NOODONTGRENDELING
BAGAGERUIMTE
Ter beveiliging bevindt zich in de ba-
gageruimte een hendel waarmee het
kofferdeksel in noodgevallen kan
worden geopend. Mocht iemand in de
bagageruimte ingesloten raken, dan
kan het kofferdeksel eenvoudig wor-
den geopend door aan de lichtgevende
hendel te trekken die is bevestigd aan
het slotmechanisme.
BEVEILIGINGSSYSTEMEN
VOOR INZITTENDEN
Een zeer belangrijke veiligheidsvoor-
ziening in uw auto zijn de beveili-
gingssystemen voor inzittenden:
Driepuntsgordels voor de bestuur-der en alle passagiers Geavanceerde frontairbags voor de
bestuurder en voorpassagier
Extra knieairbag aan bestuurderszijde
Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC) voor de bestuurder en de
passagiers die naast een raam zitten
Extra zijairbags in de stoelen
Krachtabsorberende stuurkolom en stuur.
Actief motorkapsysteem
Kniebeschermers voor inzittenden voorin
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van gordelspanners, die de
inzittenden betere bescherming
bieden, doordat tijdens aanrijdin-
gen de door inzittenden uitgeoe-
fende krachten gecontroleerd wor-
den opgevangen.
Alle veiligheidsgordelsystemen (be- halve die van de bestuurder en
voorpassagier) hebben een auto-
matisch blokkerend oprolmecha-
nisme dat de veiligheidsgordel op zijn plaats vergrendelt door de gor-
del helemaal uit te trekken en ver-
volgens op de gewenste lengte aan
te passen om een kinderzitje te be-
vestigen of een groot voorwerp op
een stoel vast te zetten.
Lees de informatie in dit hoofdstuk
aandachtig door. Hierin wordt uitge-
legd hoe u het beveiligingssysteem
voor inzittenden op de juiste wijze
gebruikt om uw passagiers en uzelf
optimaal te beschermen.
Als u kinderen vervoert die te klein zijn
voor de normale veiligheidsgordels,
kunt u de veiligheidsgordels of de
ISOFIX-voorziening ook gebruiken om
baby- en kinderzitjes te bevestigen.
Raadpleeg voor meer informatie de pa-
ragraaf "ISOFIX — Bevestigingssys-
teem voor kinderzitjes".
OPMERKING: Het opblaasme-
chanisme van de geavanceerde
frontairbags heeft verschillende
stadia. De airbag kan zo meer of
minder krachtig worden opgebla-
zen, afhankelijk van factoren zo-
als de soort aanrijding en de ernst
ervan.
Noodontgrendeling bagageruimte
31
auto wordt geraakt, opgeblazen wor-
den bij aanrijdingen die geringe
schade aan de voorkant van het voer-
tuig tot gevolg hebben, maar die aan-
vankelijk een grote afname van de
snelheid veroorzaken.
De zijairbags worden niet bij alle zij-
delingse botsingen opgeblazen. Het
opblazen van de zijairbags is afhan-
kelijk van de ernst en aard van de
aanrijding.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig in de loop van de tijd
meten, zijn de snelheid van het voer-
tuig en de schade op zichzelf geen
goede indicatoren voor de noodzaak
van het wel of niet opblazen van een
airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle onge-
vallen noodzakelijk voor uw bescher-
ming en om uw lichaam in de juiste
positie te houden, uit de buurt van een
airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bewaakt de ge-
reedheid van de elektronische onder-
delen van het airbagsysteem wanneerde contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat. Als het con-
tactslot in de stand OFF of ACC staat,
is het airbagsysteem niet ingeschakeld
en zullen de airbags niet worden op-
geblazen.
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden beschikt over
een reservevoeding, waardoor de air-
bags ook geactiveerd kunnen worden
wanneer de accu leeg is of is losgekop-
peld.
De controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzit-
tenden schakelt ook het
waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instrumen-
tenpaneel in voor een zelftest gedu-
rende vier tot acht seconden, wanneer
het contact voor het eerst wordt inge-
schakeld. Na de zelftest gaat het
waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem uit. Als de controller van
het beveiligingssysteem voor inzitten-
den een storing in het systeem detec-
teert, gaat het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem knipperen of continu branden. Een enkel geluids-
signaal klinkt als het lampje gaat
branden na de eerste keer starten.
De module bevat ook diagnosefunc-
ties die het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem in de instru-
mentengroep laten branden wanneer
een storing wordt geconstateerd die
het airbagsysteem zou kunnen beïn-
vloeden. De diagnose meldt eveneens
de aard van het defect.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem op
het instrumentenpaneel negeert,
kan dat betekenen dat de airbags u
bij een aanrijding niet beschermen.
Als het lampje niet gaat branden
tijdens de gloeilampcontrole wan-
neer u de contactsleutel omdraait,
blijft branden nadat u de auto hebt
gestart of gaat branden tijdens het
rijden, dient u het defect onmiddel-
lijk door uw erkende dealer te laten
repareren.
