2234-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
U kunt het volume van de zoemer en de instellingen van het scherm wijzigen.
Lexus display-audiosysteem
Druk op de toets MENU op de bedieningsknop van het Lexus display-audio-
systeem en selecteer vervolgens “Setup” (instellen) op het scherm.
Selecteer “Vehicle” (auto) en selecteer vervolgens “LEXUS park assist”
(Lexus Parking Assist-systeem) op het scherm.
Selecteer het gewenste item.
Navigatiesysteem
Druk op de toets MENU op de Remote Touch en selecteer “Setup” (instellin-
gen) op het scherm.
Selecteer “Vehicle” (auto) en selecteer vervolgens “LEXUS park assist set-
tings” (instellingen Lexus Parking Assist-systeem) op het scherm.
Selecteer het gewenste item.
Het geluidsvolume van de zoemer kan worden gewijzigd.
De weergave van de Lexus Parking Assist-sensor kan aan en uit worden
gezet.
De weergave van beeld en geluid voor de binnenste sensoren achter kan
worden ingesteld.
Instellen van de Lexus Parking Assist-sensor (auto's met een Lexus dis-
play-audiosysteem of navigatiesysteem)
1
2
3
1
2
3
Lexus display-audioschermScherm navigatiesysteem
1
2
3
2244-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■De Lexus Parking Assist-sensor kan worden gebruikt als
●Hoeksensoren voor:
• Het contact AAN staat.
• De selectiehendel in een andere stand dan P staat.
• de rijsnelheid lager is dan ongeveer 10 km/h.
(Bij een willekeurige snelheid als de selectiehendel in stand R staat.)
●Hoeksensoren en binnenste sensoren achter:
• Het contact AAN staat.
• Schakelstand R is geselecteerd.
■Weergave Lexus Parking Assist-sensor
Wanneer er een obstakel wordt gesignaleerd als het Rear View Monitor-systeem of de
Lexus Parking Assist Monitor in werking is, verschijnt er een waarschuwing in de boven-
ste hoek van het scherm, zelfs als de weergave is uitgeschakeld.
■Detectie-informatie sensoren
●Het detectiegebied van de sensoren is beperkt tot het gebied rond de bumper van de
auto.
●De staat van de auto en de omgeving kunnen van invloed zijn op de capaciteit van de
sensor om een obstakel correct te signaleren. Specifieke situaties waarin dit voor kan
komen ziet u hieronder.
• Er zit vuil, sneeuw of ijs op de sensor. (Het reinigen van de sensoren zal het pro-
bleem oplossen.)
• Wanneer de sensor bevroren is. (Het ontdooien van de sensor zal het probleem
oplossen.)
Vooral bij lage buitentemperaturen kan het gebeuren dat er ten gevolge van een
bevroren sensor een abnormaal beeld te zien is op het display of dat obstakels niet
worden gesignaleerd.
• De sensor is op een of andere manier afgedekt.
• De auto helt sterk over naar één zijde.
• De auto rijdt op een bijzonder hobbelige weg, op een helling, op grind of op gras.
• Er is veel omgevingslawaai rond de auto van claxons, motorfietsmotoren, luchtrem-
men van vrachtwagens of andere geluidsbronnen die ultrasone geluidsgolven pro-
duceren.
• Er is een andere auto uitgerust met Parking Assist-sensoren in de nabije omgeving.
• De sensor is bedekt met een laklaag of een overvloedige hoeveelheid regenwater.
• De auto is uitgerust met een staafantenne of een draadloze antenne.
• Er zijn sleepogen geplaatst.
• Als de bumper of sensor een sterke schok ondergaat.
• De auto nadert een hoge of gebogen stoeprand.
• In fel zonlicht of zeer koud weer.
• Objecten direct onder de bumper worden niet gesignaleerd.
• Als het obstakel zich te dicht bij de sensor bevindt.
• Als er geen originele Lexus-wielophanging is gemonteerd (verlaagde wielop-
hanging, enz.).
• Mogelijk worden mensen die bepaalde soorten kleding dragen niet gesignaleerd.
Naast bovenstaande voorbeelden zijn er situaties waarin verkeersborden en andere
objecten vanwege hun vorm door de sensor dichterbij worden gezien dan ze in wer-
kelijkheid zijn.
2254-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
●De vorm van een obstakel kan ervoor zorgen dat een sensor het obstakel niet signa-
leert. Let goed op bij de volgende obstakels:
• Kabels, hekken, touwen, enz.
• Katoen, sneeuw en andere materialen die geluidsgolven absorberen
• Zeer hoekige objecten
• Lage obstakels
• Hoge obstakels waarbij het bovenste deel uitsteekt in de richting van uw auto
●Tijdens het gebruik kunnen zich de volgende situaties voordoen:
• Afhankelijk van de vorm van het obstakel en andere factoren kan de detectieafstand
korter worden of kan detectie onmogelijk zijn.
• Mogelijk worden obstakels niet gesignaleerd als deze zich te dicht bij de sensor
bevinden.
