2494-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Beperkingen van het Pre-Crash Safety-systeem
Vertrouw niet alleen op het Pre-Crash Safety-systeem. Rijd altijd veilig, houd rekening
met de omgeving en controleer de weg op obstakels en andere potentiële gevaren.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ont-
staan.
■Waarschuwingen met betrekking tot de inhoud van ondersteunende systemen
Het Pre-Crash Safety-systeem is bedoeld om de bestuurder met behulp van alarm-
functies en het remfunctieregelsysteem te helpen om aanrijdingen te voorkomen via
KIJKEN-BEOORDELEN-HANDELEN. Het systeem kan slechts in beperkte mate
ondersteuning bieden, dus let op de volgende belangrijke punten:
●De bestuurder helpen om op de weg te letten
Het Pre-Crash Safety-systeem kan alleen obstakels signaleren die zich direct vóór de
auto bevinden, en alleen binnen een beperkt bereik. Het systeem is niet bedoeld om
zorgeloos of roekeloos rijgedrag te rechtvaardigen en kan de bestuurder ook niet
helpen tijdens het rijden bij slecht zicht. De bestuurder moet daarom nog steeds
goed op de omgeving rond de auto letten.
●De bestuurder ondersteunen bij het maken van een juiste beoordeling
Wanneer geprobeerd wordt de kans op een aanrijding in te schatten, beschikt het
Pre-Crash Safety-systeem alleen over gegevens van obstakels die het systeem direct
voor de auto heeft gesignaleerd. Het is daarom strikt noodzakelijk dat de bestuurder
alert blijft en zelf bepaalt of er op enig moment kans op een aanrijding bestaat.
●De bestuurder helpen actie te ondernemen
De Brake Assist-functie van het Pre-Crash Safety-systeem is ontworpen om de ernst
van de aanrijding te helpen beperken en handelt dus alleen wanneer het systeem
heeft geoordeeld dat een aanrijding onvermijdelijk is. Dit systeem kan niet zelf auto-
matisch een aanrijding voorkomen of de auto veilig tot stilstand brengen. Daarom
moet de bestuurder in gevaarlijke situaties direct zelf actie ondernemen om de veilig-
heid van alle betrokkenen te garanderen.
■Omstandigheden waarin de sensor voorliggers niet of niet op de juiste manier signa-
leert
Rem in een van de volgende situaties indien nodig zelf af.
●Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de werking van de sensor
hindert
●Als de achterzijde van de auto ver ingezakt is (omdat er zware lading in de bagage-
ruimte vervoerd wordt, enz.)
●Auto's die plotseling voor u invoegen
●Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens zonder lading, enz.)
●Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
2504-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Behandelen van de radarsensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ervoor te zorgen dat het Pre-
Crash Safety-systeem goed blijft functioneren:
●Houd de sensor en de lenskap altijd schoon.
Reinig de sensor en de lenskap met een zachte doek zodat er geen krassen of
beschadigingen ontstaan.
●Stel de sensor en de omgeving van de sensor niet bloot aan krachtige schokken.
Als de sensor ook maar iets verplaatst wordt, werkt het systeem mogelijk niet meer
(goed). Als de sensor en de omgeving van de sensor aan krachtige schokken zijn
blootgesteld, moet het desbetreffende gedeelte van de auto altijd worden gecontro-
leerd en indien nodig gerepareerd door een erkende Lexus-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
●Neem de sensor niet uit elkaar.
●Monteer geen accessoires en plak geen stickers op de sensor, de lenskap of in de
directe omgeving.
●Wijzig of spuit de sensor en de lenskap niet.
2564-6. Rijtips
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
●Gebruik winterbanden met de voorgeschreven maat.
●Zorg ervoor dat de bandenspanning aan de specificatie voldoet.
●Rijd niet harder dan de toegestane snelheid of harder dan de snelheidslimiet die geldt
voor de gebruikte winterbanden.
●Monteer winterbanden op alle wielen.
■Rijden met sneeuwkettingen
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Anders kunnen een aanrijding en ernstig letsel het gevolg zijn.
●Rijd niet harder dan de maximaal toegestane snelheid voor de gebruikte sneeuwket-
tingen of niet harder dan 50 km/h, afhankelijk van welke snelheid de laagste is.
●Vermijd het rijden over slechte wegdekken en over gaten.
●Vermijd plotseling accelereren, abrupte stuuracties, plotseling remmen en schakel-
handelingen die een plotselinge motorremwerking veroorzaken.
