5268-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de Lexus
Parking Assist-sensor
Alle sensorlampjes gaan branden.
Er klinkt ook een zoemer.
Laat de auto nakijken door een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat een Lexus Parking Assist-sensor vuil is of
bedekt is met ijs
Alle sensorlampjes knipperen.
Er klinkt ook een zoemer.
Reinig de sensor.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat een Lexus Parking Assist-sensor vuil is of
bedekt is met ijs
Alle sensorlampjes gaan branden.
Er klinkt ook een zoemer.
Reinig de sensor.
Geeft aan dat het gaspedaal wordt ingetrapt terwijl de
selectiehendel in stand N staat.
Er klinkt ook een zoemer.
Laat het gaspedaal los en zet de selectiehendel in
stand D of R.
WaarschuwingsmeldingDetails/handelingen
(Knippert)
5338-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
8
Bij problemen
(indien aanwezig)
Geeft aan dat de sensor van het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem vuil is of bedekt is met ijs
Er klinkt ook een zoemer.
Reinig de sensor.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het Dynamic Radar Cruise Control-sys-
teem de afstand tot de voorligger niet kan bepalen
Er klinkt ook een zoemer.
Als de ruitenwissers aan zijn, zet ze dan uit of in de
intervalstand of in de stand langzaam.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het cruise control-systeem; of
• Het Dynamic Radar Cruise Control-systeem
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het systeem
uit te schakelen en druk vervolgens opnieuw op de
toets om het systeem in te schakelen.
Er klinkt ook een zoemer.
Laat de auto nakijken door een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
WaarschuwingsmeldingDetails/handelingen
5358-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
8
Bij problemen
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de LED-kop-
lampen
Er klinkt ook een zoemer.
Laat de auto nakijken door een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Geeft aan dat het ruitensproeiervloeistofniveau laag is
Vul ruitensproeiervloeistof bij.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het Pre-Crash Safety-systeem op dit
moment niet in werking kan treden, omdat de lenskap of
de sensor vuil is.
Deze melding wordt ook weergegeven als het Pre-
Crash Safety-systeem niet in werking kan treden van-
wege oververhitting.
Controleer het embleem en de sensor en reinig
deze onderdelen zo nodig.
In het geval van oververhitting kan het systeem na
afkoeling weer in werking treden.
Geeft aan dat de EV-modus niet beschikbaar is*
De reden dat de EV-modus niet beschikbaar is (motor
draait stationair, ladingstoestand batterij is laag, rij-
snelheid is hoger dan de snelheid waarbij de EV-
modus werkt, gaspedaal is te ver ingetrapt) kan wor-
den weergegeven.
Er klinkt ook een zoemer.
Gebruik de EV-modus wanneer deze beschikbaar
is.
WaarschuwingsmeldingDetails/handelingen
(Knippert)
5508-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Voer de sjorband door de bagage-
haak links onder.
Voer de sjorband door de sluiting en
zorg dat de band goed vastligt. Con-
troleer of de sjorband goed vastzit in
de sluiting.
De band kan niet worden vastgemaakt
als de sluiting in de verkeerde stand
staat.
■Het compacte reservewiel
●Op de band van het compacte reservewiel staat aan de zijkant de aanduiding TEM-
PORARY USE ONLY (alleen voor tijdelijk gebruik).
Gebruik het compacte reservewiel alleen tijdelijk en alleen in noodgevallen.
●Controleer de bandenspanning van het compacte reservewiel. (Blz. 588)
■Bij gebruik van het compacte reservewiel (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Het compacte reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor en zender,
waardoor een te lage bandenspanning hiervan niet wordt aangegeven door het banden-
spanningswaarschuwingssysteem. Verder zal, als u het compacte reservewiel monteert
nadat het waarschuwingslampje voor een lage bandenspanning is gaan branden, dit
lampje blijven branden.
■Bij gebruik van het compacte reservewiel
De auto ligt lager op de weg als het compacte reservewiel is gemonteerd dan wanneer
er gereden wordt met de standaardbanden.
■Als uw auto een lekke voorband krijgt op een weg die bedekt is met sneeuw of ijs
Vervang een van de achterwielen van de auto door het compacte reservewiel. Voer
onderstaande stappen uit en monteer sneeuwkettingen op de voorwielen:
Vervang het wiel links of rechts achter door het compacte reservewiel.
Vervang het wiel met de lekke voorband door het wiel dat van de achterzijde afkom-
stig is.
Monteer de sneeuwkettingen op de voorwielen.
3
4
1
2
3
5528-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Bij gebruik van het compacte reservewiel
●Houd er rekening mee dat het compacte reservewiel speciaal ontworpen is voor
gebruik onder uw auto. Gebruik uw reservewiel daarom niet onder een andere auto.
●Monteer niet gelijktijdig meer dan één reservewiel onder uw auto.
●Vervang het reservewiel zo snel mogelijk door een wiel met een standaardband.
●Vermijd plotseling accelereren, abrupte stuuracties, plotseling remmen en schakel-
handelingen die een plotselinge motorremwerking veroorzaken.
■Bij gebruik van het compacte reservewiel
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid niet goed wordt weergegeven en dat de vol-
gende systemen niet goed werken:
■Snelheidsbeperking bij gebruik van het compacte reservewiel
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een compact reservewiel onder de auto is gemon-
teerd.
Het compacte reservewiel is niet ontworpen voor gebruik bij hoge snelheden. Het niet
opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een ongeval en ernstig letsel.
■Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het gereedschap en de krik weer goed zijn opgeborgen
en bevestigd. Dit om te voorkomen dat een van deze voorwerpen bij een aanrijding of
bij hard remmen letsel veroorzaakt.
■Bij het opbergen van de lekke band
●Zet de rugleuningen achter weer in de oorspronkelijke stand.
●Maak de band vast met een speciale bevestigingsriem. Anders kan de lekke band bij
plotseling remmen of een aanrijding naar voren schieten, waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
• ABS en Brake Assist
•VSC
•TRC
• Cruise control (indien aanwezig)
•Dynamic Radar Cruise Control
(indien aanwezig)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig)•EPS
•Rear View Monitor-systeem
(indien aanwezig)
• Lexus Parking Assist Monitor
(indien aanwezig)
• Lexus Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
• Navigatiesysteem (indien aanwezig)
5658-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
8
Bij problemen
OPMERKING
■Een noodreparatie uitvoeren
●Voer de noodreparatie uit zonder de spijker of schroef die het loopvlak heeft door-
boord te verwijderen. Als het object dat het lek heeft veroorzaakt is verwijderd, is het
wellicht niet mogelijk om een noodreparatie met de bandenreparatieset uit te voeren.
●De bandenreparatieset is niet waterdicht. Zorg dat de bandenreparatieset niet in
aanraking komt met water, bijvoorbeeld bij gebruik in de regen.
●Zet de bandenreparatieset niet op een stoffige ondergrond, zoals in het zand of in de
berm. Als er vuil of stof in de bandenreparatieset komt, kan er een storing optreden.
●Houd de bandenreparatieset tijdens het gebruik rechtop. De bandenreparatieset
werkt anders niet.
■Gebruik van de bandenreparatieset
●De compressor heeft een gelijkstroomvoeding van 12 V nodig. Sluit de compressor
niet aan op een andere voedingsbron.
●Als de bandenreparatieset in aanraking komt met benzine, kan de bandenreparatie-
set beschadigd raken. Zorg dat de set niet met benzine in aanraking kan komen.
●Berg de bandenreparatieset op de daarvoor bestemde plaats op en houd hem buiten
bereik van kinderen.
●Demonteer of wijzig de bandenreparatieset niet. Stel onderdelen als de bandenspan-
ningsmeter niet bloot aan schokken. Hierdoor kunnen storingen optreden.
■Om schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders te voorkomen (auto's met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de bandenspan-
ningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer bandenreparatievloeistof
is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Vervang bij het vervangen van de band ook de bandenspanningssensor en -zender.
(Blz. 470)
5959-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
9
Specificaties van de auto
■Automatische verlichting (Blz. 190)
■Ve r l i c h t i n g (Blz. 426)
*: Interieur- en exterieurverlichting kunnen afzonderlijk worden ingesteld.
FunctieStandaard-
instellingPersoonlijke
voorkeurs-
instelling
Gevoeligheid lichtsensorStandaard-2 - 2O–OO
Verlichting Welcome Light-
systeemAan Uit – – – O
1234
FunctieStandaard-
instellingPersoonlijke
voorkeurs-
instelling
Tijd die verstrijkt voordat de
interieurverlichting uit gaat15 secondenUit
O–OO 7, 5 s e c o n d e n
30 seconden
Tijd die verstrijkt voordat de
exterieurverlichting uit gaat15 seconden
Uit
O–OO7, 5 s e c o n d e n
30 seconden
Werking nadat het contact
UIT is gezetAanUit–––O
Werkt wanneer de portieren
zijn ontgrendeld met het
Smart entry-systeem met
startknop, de afstandsbedie-
ning of de mechanische sleu-
tel
*
AanUit–––O
Werkt wanneer u de auto na-
dert en de elektronische sleu-
tel bij u draagt
*
AanUit–––O
Voetenruimteverlichting Aan Uit – – – O
Verlichting bekerhouders Aan Uit – – – O
De werking van de instapver-
lichting aan de buitenzijde
wanneer de portieren worden
ontgrendeld met de schake-
laar centrale vergrendeling,
wordt in- of uitgeschakeldAan Uit – – – O
1234
5979-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
9
Specificaties van de auto
*1: Instellingen die u kunt wijzigen bij auto's met toerenteller
*2: De standaardinstelling verschilt per land.
*3: Indien aanwezig
*4: Sommige statusschermen kunnen niet worden geregistreerd (aangegeven op het
multi-informatiedisplay)
*5: 2 van de volgende items: actueel brandstofverbruik, gemiddeld brandstofverbruik
(sinds resetten), gemiddeld brandstofverbruik (sinds tanken), gemiddeld brandstof-
verbruik (sinds starten), gemiddelde rijsnelheid (sinds resetten), gemiddelde rijsnel-
heid (sinds starten), afstand (actieradius), afstand (sinds starten), verstreken tijd (sinds
resetten), verstreken tijd (sinds starten), leeg.
Rijinformatie 2*3
Actieradius/
afstand
*5–OOOGemiddelde
snelheid (sinds
resetten)
Po p - u p d i s p l a y*3AanUit–OOO
Accentkleur*3BlauwBruinOOOO
Gevoeligheid van omge-
vingslichtsensor die wordt
gebruikt voor het dimmen van
de instrumentenverlichting,
enz.
*3
Standaard-2 - 2–––O
Gevoeligheid van omge-
vingslichtsensor die wordt
gebruikt voor het vergroten
van de helderheid van de
instrumentenverlichting,
enz.
*3
Standaard-2 - 2–––O
FunctieStandaard-
instellingPersoonlijke
voorkeurs-
instelling1234