• Tussen het signaleren van een object en de weergave zit een kleine vertraging. Zelfs
als er met lage snelheid wordt gereden, bestaat de mogelijkheid dat het obstakel
binnen het detectiegebied van de sensoren komt voordat het display wordt weerge-
geven en het waarschuwingssignaal hoorbaar is.
• Smalle paaltjes of objecten die lager zijn dan de sensor worden mogelijk niet gesig-
naleerd wanneer u ze nadert, zelfs als ze eenmaal zijn gesignaleerd.
• Het kan moeilijk zijn om de geluidssignalen te horen als de audio-installatie hard
staat of als de luchtcirculatie van de airconditioning veel geluid produceert.
■Als er geen melding op het multi-informatiedisplay verschijnt
Blz. 523
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. geluidsvolume zoemer) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 591)
WA A R S C H U W I N G
■Waarschuwing bij het gebruik van de Lexus Parking Assist-sensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
●Rijd als het systeem is ingeschakeld niet harder dan 10 km/h.
●Het detectiegebied van de sensoren en de reactietijden zijn beperkt. Controleer tij-
dens het voor- of achteruitrijden of de omgeving (vooral naast de auto) veilig is en rijd
langzaam. Regel de snelheid met het rempedaal.
●Monteer geen accessoires binnen de detectiegebieden van de sensoren.
2264-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
OPMERKING
■Als de Lexus Parking Assist-sensor wordt gebruikt
In de volgende gevallen werkt het systeem mogelijk niet goed als gevolg van een sto-
ring in een sensor, enz. Laat de auto nakijken door een erkende Lexus-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
●Het bedieningsdisplay van de Lexus Parking Assist-sensor knippert en er klinkt een
zoemer terwijl er geen obstakel is gesignaleerd.
●Als het gedeelte rond de sensor in aanraking komt met iets of wordt blootgesteld aan
een krachtige schok.
●Als de bumper ergens tegenaan komt.
●Als het display continu te zien is en er geen piepsignaal klinkt, behalve wanneer de
toets “Mute” van de zoemer is ingeschakeld.
●Controleer eerst de sensor als er een weergavefout optreedt.
Als de fout zich voordoet terwijl er geen ijs, sneeuw of modder op de sensor zit, is de
sensor waarschijnlijk defect.
■Opmerkingen bij het wassen van de auto
Stel de omgeving van de sensoren niet bloot aan sterke waterstralen of stoom.
De sensor kan hierdoor defect raken.
2294-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
●Permanent uitschakelen van het scherm.
Houd de toets AUTO gedurende 12 tot 15 seconden ingedrukt.
Het scherm wordt na 6 seconden uit- en ingeschakeld. Blijf de toets inge-
drukt houden totdat het scherm opnieuw wordt uitgeschakeld.
De indicator moet oranje gaan knipperen.
Het scherm wordt niet automatisch opnieuw ingeschakeld nadat het con-
tact UIT en AAN is gezet.
●Handmatig inschakelen van het scherm.
Druk op de toets AUTO. De indicator moet groen worden.
■Beschrijving scherm
Het scherm van het Rear View Monitor-systeem wordt weergegeven als de
selectiehendel in stand R wordt gezet terwijl het contact AAN staat.
Voertuigbreedtereferentielijn
Deze lijn geeft een richting aan wanneer de auto achteruit wordt ingeparkeerd.
De weergegeven breedte is groter dan de werkelijke breedte van de auto.
Voertuighartlijn
Deze lijnen geven naar schatting het midden van de auto boven de grond aan.
Afstandslijn (rood)
De lijn toont de afstand achter de auto, een punt op ongeveer 0,5 m van de bum-
perrand.
Afstandslijn (blauw)
De lijn toont de afstand achter de auto, een punt op ongeveer 1 m van de bumper-
rand.
Display Lexus Parking Assist-sensor (indien aanwezig)
Type met Lexus display-audiosysteem: Als een obstakel wordt gesignaleerd terwijl
de Lexus Parking Assist-sensor in werking is, verschijnt in de rechter bovenhoek
van het scherm een display.
Gebruik van het Rear View Monitor-systeem
1
2
3
4
5
2444-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*
◆Pre-Crash-veiligheidsgordels (alleen veiligheidsgordels voor)
Als de Pre-Crash-sensor registreert dat een aanrijding onvermijdelijk is, trekt
het Pre-Crash Safety-systeem de veiligheidsgordel strak voordat de aanrij-
ding plaatsvindt.
Dit gebeurt ook als de bestuurder hard remt of de macht over het stuur ver-
liest. (Blz. 39)
Als het VSC-systeem is uitgeschakeld, werkt het systeem echter niet in geval
van slippen.
◆Pre-Crash Brake Assist
Als een frontale aanrijding waarschijnlijk is, past het systeem een grotere rem-
kracht toe, in relatie tot de kracht waarmee het rempedaal wordt ingetrapt.
◆Pre-Crash Brake-systeem
Als een frontale aanrijding waarschijnlijk is, waarschuwt het systeem de
bestuurder door middel van een waarschuwingslampje, een waarschuwings-
scherm en een zoemer. Als het systeem signaleert dat een aanrijding onver-
mijdelijk is, worden de remmen automatisch geactiveerd om de snelheid bij
de aanrijding te verlagen. Het Pre-Crash Brake-systeem kan met de schake-
laar Pre-Crash Off worden uitgeschakeld.
