1994-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van de ruitenwissers in de stand
AUTO (auto's met ruitenwissers met regensensor)
De ruitenwissers kunnen onverwacht in werking treden als de sensor aangeraakt
wordt of als de voorruit aan trillingen wordt blootgesteld terwijl de ruitenwissers in de
stand AUTO staan. Let erop dat u zich niet kunt bezeren als de ruitenwissers in wer-
king treden.
■Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeiervloeistof pas wanneer de voorruit warm is. De
vloeistof kan anders op de voorruit bevriezen en zo het zicht belemmeren. Dit kan lei-
den tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
OPMERKING
■Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de voorruit droog is omdat hierdoor de voorruit
beschadigd kan worden.
■Als het sproeierreservoir leeg is
Bedien de schakelaar niet voortdurend omdat anders de sproeierpomp oververhit kan
raken.
■Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dit geval contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Probeer als een sproeierkop verstopt is geraakt deze niet schoon te maken met een
naald of iets dergelijks. Hierdoor kan de sproeierkop beschadigd raken.
■Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat de ruitenwissers niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als het hybridesys-
teem niet ingeschakeld is.
2124-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
In deze stand registreert een radarsensor of er binnen ongeveer 120 meter voor
u een voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt om de afstand tussen uw
auto en de voorligger te berekenen.
Let erop dat de afstand tot uw voorligger kleiner wordt als u een lange helling afrijdt.
Voorbeeld van het rijden met een constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld. De gewenste tus-
senafstand kan ook worden ingesteld door de afstandsregeling te bedienen.
Voorbeeld van deceleratie
Wanneer de voorligger langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt gesignaleerd, verlaagt het systeem automatisch de snel-
heid van uw auto. Als de snelheid nog meer moet worden gereduceerd, schakelt het
systeem het remsysteem in. Als het systeem de snelheid niet genoeg kan verlagen om
een veilige afstand tot de voorligger te creëren, klinkt er een waarschuwingssignaal.
Voorbeeld van rijden met de volgregeling
Volgen van een voorligger die langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Het systeem regelt de snelheid van de auto zo dat de afstand die de bestuurder heeft
ingesteld tot de voorligger gehandhaafd blijft.
Voorbeeld van acceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die langzamer rijden dan de ingestelde
snelheid
Het systeem verhoogt de snelheid totdat de ingestelde snelheid bereikt wordt. Het
systeem schakelt vervolgens weer over op het rijden met constante snelheid.
Rijden in de afstandsregelmodus
1
2
3
4
2144-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■De Dynamic Radar Cruise Control kan worden gebruikt als
●Schakelstand D is geselecteerd.
●De rijsnelheid hoger is dan 50 km/h.
■Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie gaat de auto
weer rijden met de ingestelde snelheid. Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld,
neemt de rijsnelheid echter mogelijk af tot onder de ingestelde snelheid, zodat de
afstand tot de voorligger gehandhaafd blijft.
■Ingestelde snelheid
Afhankelijk van de rijomstandigheden kan de ingestelde snelheid mogelijk niet gehand-
haafd worden.
■Automatisch uitschakelen van de afstandsregeling
De afstandsregeling wordt automatisch uitgeschakeld in de volgende situaties:
●Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h.
●De VSC is geactiveerd.
●De sensor kan niet goed werken omdat hij ergens door bedekt is.
●De ruitenwissers voor werken op hoge snelheid (wanneer de ruitenwisserschakelaar in
stand AUTO of de stand voor hoge snelheid staat).
Als de afstandsregeling om een andere dan de hierboven genoemde redenen automa-
tisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Neem con-
tact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Automatisch uitschakelen van de constante-snelheidsregeling
De snelheidsregeling door de cruise control wordt in de volgende gevallen onderbro-
ken:
●Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan ongeveer 16 km/h onder de ingestelde rijsnel-
heid. In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
●De rijsnelheid zakt onder de 40 km/h.
●De VSC is geactiveerd.
■Radarsensor en lenskap
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon omdat de afstandsregeling anders niet goed
werkt. (Sommige belemmeringen, zoals sneeuw, ijs of plastic, worden niet door de sen-
sor gesignaleerd.) Als er gesignaleerd wordt dat er iets op de sensor aanwezig is, wordt
de Dynamic Radar Cruise Control uitgeschakeld.
■Waarschuwingsmeldingen en zoemers voor Dynamic Radar Cruise Control
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden gebruikt om een systeemstoring aan te
geven of om de bestuurder te informeren dat hij tijdens het rijden extra moet opletten.
(Blz. 523) Lenskap
Radarsensor
1
2
2184-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Omstandigheden waarin de sensor voorliggers niet of niet op de juiste manier signa-
leert
Rem indien nodig zelf af als een van de volgende voertuigen voor u rijdt.
Omdat de sensor deze voertuigen wellicht niet op de juiste manier signaleert, wordt er
geen naderingswaarschuwing (Blz. 213) gegeven en kan een ernstig ongeval het
gevolg zijn.
●Auto's die plotseling voor u invoegen
●Auto's die met lage snelheden rijden
●Auto's die stilstaan
●Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens zonder lading, enz.)
●Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
■Omstandigheden waaronder de afstandsregeling mogelijk niet goed werkt
Rem indien nodig in de volgende situaties zelf af omdat de radarsensor voorliggers
misschien niet op de juiste manier signaleert, waardoor er een ernstig ongeval zou
kunnen ontstaan:
●Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de werking van de sensor
hindert
●Als de achterzijde van de auto ver ingezakt is (omdat er zware lading in de bagage-
ruimte vervoerd wordt, enz.)
