17
IN EEN OOGOPSLAG
In een oogopslag
RIJDEN
Deze versnellingsbak met 5 versnellingen
biedt naar keuze het comfort van automatisch
schakelen of het plezier van handmatig schakelen.
N.
Neutraalstand.
R.
Achteruit.
M +/-.
Handmatige stand.
A.
Automatische stand.
E.
Programma voor zuinig rijden.
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
Weergave op het instrumentenpaneel
De ingeschakelde versnelling en de
geselecteerde schakelwijze verschijnen op het
display van het instrumentenpaneel.
N:
neutraalstand.
R:
achteruit.
1 2 3 4 5:
ingeschakelde versnellingen.
AUTO:
automatische stand.
E:
programma voor zuinig rijden.
Starten
Selecteer de stand N
en trap het rempedaal in
tijdens het starten van de motor.
Start de motor.
Zet de selectiehendel in de handmatige stand
of in de automatische stand door deze eerst in
de middenstand te zetten en vervolgens enige
tijd naar links te drukken of schakel met behulp
van de selectiehendel de achteruitversnelling
(stand R
) in.
Zet de parkeerrem vrij.
Laat het rempedaal los en geef gas.
51
18
In een oogopslag
RIJDEN
Stop & Start-systeem
- auto met een handgeschakelde
versnellingsbak;
zet, terwijl de auto
stilstaat, de versnellingspook in de
neutraalstand en laat het koppelingspedaal
los,
- auto met een
elektronisch
gestuurde
versnellingsbak;
houd, terwijl de auto
stilstaat, het rempedaal ingetrapt of zet de
selectiehendel in de stand N
.
Overgang naar de STOP-stand van de motor
Het controlelampje "S"
op het
instrumentenpaneel gaat branden en
de motor wordt afgezet:
Onder bepaalde bijzondere omstandigheden
kan het voorkomen dat de motor niet overgaat
in de STOP-stand. In dat geval wordt een
melding weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel en gaat het controlelamje
"S"
enkele seconden knipperen om vervolgens
te doven.
Om te voorkomen dat de motor te vaak
wordt afgezet als u langzaam rijdt,
wordt de motor uitsluitend automatisch
afgezet als de wagensnelheid hoger
dan ongeveer 10 km/h is geweest.
Overgang naar de START-stand van de motor
Het controlelampje "S"
dooft en de
motor wordt gestart:
- auto met een handgeschakelde
versnellingsbak;
trap het koppelingspedaal in,
- auto met een
elektronisch
gestuurde
versnellingsbak;
●
laat het rempedaal los terwijl de
selectiehendel in de stand A
of M
staat,
●
of laat het rempedaal los terwijl de
selectiehendel in de stand N
staat en zet
de hendel vervolgens in de stand A
of M
,
●
of schakel de achteruitversnelling in.
Onder bepaalde bijzondere omstandigheden
kan de motor automatisch overgaan in
de START-stand. In dat geval wordt een
melding weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel en gaat het controlelamje
"S"
enkele seconden knipperen om vervolgens
te doven. U kunt het systeem op elk gewenst moment
uitschakelen door op de toets "S - OFF"
te
drukken; het controlelampje van de toets gaat
branden en er wordt een melding weergegeven
op het display van het instrumentenpaneel.
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld
als de motor met de sleutel wordt gestart.
Uitschakelen / Inschakelen
Zet altijd het contact met de sleutel
af als u brandstof gaat tanken,
handelingen onder de motorkap gaat
uitvoeren of als u de auto verlaat.
56 57 58
22
Cockpit
INSTRUMENTENPANELEN
1.
Kilometer-/mijlenteller.
2.
Display.
3.
Brandstofniveaumeter.
4.
Koelvloeistoftemperatuur.
5.
Toerenteller.
Instrumentenpaneel met display niveau 1
Instrumentenpaneel met display niveau 2
Display niveau 1 instrumentenpaneel
- Tijd.
