SFEERVERLICHTING...................136
INTERIEURVERLICHTING ...............137
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS ..........138
INTERVALSTAND ......................138
MIST-FUNCTIE ........................138
RUITENSPROEIERS ....................139
REGENSENSOR (voor bepaalde uitvoeringen/ landen) ..............................139
KOPLAMPSPROEIERS ....................140
VERSTELBARE STUURKOLOM .............140
ELEKTRISCH VERSTELBARE STUURKOLOM (voor bepaalde uitvoeringen/landen) ..........141
STUURVERWARMING (voor bepaalde uitvoeringen/landen) ......................142
VERSTELBARE PEDALEN (voor bepaalde uitvoeringen/landen) ......................143
CRUISECONTROL ........................144
INSCHAKELEN ........................144
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN .....144
UITSCHAKELEN .......................145
SNELHEID HERVATTEN .................145
INGESTELDE SNELHEID AANPASSEN ......145
ACCELEREREN OM IN TE HALEN ..........145
ADAPTIEVE CRUISECONTROL (ACC) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) ..............146
WERKING VAN ADAPTIEVE CRUISECONTROL (ACC) .................147
76
ADAPTIEVE CRUISECONTROL (ACC)ACTIVEREN ...........................148
INSCHAKELEN ........................148
GEWENSTE ACC-SNELHEID INSTELLEN . . . .149
ANNULEREN ..........................149
UITSCHAKELEN .......................149
SNELHEID HERVATTEN .................150
INGESTELDE SNELHEID AANPASSEN ......150
VOLGAFSTAND INSTELLEN IN ACC ........151
INHAALHULP .........................152
MENU VAN DE ADAPTIEVE CRUISECONTROL (ACC) .................153
WAARSCHUWINGEN EN ONDERHOUDSAANWIJZINGEN OP HET
SCHERM .............................153
VOORZORG TIJDENS HET RIJDEN MET ACC . .155
MODUS NORMALE CRUISECONTROL (VASTE SNELHEID) .....................157
FORWARD COLLISION WARNING (voor bepaalde uitvoeringen/landen) .............158
PARKSENSE® PARKEERHULP ..............159
PARKSENSE® SENSOREN ................160
PARKSENSE® WAARSCHUWINGSSCHERM . .160
PARKSENSE® scherm ...................161
GELUIDSSIGNALEN VAN PARKEERHULP VÓÓR ................................162
PARKSENSE® IN- EN UITSCHAKELEN ......162
77
VERSTELBARE
PEDALEN (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het systeem met verstelbare pedalen
maakt een betere combinatie van
stuurwielstand en stoelpositie moge-
lijk en zorgt zo voor meer comfort
voor de bestuurder. Met deze functie
kunnen het rem- en gaspedaal naar de
bestuurder toe of verder van de be-
stuurder af worden verplaatst, voor
een betere positie ten opzichte van het
stuurwiel.
De schakelaar bevindt zich aan de
voorkant van de zijbeschermplaat van
de bestuurdersstoel.Druk de schakelaar naar voren om de
pedalen naar voren te verplaatsen
(naar de voorkant van de auto).
Druk de schakelaar naar achteren om
de pedalen naar achteren te verplaat-
sen (naar de bestuurder).
U kunt de pedalen verstellen als de
contactschakelaar in de stand OFF
staat.
U kunt de pedalen echter nietver-
stellen wanneer de achteruitver-
snelling (REVERSE) is gekozen of
de cruisecontrol is ingeschakeld. Bij
auto's die zijn uitgerust met het
elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC) worden de vol-
gende meldingen weergegeven als
men probeert de pedalen af te stel-
len als het systeem is geblokkeerd:
Adjustable Pedal Disabled —
Cruise Control Engaged (pedaal-
verstelling uitgeschakeld — cruise-
control ingeschakeld of Adjustable
Pedal Disabled — Vehicle In Re-
verse (pedaalverstelling uitgescha-
keld — achteruitversnelling
gekozen). OPMERKING:
Stel de pedalen altijd zo in dat ze
volledig vrij kunnen bewegen.
Voor de beste positie moeten de stoel/pedalen mogelijk nog
enigszins worden versteld.
