
 56
 
 
 
 
Versnellingsbak en stuurwiel  
 
 
   
 
-   bij een auto met een handgeschakelde 
versnellingsbak: 
 zet, terwijl de auto 
stilstaat, de versnellingsbak in de 
neutraalstand en laat de koppeling los, 
   
-   bij een auto met een elektronsich  
  gestuurde 
  versnellingsbak: 
 houd, 
terwijl de auto stilstaat, het rempedaal 
ingetrapt.     
Bijzonderheden: geen overgang naar de 
STOP-stand 
  De STOP-stand wordt niet geactiveerd als: 
   
 
-   het bestuurderportier geopend is, 
   
-   de veiligheidsgordel van de bestuurder 
losgemaakt is, 
   
-   de achteruitversnelling is ingeschakeld, 
   
-   bepaalde bijzondere omstandigheden 
(laadtoestand accu, motortemperatuur, 
regeneratie van het roetfilter, 
rembekrachtiging, buitentemperatuur 
enz.) dat niet toelaten.  
   
In dat geval wordt een melding 
weergegeven op het display van 
het instrumentenpaneel en gaat het 
verklikkerlampje  "S" 
 gedurende 
enkele seconden knipperen om 
vervolgens te doven. 
   
Dit is volkomen normaal.  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
STOP & START-SYSTEEM 
 
Het Stop & Start-systeem zet de motor 
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood 
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt 
automatisch gestart (START-stand) als u 
weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt 
direct, snel en stil. 
  Het Stop & Start-systeem, dat perfect is 
aangepast aan het stadsverkeer, zorgt voor 
een lager brandstofverbruik, minder uitstoot 
van schadelijke stoffen en een aangename 
rust in het interieur tijdens het wachten. 
   
Werking 
 
 
Overgang naar de STOP-stand van de motor 
  Het verklikkerlampje  "S" 
 op het 
instrumentenpaneel gaat branden 
en de motor wordt afgezet:   Om te voorkomen dat de motor te 
vaak wordt uitgezet als u langzaam 
rijdt, wordt de motor uitsluitend automatisch 
afgezet als de auto een snelheid van 
minimaal 10 km/h heeft bereikt. 
  In de STOP-stand van het Stop & Start-
systeem is de hill holder uitgeschakeld. 
  Verlaat nooit de auto zonder eerst 
het contact met de sleutel te hebben 
afgezet. 
  Tank nooit als de motor door het 
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in 
dat geval altijd het contact af en neem de 
sleutel uit het contactslot.   

 57
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
 
 
 
 
Versnellingsbak en stuurwiel  
 
 
   
Bijzonderheden: automatisch activeren van 
de START-stand 
  De START-stand wordt automatisch 
geactiveerd als: 
   
 
-   de auto wegrolt op een helling, 
   
-   de motor ongeveer drie minuten geleden 
is afgezet door het Stop & Start-systeem, 
   
-   bepaalde bijzondere omstandigheden 
(laadtoestand accu, motortemperatuur, 
rembekrachtiging, buitentemperatuur 
enz.) dit niet toelaten.     
Gebruiksvoorschrift 
  Als u bij een auto met een handgeschakelde 
versnellingsbak in de STOP-stand een 
versnelling inschakelt, maar daarbij het 
koppelingspedaal niet helemaal intrapt, 
wordt de motor in sommige gevallen niet 
weer gestart. 
  Er gaat dan een verklikkerlampje branden 
of er wordt een melding weergegeven die 
aangeeft dat u het koppelingspedaal volledig 
moet intrappen om de motor weer te laten 
starten. 
  Als de motor automatisch is afgezet 
(STOP-stand) en de bestuurder zijn 
veiligheidsgordel losmaakt en een 
voorportier opent, dan kan de motor 
uitsluitend weer met de contactsleutel 
worden gestart. Dit wordt aangegeven door 
een geluidssignaal in combinatie met het 
knipperen van het verklikkerlampje Service 
en het weergeven van een melding op het 
display van het instrumentenpaneel. 
  Als de motor automatisch is gestart (START-
stand) en de bestuurder gedurende de 
daaropvolgende drie minuten de auto niet 
bedient, zet het systeem de motor definitief 
af. De motor kan dan uitsluitend weer met 
de contactsleutel worden gestart.  
     