- Afgelegde afstand in km/mijl.
- Boordcomputer: actieradius, verbruik,
gemiddelde snelheid.
- Stand van de hoogteverstelling van de
koplampen.
- In te stellen waarschuwing te hoge
snelheid.
- Schakelindicator.
- Stop & Start.
- Airbag aan passagierszijde AAN/UIT.
Display niveau 2 instrumentenpaneel
- Tijd.
- Datum.
- Radio.
- Afgelegde afstand in km/mijl.
- Buitentemperatuur.
- Standen en ingeschakelde versnellingen
elektronisch gestuurde versnellingsbak.
- Boordcomputer: actieradius, verbruik,
gemiddelde snelheid.
- Stand van de hoogteverstelling van de
koplampen.
- In te stellen waarschuwing te hoge
snelheid.
- Taalkeuze van de weergave.
- Schakelindicator.
- Stop & Start.
- Airbag aan passagierszijde AAN/UIT.
- Automatische vergrendeling van de
portieren tijdens het rijden AAN/UIT.
23
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
VERKLIKKERLAMPJES
Bij het starten van de motor wordt een automatische controle van een aantal verklikkerlampjes uitgevoerd. Deze lampjes blijven kort branden.
Als bij draaiende motor een verklikkerlampje gaat branden of knipperen in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, is
dit een teken dat het desbetreffende onderdeel of systeem niet goed werkt. Volg in dat geval altijd de desbetreffende instructies.
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Service brandt tijdelijk. kleine storingen. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
blijft branden, met
melding op display. ernstige storingen. Noteer de waarschuwingsmelding en neem
contact op met het CITROËN-netwerk of met
een gekwalificeerde werkplaats.
Parkeerrem -
Remvloeistofniveau brandt.
dat de parkeerrem is aangetrokken
of niet goed is vrijgezet. Zet de parkeerrem vrij en het verklikkerlampje
gaat uit.
brandt. dat het remvloeistofniveau
te laag is. Vul het niveau bij met een door het CITROËN-
netwerk goedgekeurde vloeistof.
blijft branden, ondanks
correct niveau.
Stop de auto, zet het contact af en raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Minimum motoroliepeil brandt. dat het motoroliepeil te
laag is.
Controleer het niveau en neem contact op met het
CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
blijft branden, ondanks
correct niveau.
Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het
CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
Koelvloeistoftemperatuur brandt met de naald
in het rode gebied. een abnormale stijging van
de koelvloeistoftemperatuur. Stop de auto en zet het contact af, laat het
koelsysteem afkoelen en controleer het niveau visueel.
op H in het rode
gebied. een abnormaal hoge
koelvloeistoftemperatuur. Rubriek 7, onderwerp "Vloeistofniveaus".
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
24
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Motorolie
gaat tijdens het rijden
branden, met een
melding op het display.
een te lage oliedruk.
Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het
CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
knippert, met een
melding op het display
(uitsluitend 1.3 HDi 75). dat de motorolie
verouderd/vervuild is. Laat de motorolie zo snel mogelijk verversen om
motorschade te voorkomen.
Acculading brandt. een storing in het
laadcircuit. Controleer de accuklemmen... Rubriek 7,
onderwerp "Accu".
blijft branden,
ondanks controle.
een storing in het laadcircuit,
ontstekings- of injectiesysteem. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Stop & Start brandt. een storing in het Stop &
Start-systeem.
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Detectie geopend
portier brandt.
dat een portier of
achterdeur niet goed is
gesloten. Controleer of de portieren, zij- en achterdeuren
gesloten zijn. brandt, met een
melding op het display.