47
letsel kan veroorzaken wanneer de in-
zittende niet goed in de stoel zit, of
wanneer zich voorwerpen bevinden in
de ruimte waar de airbag wordt opge-
blazen. Dat geldt vooral voor kinde-
ren.
Opblaasmodules voor
aanvullende gordijn-zijairbags
Tijdens aanrijdingen waarbij de bot-
sing beperkt blijft tot een bepaalde
zone aan de zijkant van de auto, zal de
controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden mogelijk de aanvul-
lende gordijn-zijairbags opblazen. Dit
is afhankelijk van de kracht en de
aard van de botsing. In deze gevallen
blaast de controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden alleen
de gordijn-zijairbag op aan de zijde
van de botsing.
Een grote hoeveelheid niet-giftig gas
wordt gegenereerd om de gordijn-
zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt het
zijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveer
een kwart van de tijd die nodig is ommet de ogen te knipperen). Dit ge-
beurt met zoveel kracht dat letsel kan
worden veroorzaakt als de inzittende
niet correct op de stoel zit en/of de
veiligheidsgordel niet op de juiste
wijze draagt, of wanneer zich voor-
werpen bevinden in de ruimte waarin
de airbag wordt opgeblazen. Dat geldt
vooral voor kinderen. De gordijn-
zijairbag heeft na het opblazen slechts
een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig in de loop van de tijd
meten, zijn de snelheid van het voer-
tuig en de schade op zichzelf geen
goede indicatoren voor de noodzaak
van het wel of niet opblazen van een
airbag.
Sensoren voor frontale en
zijdelingse botsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen
kunnen de botsingsensoren de con-
troller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden helpen bij het bepa-
len van de juiste reactie op de botsin-
gen.
Uitgebreid
ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal de controller
van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden, als het communicatienet-
werk en de voeding intact blijven en
afhankelijk van de aard van de bot-
sing, bepalen of het uitgebreide onge-
lukkenresponssysteem de volgende
functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor
afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu energie
heeft of het contact wordt afgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de
contactsleutel wordt verwijderd.
De portieren automatisch ontgren- delen.
Om de functies van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem na een in-
cident te resetten, moet u de contact-
schakelaar van de stand IGN ON in de
stand IGN OFF zetten.
49
Aandrijving op allewielen (AWD)
.........247, 331
Aanhangergewicht...........282
Aanhangwagen trekken........278
Aanvullend veiligheidssysteem -Airbag
..................42
ABS.....................253
ABS-lampje................190
ABS, waarschuwingslampje.....190
Accu....................318
Accu,locatie
.................318
van afstandsbediening
vervangen
...............20
Achteras (differentieel)........332
Achtermistlamp.............134
Achtermistlampen...........134
Achterruitontdooier..........178
Achterruitverwarming.........178
Achterruitvoorzieningen.......178
Adaptieve cruisecontrol (ACC)(cruisecontrol)
............146
Additieven, brandstof.........276
Afstandsbediening autoradio. . . .215
Afstandsbediening kofferklep.....30
Afvoeren,
antivries (motorkoelvloeistof). .326
motorolie...............317
Airbag.................42, 49
Airbag, activering.............50
Airbaglampje......47, 51, 69, 189
Airbagonderhoud.............51
Airbag, raam (zijgordijn). .44, 46, 49
Airbag, zij-.........44, 46, 48, 49
Airco, filter............223, 320
Airco, koelmiddel........319, 320
Aircosysteem...........222, 319
Alarmknipperlichten..........293
Alarmlampje...............190
Alarmlichten...............190
Alarmsysteem (beveiliging). . .15, 16
Algemeen onderhoud.........315
Algemene informatie. . . .15, 21, 109
Antiblokkeersysteem(ABS)
..............253, 254
Anti-ongevalsysteem FCW (ForwardCollision Warning)
......158, 195
Antivries(motorkoelvloeistof)
.....325, 346
Antivries (motorkoelvloeistof),afvoeren
...............326
Asolie....................348
Assmeermiddel (asolie)........348
AudiosysteemKicker
.................214
Audiosysteem Kicker..........214
Automatisch controlelampje Olieverversen
................198
Automatische koplampen.......132
Automatischeportiervergrendelingen
........23
Automatische temperatuurregeling(ATC)
..................222
Automatische versnellingsbak. . .235,
240, 330, 331
Automatische versnellingsbak, AutoStick
...............245
schakelgroepen...........236
soort vloeistof............348
speciale additieven........330
vloeistof bijvullen......331, 348
vloeistof en filter vervangen. .331
vloeistofpeil controleren.....330
vloeistof verversen.........331
Automatische versnellingsbak,noodloopmodus
...........239
Automatisch ontgrendelen,portieren
.................23
AutoStick.................245
Bagageruimte..............177
Bagageruimte, voorzieningen. . . .177