OPMERKING: Bij uitvoeringen
met een geheugenstoel kunt u de
verstelbare pedalen in vooraf ge-
programmeerde standen zetten
met de afstandsbediening of met
de geheugenschakelaar op het
bekledingspaneel van het bestuur-
dersportier. Raadpleeg de para-
graaf "Geheugenstoel" in het
hoofdstuk "De functies van uw
auto" voor meer informatie hier-
over.
Schakelaar verstelbare pedalen
143
LET OP!
Plaats geen voorwerpen onder de
verstelbare pedalen en zorg dat de
pedalen altijd vrij kunnen bewegen.
Anders kan de pedaalbediening be-
schadigd raken. De pedalen kun-
nen niet vrij bewegen als deze wor-
den gehinderd door obstakels.
WAARSCHUWING!
Verstel de pedalen niet tijdens het
rijden. U kunt anders de controle
over het stuur verliezen en een on-
geval veroorzaken. Verstel de peda-
len alleen als de auto is geparkeerd.
CRUISECONTROL
Indien ingeschakeld neemt de cruise-
control bij snelheden boven 40 km/u
de werking van het gaspedaal over.OPMERKING: Om de correcte
werking te waarborgen, is de
cruisecontrol zodanig uitgevoerd
dat het systeem wordt uitgescha-
keld als u gelijktijdig meerdere
functies van de cruisecontrol be-
dient. Als dit gebeurt, kan het sys-
teem opnieuw in werking worden
gesteld door op de knop ON/OFF
van de cruisecontrol te drukken en
de gewenste snelheid opnieuw in
te stellen.
INSCHAKELEN
Druk op de knop ON/OFF. Het indi-
catielampje van de cruisecontrol gaatbranden in het elektronische voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC). Druk
nogmaals op de knop ON/OFF om het
systeem uit te schakelen. Het indica-
tielampje van de cruisecontrol gaat
uit. Het systeem moet worden uitge-
schakeld wanneer het niet wordt ge-
bruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de cruisecon-
trol ingeschakeld te laten wanneer
u deze niet gebruikt. U kunt het
systeem dan per ongeluk instellen
en sneller rijden dan u wilt. U kunt
anders de controle over het stuur
verliezen en een ongeval veroorza-
ken. Laat het systeem altijd uitge-
schakeld als u het niet gebruikt.
DE GEWENSTE SNELHEID
INSTELLEN
Schakel de cruisecontrol in. Wanneer
de auto de gewenste snelheid heeft
bereikt, drukt u kort op de knop SET
(-). Laat het gaspedaal los. De auto
zal nu automatisch de gekozen snel-
heid handhaven.
Cruisecontrol-knoppen
1 — ON/OFF 2 — RES +
4 — CANCEL 3 — SET -
144
OPMERKING: U mag pas op de
knop SET drukken als de auto met
een gelijkmatige snelheid op een
vlakke weg rijdt.
UITSCHAKELEN
Als u het rempedaal licht indrukt, op
de knop CANCEL (annuleren) drukt
of normale remdruk uitoefent tijdens
het afremmen, wordt de cruisecontrol
uitgeschakeld zonder dat de inge-
stelde snelheid uit het geheugen wordt
gewist. Wanneer u op de knop ON/
OFF drukt of de contactschakelaar in
de stand OFF zet, wordt de ingestelde
snelheid uit het geheugen gewist.
SNELHEID HERVATTEN
Als u een eerder ingestelde snelheid
opnieuw wilt aanhouden, drukt u kort
op de knop RES (+). Dit is alleen
mogelijk als u met een snelheid boven
32 km/u rijdt.
INGESTELDE SNELHEID
AANPASSEN
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld,
kunt u de snelheid verhogen door op
de knop RES (+) te drukken. Als u deknop ingedrukt houdt, wordt de inge-
stelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snel-
heid wordt dan ingesteld.
Wanneer u één keer op de knop RES
(+) drukt, wordt de ingestelde snel-
heid als volgt verhoogd:
2,0 km/u (3,0-liter dieselmotor)
1,6 km/u (3,6-liter motor)
Telkens wanneer op de knop wordt
gedrukt, wordt de snelheid met
2,0 km/u (3,0-liter dieselmotor) of
1,6 km/u (3,6-liter motor) verhoogd.