●Minder uw snelheid alvorens een bocht aan te snijden zodanig, dat u zeker weet dat
de auto bestuurbaar blijft.
■Bij het parkeren
Blokkeer bij het parkeren van de auto de wielen zonder de parkeerrem te gebruiken.
Als u de wielen niet blokkeert, kan de auto onverwachts in beweging komen, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
OPMERKING
■Repareren of vervangen van winterbanden (auto's met waarschuwingssysteem ban-
denspanning)
Laat winterbanden repareren of vervangen door een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
of door een bandenspecialist.
Het verwijderen en plaatsen van winterbanden heeft namelijk invloed op de werking
van de bandenspanningssensoren en zenders.
■Sneeuwkettingen monteren (auto's met waarschuwingssysteem bandenspanning)
Als er sneeuwkettingen gemonteerd zijn, kan het gebeuren dat bandenspanningssen-
soren en -zenders niet goed functioneren.
4166-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Voorkomen dat de voorruit beslaat
●Gebruik niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer. Het ver-
schil tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit zorgt ervoor
dat de buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht wordt belemmerd.
■Om brandwonden te voorkomen
●Raak het spiegeloppervlak van de buitenspiegels niet aan wanneer de buitenspiegel-
verwarming is ingeschakeld.
●Raak het onderste deel van de voorruit en de gedeeltes bij de voorstijlen niet aan
wanneer de voorruitverwarming is ingeschakeld. (auto's met voorruitverwarming)
OPMERKING
■Luchtvochtigheidssensor (indien aanwezig)
■Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is uitgeschakeld, de airconditioning niet langer ingescha-
keld dan noodzakelijk is.
●Plaats geen voorwerpen op het dashboard
die de uitstroomopeningen kunnen bedek-
ken. Anders raakt de luchtstroom mogelijk
geblokkeerd, waardoor de voorruitverwar-
ming de voorruit niet kan ontwasemen.
De voorruit is voorzien van een sensor die de
luchtvochtigheid in de auto, de temperatuur
van de voorruit, enz. meet, om vast te stellen of
de ruit is beslagen. (Blz. 414)
Volg onderstaande punten op om te voorko-
men dat de sensor beschadigd raakt.
●Neem de sensor niet uit elkaar
●Spuit geen ruitenreiniger op de sensor en stel
hem niet bloot aan sterke schokken
●Bevestig niets op of aan de sensor
4236-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
WA A R S C H U W I N G
■Voorkomen dat de voorruit beslaat
●Gebruik niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer. Het ver-
schil tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit zorgt ervoor
dat de buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht wordt belemmerd.
■Om brandwonden te voorkomen
●Raak het spiegeloppervlak van de buitenspiegels niet aan wanneer de buitenspiegel-
verwarming is ingeschakeld.
●Raak het onderste deel van de voorruit en de gedeeltes bij de voorstijlen niet aan
wanneer de voorruitverwarming is ingeschakeld. (auto's met voorruitverwarming)
OPMERKING
■Luchtvochtigheidssensor (indien aanwezig)
■Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is uitgeschakeld, de airconditioning niet langer ingescha-
keld dan noodzakelijk is.
●Plaats geen voorwerpen op het dashboard
die de uitstroomopeningen kunnen bedek-
ken. Anders raakt de luchtstroom mogelijk
geblokkeerd, waardoor de voorruitverwar-
ming de voorruit niet kan ontwasemen.
De voorruit is voorzien van een sensor die de
luchtvochtigheid in de auto, de temperatuur
van de voorruit, enz. meet, om vast te stellen of
de ruit is beslagen. (Blz. 421)
Volg onderstaande punten op om te voorko-
men dat de sensor beschadigd raakt.
●Neem de sensor niet uit elkaar
●Spuit geen ruitenreiniger op de sensor en stel
hem niet bloot aan sterke schokken
●Bevestig niets op of aan de sensor
4447-1. Onderhoud en verzorging
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Bij het wassen van de auto
Zorg dat er geen water in de motorruimte komt. Anders kan er brand in elektrische
componenten, enz. ontstaan.
■Bij het wassen van de voorruit (auto's met regensensor)
●Wanneer het bovenste deel van de voorruit waar de regensensor is geplaatst met de
hand wordt aangeraakt
●Wanneer een natte doek of iets dergelijks in de buurt van de regensensor wordt
gehouden
●Als iets tegen de voorruit stoot
●Als u het regensensorhuis aanraakt of als iets in aanraking komt met de regensensor
■Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de uitlaatpijp
Uitlaatgassen zorgen ervoor dat de uitlaatpijp tamelijk heet wordt.