Banden................70, 260
Banden,algemene informatie
.......260
bandenspanning..........260
compacte thuiskomer.......264
364
Instapruimte, verlicht..........18
Instapverlichting.............18
Instelbare stuurkolom.....140, 141
Instructieboekje(gebruiksaanwijzing)
..........6
Instrumentengroep.......185, 186
Instrumentenpaneel enbedieningsinstrumenten
......184
Instrumentenpaneel, reinigen. . . .335
Interieurverlichting...........137
Interieur, verzorging enonderhoud
...............334
Intervalstand ruitenwissers(intervalschakeling van de
ruitenwissers)
.............138
Intervention Regeneration
Strategy
................322
Keuze van koelvloeistof(antivries)
...........325, 347
Keuze van olie..............317
Keyless Enter-N-Go.......24, 229
Keyless Go.................12
Kilometerteller..............186
Kindersloten................23
Kinderstoeltje............53, 57
Kinderzitje.................53
Kinderzitjes.................53
Klimaatregeling.............217
Klok instellen..............214
Knie-airbag.................42
Knipperlichten,richtingaanwijzer
. . .71, 135, 186
waarschuwingsknipperlichten. .293
Koelmiddel................320
Koelsysteem...............324
Koelsysteem,aftappen, spoelen, bijvullen
. . .325
(antivries) kloelvloeistof
bijvullen
...............325
belangrijke punten........327
controle................327
dop...................326
inhoud koelvloeistofreservoir. .346
keuze van de koelvloeistof
(antivries)
.......325, 346, 347
koelvloeistofpeil.......324, 327
oude koelvloeistof afvoeren. . .326
radiateurdop............326
Koelvloeistof (antivries) bijvullen. .325
Koelvloeistofdop (radiateurdop). .326
Kofferdeksel.............30, 31
Kofferdeksel, elektrischeontgrendeling
..............30
Kofferdeksel, noodontgrendeling. . .31
Kofferdekselslot Ontgrendeling,Noodgevallen
..............31
Koolstofmonoxide, waarschuwing. .68
Koplampen................344
Koplampen,automatisch
.............132
grootlichtschakelaar/
dimlichtschakelaar
........136
inschakelen met ruitenwissers. .132
lichtsignaal.............136
lichtverklikker...........134
reinigen................334
schakelaar..............131
sproeiers...............140
uitschakelvertraging.......132
vertraging..............132
Koplampsproeiers........140, 322
Lakonderhoud..............332
Lampen...............71, 343
Lampen,vervangen
...........343, 344
Lampen, verlichting.......71, 343
Lampen vervangen.......343, 344
Lampje Motor controleren(storingslampje)
...........188
LampjesIndicatielampje grootlicht
. . . .186
Lane Change Assist..........135
Lastverdelingssysteem.........179
Lekken, vloeistof.............71
Levensduur van banden.......266
367
Verzorging vanveiligheidsgordels
..........335
Vloeistoffen, smeermiddelen enoriginele onderdelen
........347
Vloeistoffen, vulhoeveelheden. . . .346
Vloeistoflekkage..............71
Vloeistofpeil controleren.......332
Vloeistofpeil controleren,
automatische versnellingsbak. .330
hulpversnellingsbak........331
koelsysteem.............324
motorolie...............316
remmen................328
Vloeistof, rem..............348
Vloeistof voor ruitenwisserbijvullen
................322
Vloerconsole...............175
Voedingsuitgang (voorrandapparatuur)
...........171
Voertuig stallen.............343
Voertuig wijzigingen/veranderingen...8
Voorruitontdooier.........69, 220
Voorzorgsmaatregelen voorgebruik
.................315
Vuldoppen,radiateur (koelvloeistofdruk)
. .326
Vulopening brandstof.........188
Waarschuwingen enaandachtspunten
............8
Waarschuwingsknipperlichten. . .293
Waarschuwingslampje.........186
Waarschuwingslampje,bandenspannings
controle
............187, 269
laag brandstofniveau.......195
rembekrachtiging.........259
remmen................189
snel motoronderhoud
noodzakelijk
.............188
veiligheidsgordels.........191
Waarschuwingslampje onderhoud. .188
Waarschuwingslampjes (beschrijving
instrumentenpaneel)
........186
Waarschuwingslampje,veiligheidsgordel
............41
Waarschuwingslampje wachten metstarten
.................195
Waarschuwingssignaalcontactsleutel
..............13
Waarschuwingssignaallichten aan
...............134
Waarschuwing uitlaatgassen......68
Waarschuwing veiligheidsgordel. . .41
Water,rijden door
..............249
Wielbouten................294
Wielen en velgen............333
Wijzigingen/modificaties, voertuig...8
Windgeruis.............29, 170
Winterbanden..............263
Zekeringen............335, 336
Zekeringen onder de motorkap. . .336
Zender, afstandsbedieningportiervergrendeling
.........18
Zender programmeren (afstandsbedie-ning portiervergrendeling)
.....18
Zij-airbag..................48
Zonnebrilvakje.............167
Zonnedak.................167
Zuinig rijden...............199
Zwangere vrouwen enveiligheidsgordels
...........42
372 Fiat Group Automobiles S.p.A. - Parts & Services - Technical Services - Service Engineering
Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Torino (Italia)Print n. 530.02.316 - 09/2013 - Edition 1