Als u de snelheid wilt verlagen terwijl
de cruisecontrol is ingesteld, drukt u
op de knop SET (-). Als u de knop
SET (-) ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd
totdat u de knop loslaat. Laat de knop
los zodra de gewenste snelheid is be-
reikt. De nieuwe snelheid zal vervol-
gens worden ingesteld.
Wanneer u één keer op de knop SET
(-) drukt, wordt de ingestelde snel-
heid als volgt verlaagd:
2,0 km/u (3,0-liter dieselmotor)
1,6 km/u (3,6-liter motor)
Telkens wanneer op de knop wordt
gedrukt, wordt de snelheid met
2,0 km/u (3,0-liter dieselmotor) of
1,6 km/u (3,6-liter motor) verlaagd.
ACCELEREREN OM IN TE
HALEN
Trap het gaspedaal in op dezelfde
wijze als u normaal gesproken zou
doen. Wanneer u het pedaal loslaat,
keert de auto terug naar de ingestelde
rijsnelheid.
Gebruik van de cruisecontrol op
hellingen
De versnellingsbak schakelt op hellin-
gen mogelijk terug om de ingestelde
snelheid van de auto te handhaven.
OPMERKING: De cruisecontrol
houdt de snelheid op hellingen en
bij afdalingen constant. Een kleine
snelheidsverandering op lichte
hellingen is normaal.
Op steile berghellingen kan de snel-
heid veel hoger of lager worden, waar-
door het in die gevallen beter is om
zonder cruisecontrol te rijden.
145
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn
in situaties waar het systeem geen
constante snelheid kan aanhouden.
Uw auto kan gezien de omstandig-
heden te snel gaan, waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen
en mogelijk een ongeval veroor-
zaakt. Gebruik de cruisecontrol
nooit in druk verkeer of op boch-
tige, beijzelde, besneeuwde of an-
derszins gladde wegen.
ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Adaptieve cruisecontrol (ACC) ver-
groot het gebruiksgemak van de
cruisecontrol tijdens het rijden op au-
tosnelwegen en andere hoofdwegen.
Het is echter geen veiligheidssysteem
en draagt niet bij aan het voorkomen
van ongevallen.
Met ACC kunt u de cruisecontrol in-
geschakeld houden in lichte tot ma-
tige verkeersdrukte zonder dat uvoortdurend uw cruisecontrol op-
nieuw hoeft in te stellen. ACC maakt
gebruik van een radarsensor, die is
ontworpen om direct voor u rijdende
voertuigen te detecteren.
OPMERKING:
Als de sensor geen voor u rijdend
voertuig detecteert, houdt ACC
een vaste ingestelde snelheid
aan.
Wanneer de ACC-sensor een voor u rijdend voertuig detec-
teert, zorgt ACC dat uw auto au-
tomatisch iets afremt of versnelt
(maximaal tot de oorspronkelijk
ingestelde snelheid) om een
vooraf ingestelde volgafstand
aan te houden, waarbij de snel-
heid wordt aangepast aan de
snelheid van uw voorligger.
WAARSCHUWING!
Adaptieve cruisecontrol (ACC) iseen systeem voor meer gebruiks-
gemak. Het is geen systeem dat de
taken en verantwoordelijkheden
van de bestuurder overneemt. De
bestuurder blijft te allen tijde ver-
antwoordelijk voor het aanpassen
van zijn of haar rijstijl aan de
weg-, verkeers- en weersomstan-
digheden, rijsnelheid, afstand tot
de voorligger en - als belangrijk-
ste - het bedienen van de remmen
voor veilig gebruik van de auto
onder alle omstandigheden. Vei-
lig autorijden vereist altijd uw
volle aandacht. Het negeren van
deze waarschuwingen kan een
aanrijding en ernstig of zelfs do-
delijk letsel tot gevolg hebben.
Het ACC-systeem:
Reageert niet op voetgangers, te- gemoetkomend verkeer, en stil-
staande objecten (bijv. stilstaande
voertuigen in een file).
(Vervolgd)
146
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Houdt geen rekening met weg-,verkeers- en weersomstandighe-
den en kent soms beperkingen als
gevolg van slecht zicht.
Herkent niet altijd complexe rijomstandigheden, wat kan lei-
den tot onjuiste of ontbrekende
afstandswaarschuwingen.