●Als de weg erg bochtig is of de rijstroken erg smal zijn
●Als u veelvuldig stuurcorrecties moet uitvoeren of frequent van rijstrook wisselt
●Als uw voorligger plotseling decelereert
■Behandelen van de radarsensor
Volg onderstaande aanwijzingen op om te waarborgen dat het cruise control-systeem
goed kan werken.
Anders werkt het systeem mogelijk niet correct wat kan leiden tot een aanrijding.
●Houd de sensor en de lenskap altijd schoon.
Reinig de sensor en de lenskap met een zachte doek zodat er geen krassen of
beschadigingen ontstaan.
●Stel de sensor en de omgeving van de sensor niet bloot aan krachtige schokken.
Als de sensor ook maar iets verplaatst wordt, werkt het systeem mogelijk niet meer
goed. Als de sensor en de omgeving van de sensor aan krachtige schokken zijn
blootgesteld, moet het desbetreffende gedeelte van de auto altijd worden gecontro-
leerd en indien nodig gerepareerd door een erkende Lexus-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
●Neem de sensor niet uit elkaar.
●Monteer geen accessoires en plak geen stickers op de sensor, de lenskap of in de
directe omgeving.
●Wijzig of spuit de sensor en de lenskap niet.
●Vervang ze niet door niet-originele onderdelen.
219
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Lexus Parking Assist-sensor*
Hoeksensoren voor
Hoeksensoren achter
Middelste sensoren achter
Schakelt Lexus Parking Assist-sensor
in/uit
Als de schakelaar aan is, gaat het con-
trolelampje branden om de bestuurder
te informeren dat het systeem geacti-
veerd is.
: Indien aanwezig
De afstand van uw auto tot obstakels bij het fileparkeren en achteruit inparke-
ren in een garage wordt gemeten door sensoren en wordt doorgegeven via
de displays en een zoemer. Controleer bij gebruik van dit systeem ook altijd
zelf de omgeving.
Soorten sensoren
1
2
3
Schakelaar Lexus Parking Assist-sensor
2204-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Wanneer de sensoren een obstakel signaleren, wordt de bestuurder door mid-
del van de volgende displays geïnformeerd over de positie en afstand tot het
obstakel.
■Multi-informatiedisplay
Werking hoeksensoren voor
Werking hoeksensoren achter
Werking binnenste sensoren achter
■Scherm Lexus display-audiosysteem of navigatiesysteem (indien aanwezig)
Weergave Lexus Parking Assist-
sensor
Wanneer het Rear View Monitor-
systeem* of de Lexus Parking Assist
Monitor
* niet wordt weergegeven.
De grafische voorstelling wordt
automatisch weergegeven wanneer
een obstakel gesignaleerd wordt.
Het scherm kan zo worden ingesteld
dat de afbeelding niet wordt weerge-
geven. (Blz. 223)
: Hiermee kunt u de geluiden
van de zoemer uitschake-
len.
Hulpdisplay
Wanneer het Rear View Monitor-
systeem
* of de Lexus Parking Assist
Monitor* wordt weergegeven.
Bij signalering van een obstakel ver-
schijnt er in de rechter bovenhoek
van het navigatiesysteemscherm een
vereenvoudigde weergave van het
beeld.
*: indien aanwezig
Display
Auto's met monochroomdisplayAuto's met kleurendisplay
1
2
3
1
2
2214-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Weergave afstand
Sensoren die een obstakel signaleren, branden continu of knipperen.
*1: De afbeeldingen wijken mogelijk af van de getoonde afbeeldingen. (Blz. 220)
*2: Multi-informatiedisplay
*3: Scherm Lexus display-audiosysteem of navigatiesysteem
Weergave sensorsignalering, afstand tot obstakel
Display*1Hulpdisplay
Globale afstand tot obstakel
Hoeksensoren voor
en achterBinnenste sensoren
achter
(continu)(langzaam
knipperen)
150 cm - 60 cm
(continu)(knipperen)
Hoeksensor voor:
50 cm - 40 cm
Hoeksensor achter:
60 cm - 45 cm
60 cm - 45 cm
(continu)(snel knipperen)
Hoeksensor voor:
40 cm - 30 cm
Hoeksensor achter:
45 cm - 30 cm
45 cm - 35 cm
(knipperen*2 of
continu
*3)
(continu)
Minder dan 30 cmMinder dan 35 cm
2224-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Werking zoemer en afstand tot een obstakel
Een zoemer klinkt als de sensoren in werking zijn.
●De geluidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de auto dichter bij
het obstakel komt.
Als de auto het obstakel genaderd is tot onderstaande afstanden, klinkt er
een continu geluidssignaal.
• Hoeksensoren voor: ongeveer 30 cm
• Hoeksensoren achter: ongeveer 30 cm
• Binnenste sensoren achter: ongeveer 35 cm
●Als er gelijktijdig 2 of meer obstakels worden gesignaleerd, reageert het
zoemersysteem op het dichtstbijzijnde obstakel. Als een of beide obstakels
dichter bij de auto komen dan hierboven vermeld staat, klinkt er een lang-
durig piepsignaal, gevolgd door elkaar snel opvolgende piepsignalen.
Ongeveer 50 cm
Ongeveer 60 cm
Ongeveer 150 cm
Het schema toont het detectiebereik
van de sensoren. Merk op dat de senso-
ren geen obstakels kunnen detecteren
die zich extreem dicht bij de auto bevin-
den.
Het bereik van de sensoren kan ver-
schillend zijn, afhankelijk van bijvoor-
beeld de vorm van het object.
Detectiebereik sensoren
1
2
3