Tourer met
dakreling
Ter bevestiging van het dakdrager‐
systeem de montagepennen in de op
de afbeelding weergegeven openin‐
gen steken.
Page 86 of 329

84OpbergenBeladingsinformatie
■ Zware voorwerpen in de bagage‐ruimte tegen de rugleuningen leg‐
gen. Zorg dat de rugleuningen
goed vastklikken. D.w.z. dat de
rode merktekens dichtbij de ont‐
grendelingshendel aan de zijkant
mogen niet meer zichtbaar mogen
zijn. Bij stapelbare voorwerpen de
zwaarste voorwerpen onderop leg‐
gen.
■ Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 77.
■ Losse voorwerpen in de bagage‐
ruimte vastzetten om glijden tegen
te gaan.
■ Bij het vervoeren van voorwerpen in de bagageruimte mogen de rug‐
leuningen van de achterbank niet
schuin naar voren geklapt zijn.
■ Bagage niet boven de rugleuningen
laten uitsteken.
■ Leg niets op de bagageruimte- afdekking of op het instrumenten‐paneel en dek de sensor boven ophet instrumentenpaneel niet af.
■ De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakelhendel
en de bewegingsvrijheid van de be‐ stuurder niet belemmeren. Geen
losse voorwerpen in het interieur leggen.
■ Niet met een geopende achterklep rijden.9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de la‐
ding of de auto veroorzaken.
■ Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal toe‐laatbare totaalgewicht van de auto
(zie typeplaatje 3 275) en het EU-
leeggewicht van de auto.
U berekent de nuttige last door de
gegevens van uw auto in de tabel
Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook het
gewicht van de bestuurder (68 kg),
de bagage (7 kg) en alle vloeistof‐
fen (tank voor 90 % gevuld).
Extra uitrusting en accessoires ver‐ hogen het leeggewicht.
■ Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de auto enverslechtert het rijgedrag door het
Page 87 of 329
Opbergen85
hogere zwaartepunt. Lading gelijk‐
matig verdelen en goed met span‐
banden vastzetten. Bandenspan‐
ning en rijsnelheid aan de bela‐
dingstoestand aanpassen. Span‐
banden regelmatig controleren en
bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De toegestane daklast is 100 kg. De dakbelasting is de som van het
gewicht van het dakdragersysteem
en de lading.
Page 88 of 329
86Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................86
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................95
Informatiedisplays ......................112
Boordinformatie ......................... 121
Persoonlijke instellingen ............124Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
U kunt het Driver Information Center,
bepaalde bestuurdersondersteu‐
ningssystemen, het Infotainmentsys‐
teem en een aangesloten mobiele te‐
lefoon bedienen met de knoppen op
het stuurwiel.
Driver Information Center 3 112.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 178.
Nadere informatie vindt u in de
infotainment-handleiding.