Raak wanneer u de auto wast de uitlaatpijp niet aan totdat deze voldoende is afge-
koeld, aangezien het aanraken van een hete uitlaatpijp brandwonden kan veroorzaken.
Zet de ruitenwisserschakelaar in de stand OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in de stand
AUTO staat, kunnen de ruitenwissers in de vol-
gende gevallen onverwacht in werking treden.
Hierdoor kunnen uw handen bekneld raken en
kunt u ernstig letsel oplopen, en hierdoor kun-
nen de ruitenwisserbladen beschadigd raken.
Uit
4457-1. Onderhoud en verzorging
7
Onderhoud en verzorging
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
OPMERKING
■Aantasting van de lak en corrosie van de carrosserie en onderdelen (lichtmetalen
velgen, enz.) voorkomen
●Was de auto zo spoedig mogelijk:
• Na het rijden in een kustgebied
• Na het rijden over gepekelde wegen
• Als er zich teer of boomsappen op de lak bevinden
• Als er zich dode insecten, insecten- of vogelpoep op de lak bevinden
• Na het rijden in gebieden waar sprake is van veel rook, stof, ijzerdeeltjes of chemi-
sche stoffen
• Als de auto erg vuil is geworden van stof of modder
• Als er brandstof op de lak is gemorst
●Laat krassen of steenslagschade onmiddellijk repareren.
●Verwijder vuil van de velgen en berg ze op een droge plaats op om te voorkomen dat
de velgen tijdens de opslag gaan corroderen.
■Schoonmaken van de verlichting aan de buitenzijde
●Was deze met de nodige voorzichtigheid. Gebruik geen organische oplosmiddelen
en borstel ze ook niet af met een harde borstel.
Deze kunnen de verlichting beschadigen.
●Breng geen was aan op de lenzen.
Was kan het lampglas beschadigen.
■Voorkomen van beschadiging van de ruitenwisserarmen voor
Trek eerst de ruitenwisserarm aan de bestuurderszijde omhoog en daarna die aan de
passagierszijde. Begin, als u de ruitenwisserarmen weer in hun oorspronkelijke stand
terugzet, aan de passagierszijde.
■Wassen in een autowasstraat (auto's met ruitenwissers met regensensor)
Zet de ruitenwisserschakelaar in stand OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in stand AUTO staat, kunnen de ruitenwissers in wer-
king treden waardoor de ruitenwisserbladen beschadigd kunnen raken.
4707-3. Zelf uit te voeren onderhoud
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Uw auto is uitgerust met een bandenspanningswaarschuwingssysteem dat
gebruik maakt van bandenspanningssensoren en -zenders om een lage banden-
spanning te signaleren voordat deze tot problemen leidt.
Als de bandenspanning onder een bepaalde waarde komt, wordt de bestuurder
door middel van een waarschuwingslampje gewaarschuwd. (Blz. 519)
◆Plaatsen van bandenspanningssensoren en -zenders
Bij het vervangen van banden of velgen moeten de bandenspanningssenso-
ren en -zenders ook worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssensoren en -zenders geplaatst worden,
moeten de identificatiecodes van deze componenten worden geregistreerd
in de bandenspanningswaarschuwingssysteem-ECU en moet het banden-
spanningswaarschuwingssysteem worden geïnitialiseerd. Laat de identifica-
tiecodes van de bandenspanningssensoren en -zenders registreren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. (Blz. 471)
◆Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
■Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet worden geïnitialiseerd
in de volgende omstandigheden:
●Auto's met 17 inch banden: Verwisselen van voor- en achterwielen met een
verschillende bandenspanning
●Als de bandenspanning wordt gewijzigd (bijvoorbeeld wanneer de rijsnel-
heid of de belading verandert).
●Als de bandenmaat wordt aangepast
Als het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt geïnitialiseerd, wordt
de actuele bandenspanning als referentiespanning beschouwd.
■Initialiseren van bandenspanningswaarschuwingssysteem
Parkeer de auto op een veilige plaats en zet het contact UIT.
Er kan niet worden geïnitialiseerd wanneer de auto rijdt.
Breng de banden op spanning zoals voorgeschreven voor koude banden.
(Blz. 587)
Breng de banden op de voorgeschreven spanning voor de banden in koude toe-
stand. Deze spanning vormt de referentiespanning voor het bandenspannings-
waarschuwingssysteem.
Bandenspanningswaarschuwingssysteem (indien aanwezig)
1
2