Autogordel niet
vastgemaakt brandt en gaat daarna
knipperen.
dat de bestuurder de autogordel
niet heeft vastgemaakt. Trek aan de gordel en steek de gesp in de
houder.
brandt in combinatie met
een geluidsignaal en blijft
daarna branden. dat de auto rijdt terwijl
de autogordel van de bestuurder
niet is vastgemaakt. Controleer of de gordel is vastgeklikt door er aan
te trekken. Rubriek 5, onderwerp "Autogordels".
knippert, met een
geluidssignaal
dat de voorpassagier de
autogordel niet heeft vastgemaakt. Trek aan de gordel en steek de gesp in de houder.
25
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Airbag vóór
Zijairbag knippert of blijft
branden. een defecte airbag.
Zo snel mogelijk laten controleren door het CITROËN-netwerk of door
een gekwalifi ceerde werkplaats. Rubriek 5, onderwerp "Airbags".
Airbag passagier
uitgeschakeld brandt.
dat de airbag bewust is uitgeschakeld
i.v.m. plaatsing van een kinderzitje
met de rug in de rijrichting. In te stellen in het menu MENU van de
boordcomputer. Rubriek 3, onderwerp "Menu".
ABS blijft branden. een storing in het
systeem.
Het remsysteem werkt normaal, maar zonder bekrachtiging.
Wij raden u aan te stoppen en het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats te raadplegen.
blijft branden, samen met
het waarschuwingslampje
parkeerrem. een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het
CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
Stabiliteitscontrolesysteem
knippert enkele
seconden. een ingreep van het ESP. Ingreep van het systeem waardoor de koers van
de auto wordt gecorrigeerd.
brandt in combinatie met
het controlelampje van de
toets "ASR OFF"
en een
melding op het display.
een storing in het ESP. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
brandt, met een
melding op het display. een storing in de ASR/
MSR. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
brandt. een storing in de Intelligent
Traction Control. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
Hill holder brandt. een storing in de hill
holder. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
Remblokken vóór brandt. dat de remblokken
versleten zijn. Laat de remblokken vervangen door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
26
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Elektronische
startblokkering brandt.
dat de sleutel in het
contactslot niet wordt herkend.
Starten is niet mogelijk. Probeer een reservesleutel en laat de defecte
sleutel controleren door het CITROËN-netwerk.
Rubriek 1, onderwerp "Toegang tot de auto".
Emissieregeling knippert of blijft
branden. een storing in het
systeem. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Laag brandstofniveau brandt en wijzer van
de brandstofmeter in
gebied E. een bijna lege
brandstoftank. Wacht niet met tanken. De actieradius met de
resterende hoeveelheid brandstof is afhankelijk
van de rijstijl, het profiel van de weg, de
verstreken tijd en het aantal kilometers dat is
gereden sinds het lampje brandt.
Roetfilter brandt, in combinatie
met een geluidssignaal
en een melding op het
display. dat het roetfilter verstopt
begint te raken. Voer zodra het mogelijk is een regeneratie
van het roetfilter uit. Rubriek 7, onderwerp
"Controles".
Water in brandstoffilter brandt, met een
melding op het
display. dat er water in het
brandstoffilter (diesel) is
terechtgekomen. Laat het filter aftappen door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Rubriek 7, onderwerp "Controles".
Voorgloeien
dieselmotor brandt. dat voorgloeien van de
dieselmotor noodzakelijk
is (tot ongeveer
30 seconden bij extreem
lage buitentemperaturen). Wacht tot het lampje uit is alvorens de motor te
starten.
Zet als de motor niet aanslaat het contact weer
aan en wacht nogmaals tot het lampje uitgaat.
Start vervolgens de motor.
28
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Snelheidsregelaar brandt. het inschakelen van de
regelaar. Handmatige bediening. Rubriek 1, onderwerp
"Stuurkolomschakelaars".
Parkeerhulp achter brandt, met een
melding op het
display. een storing in het
systeem.
Het geluidssignaal werkt niet meer.
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak brandt, met een
melding op het
display. een bedieningsfout van de
bestuurder. Voer de gewenste handeling nogmaals uit.
knippert, in combinatie
met een geluidssignaal
en een melding op het
display. een storing in de
versnellingsbak. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.