: Indien aanwezig
Als de radarsensor signaleert dat een frontale aanrijding waarschijnlijk is,
worden veiligheidssystemen als het remsysteem en de veiligheidsgordels
automatisch geactiveerd door het Pre-Crash Safety-systeem om de gevolgen
van een aanrijding en schade aan de auto zo veel mogelijk te beperken.
2454-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Pre-Crash Brake-systeem uitge-
schakeld
Pre-Crash Brake-systeem ingescha-
keld
Het waarschuwingslampje PCS
gaat branden als het Pre-Crash
Brake-systeem wordt uitgeschakeld.
De radarsensor signaleert auto's of
andere obstakels op en naast de weg
voor de auto en bepaalt aan de hand
van de positie, de snelheid en de rich-
ting van het obstakel of een aanrijding
onvermijdelijk is.
■De onderdelen van het Pre-Crash Safety-systeem kunnen worden geactiveerd als
●Pre-Crash-veiligheidsgordels (type A)
• De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 30 km/h.
• Het systeem plotseling remmen of een slip signaleert.
• De inzittenden voor de veiligheidsgordel dragen.
●Pre-Crash-veiligheidsgordels (type B)
• De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 5 km/h.
• De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto nadert, hoger
is dan ongeveer 30 km/h.
• De inzittenden voor de veiligheidsgordel dragen.
●Pre-Crash Brake Assist:
• De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 30 km/h.
• De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto nadert, hoger
is dan ongeveer 30 km/h.
• Het rempedaal is ingetrapt.
●Pre-Crash Brake-systeem:
• De schakelaar Pre-Crash OFF niet is ingedrukt.
• De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 15 km/h.
• De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto nadert, hoger
is dan ongeveer 15 km/h.
Uitschakelen van Pre-Crash Brake-systeem
1
2
Radarsensor
2464-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Omstandigheden die het systeem kunnen activeren zelfs als er geen kans op een aan-
rijding is
●Als er bij het begin van een bocht een obstakel naast de weg aanwezig is
●Als u in een bocht een tegemoetkomende auto passeert
●Als u over een smalle ijzeren brug rijdt
●Als op de weg een metalen object aanwezig is
●Als u over een slecht wegdek rijdt (neus omhoog, neus omlaag)
●Als een auto u tegemoetkomt wanneer u op een kruising links (auto's met linkse bestu-
ring) of rechts (auto's met rechtse besturing) afslaat
●Als uw auto snel een voorligger nadert
●Als een viaduct/ongelijkvloerse kruising, verkeersbord, billboard of andere constructie
zich direct in de lijn van de auto lijkt te bevinden
●Als door het hoogteverschil in de weg een lager gelegen metalen object zichtbaar
wordt voor de auto
●Als de wagenhoogte extreem verandert
●Als de radar onjuist is uitgelijnd
●Als u door bepaalde tolpoortjes rijdt
●Als u onder een viaduct doorrijdt
●Als u door een tunnel rijdt
Als het systeem in bovenstaande situaties geactiveerd wordt, is het mogelijk dat de vei-
ligheidsgordels snel aangetrokken worden en de remmen met meer kracht dan normaal
worden bediend. Als de veiligheidsgordel in aangetrokken positie geblokkeerd is, breng
dan de auto op een veilige plaats tot stilstand, doe de veiligheidsgordel los en doe hem
daarna weer vast.
■Obstakels die niet worden waargenomen
De sensor kan geen plastic obstakels als pylonen waarnemen. In sommige gevallen
neemt de sensor ook geen voetgangers, dieren, fietsen, motorfietsen, bomen en
sneeuwhopen waar.
■Situaties waarin het Pre-Crash Safety-systeem niet goed werkt
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet goed:
●Op wegen met scherpe bochten of oneffenheden
●Als er plotseling een auto voor uw auto gaat rijden, bijvoorbeeld op een kruising
●Als uw auto plotseling wordt gesneden, bijvoorbeeld wanneer u wordt ingehaald
●Onder barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval, mist en sneeuw-
of zandstormen
●Als uw auto in een slip raakt terwijl de VSC niet in werking is
●Als de wagenhoogte extreem verandert
●Als de radar onjuist is uitgelijnd
■Automatisch uitschakelen van het Pre-Crash Safety-systeem
Als een storing optreedt waardoor de sensoren geen obstakels meer kunnen waarne-
men, bijvoorbeeld doordat de sensor vuil is, wordt het Pre-Crash Safety-systeem auto-
matisch uitgeschakeld. Het systeem wordt in dit geval niet geactiveerd, zelfs niet
wanneer er kans op een aanrijding is.
■Als er een storing in het systeem aanwezig is of het systeem tijdelijk niet kan worden
gebruikt
De waarschuwingslampjes gaan branden of knipperen en/of er verschijnen waarschu-
wingen. (Blz. 516, 523)