Kan slechts maximaal 40% van het remvermogen van uw auto
aanspreken en kan derhalve uw
auto niet volledig tot stilstand
brengen. U dient het ACC-
systeem uit te schakelen:
Tijdens het rijden bij mist, zware regenval, zware sneeuwval, natte
sneeuw, druk verkeer en com-
plexe rijomstandigheden (bijv. bij
wegwerkzaamheden).
Tijdens het oprijden van op- en afritten van snelwegen, het rijden
op bochtige, beijzelde, be-
sneeuwde, anderszins gladde we-
gen, of op steile hellingen of afda-
lingen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Tijdens het rijden met een aan-hanger op steile hellingen of afda-
lingen.
Als veilig rijden met een con- stante snelheid door de omstan-
digheden niet mogelijk is.
Het cruisecontrolsysteem biedt twee
bedrijfsmodi:
De modus Adaptieve cruisecontrol, die zorgt dat een veilige afstand
tussen voertuigen wordt aangehou-
den.
De modus Normale cruisecontrol (vaste snelheid), die zorgt dat een
constante, vooraf ingestelde snel-
heid wordt aangehouden. Raad-
pleeg de paragraaf "Modus Nor-
male cruisecontrol (vaste
snelheid)" in dit hoofdstuk voor
meer informatie hierover.
OPMERKING: Het systeem rea-
geert in deze modus niet op voor-
liggers. Zorg dat u zich tijdens het
rijden bewust bent van de gekozen
modus. U kunt de modus wijzigen met de
knoppen voor de cruisecontrol. De
twee bedrijfsmodi werken op verschil-
lende manieren. Controleer altijd
welke modus u hebt gekozen.
WERKING VAN
ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
U bedient het ACC-systeem met de
knoppen voor de cruisecontrol (die
zich aan de rechterzijde van het stuur
bevinden).
Knoppen Adaptive Cruise Control
1 — DISTANCE SETTING
2 — RES
+
3—SET-
4 — CANCEL
5 — ON/OFF
6 — MODE
147
OPMERKING: Eventuele wijzi-
gingen aan het chassis of de op-
hanging van de auto zijn van in-
vloed op de prestaties van de
adaptieve cruisecontrol.
ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
ACTIVEREN
ACC kan alleen worden geactiveerd
als de auto een snelheid heeft van
meer dan 30 km/u.
Wanneer het systeem is ingeschakeld
en zich in de READY-status (status
gereed) bevindt, toont het elektroni-
sche voertuiginformatiecentrum
(EVIC) de melding "Adaptive Cruise
Ready" (adaptieve cruisecontrol ge-
reed).
Wanneer het systeem is uitgescha-
keld, toont het EVIC de melding
"Adaptive Cruise Control OFF"
(adaptieve cruisecontrol uitgescha-
keld).
OPMERKING: Onder de volgende
omstandigheden kunt u ACC niet
inschakelen: Als u de remmen bedient.
Als de handrem is ingeschakeld.
Als de automatische versnel-
lingsbak in de stand PARK, RE-
VERSE of NEUTRAL staat.
Als u op de knop RES + drukt terwijl er geen ingestelde snel-
heid in het geheugen is
opgeslagen.
INSCHAKELEN
Druk kort op de knop ON/OFF. Het
ACC-menu in het EVIC toont de mel-
ding "Adaptive Cruise Control (ACC)
Ready" (adaptieve cruisecontrol ge-
reed).
Als u het systeem wilt uitschakelen,
drukt u nogmaals kort op de knop ON/OFF. Het systeem wordt dan uit-
geschakeld en het EVIC toont de mel-
ding "Adaptive Cruise Control OFF"
(adaptieve cruisecontrol uitgescha-
keld).
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de adaptieve
cruisecontrol (ACC) ingeschakeld
te laten wanneer u deze niet ge-
bruikt. U kunt het systeem dan per
ongeluk instellen en sneller rijden
dan u wilt. U zou de macht over het
stuur kunnen verliezen en een aan-
rijding kunnen veroorzaken. Laat
het systeem altijd uitgeschakeld als
u het niet gebruikt.
Adaptive Cruise Control (ACC) Ready
(adaptieve cruisecontrol gereed)
Adaptive Cruise Control (ACC) OFF (adaptieve cruisecontroluitgeschakeld)
148