Overgang naar de START-stand van de motor 
  Het verklikkerlampje  "S" 
 gaat uit 
en de motor wordt gestart: 
   
 
-   bij een auto met een handgeschakelde 
versnellingsbak: 
 trap het 
koppelingspedaal volledig in, 
   
-   bij een auto met een elektronisch  
  gestuurde 
  versnellingsbak:  
   
 
● 
  laat het rempedaal los met de 
selectiehendel in de stand  A 
 of  M 
, 
   
● 
  of schakel de achteruitversnelling in.  
 
   
In dat geval wordt een melding 
weergegeven op het display van 
het instrumentenpaneel en gaat het 
verklikkerlampje  "S" 
 gedurende 
enkele seconden knipperen om 
vervolgens te doven. 
   
Dit is volkomen normaal.  
    Als in de STOP-stand de 
selectiehendel van de elektronisch 
gestuurde versnellingsbak in een 
andere stand wordt gezet, wordt de 
motor weer gestart. 
  Als de motor bij stilstand op een 
helling automatisch wordt afgezet, 
moet, aangezien de hill holder uitsluitend bij 
draaiende motor werkt, de motor opnieuw 
gestart worden en een versnelling worden 
ingeschakeld alvorens het rempedaal kan 
worden losgelaten.   

 58
 
 
 
 
Versnellingsbak en stuurwiel  
 
 
 
 
Uitschakelen 
 
 
Als u geen concessies wilt doen aan 
het thermische comfort, kunt u het 
Stop & Start-systeem uitschakelen, 
zodat de airconditioning continu blijft 
werken.  
   Het systeem behoudt na het starten 
van de motor met de sleutel dezelfde 
status (ingeschakeld of uitgeschakeld) 
als voordat de motor werd afgezet.  
  U kunt dit systeem op elk willekeurig 
moment uitschakelen door de toets  
"S 
  - 
  OFF" 
 in te drukken. 
  Het verklikkerlampje in de toets gaat 
branden en er verschijnt een bericht op het 
display van het instrumentenpaneel. 
  Als u het systeem met de motor in de 
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de 
motor direct weer gestart. 
   
Storing    
Onderhoud 
 
Bij een storing in het Stop & 
Start-systeem wordt het systeem 
uitgeschakeld, gaan deze 
verklikkerlampjes branden op 
het instrumentenpaneel en wordt 
er een melding weergegeven 
op het display van het 
instrumentenpaneel. 
  Laat het systeem controleren door 
het CITROËN-netwerk of door een 
gekwalificeerde werkplaats. 
  Als er in de STOP-stand een storing zou 
optreden, kan de motor gestart worden 
door het koppelingspedaal volledig in te 
trappen of door de selectiehendel in de 
neutraalstand te zetten.    Zet het contact altijd met de sleutel 
af als u handelingen onder de 
motorkap wilt verrichten, om letsel door het 
automatisch activeren van de START-stand 
te voorkomen. 
  Dit systeem heeft specifieke kenmerken 
en maakt gebruik van een speciale accu 
(raadpleeg voor meer informatie het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats). 
  Het gebruik van een andere dan de door 
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden 
tot storingen in het systeem. 
  Het Stop & Start-systeem maakt 
gebruik van geavanceerde technologie. 
Laat eventuele werkzaamheden uitsluitend 
door een officiële CITROËN-dealer 
uitvoeren.  
 
 
Opnieuw inschakelen 
 
Druk nogmaals op de toets  "S 
  - 
  OFF" 
. 
  Het systeem is dan opnieuw actief; het 
verklikkerlampje in de toets gaat uit en er 
wordt een melding weergegeven op het 
display van het instrumentenpaneel.  

 69
3
TECHNOLOGIE AAN BOORD
 
 
 
Boordcomputer  
 
 
BOORDCOMPUTER / CONFIGURATIE - PERSOONLIJKE INSTELLINGEN 
 
Als in het  MENU  
de optie TRIP B is 
geactiveerd: 
   
 
-  Traject B, 
   
-   Gemiddeld brandstofverbruik B, 
   
-   Gemiddelde snelheid B, 
   
-  Reisduur B.  
 
Druk langer dan twee seconden op de toets  MENU 
ESC 
 om terug te keren naar het beginscherm. 
 
 
Display niveau 1:  
   
 
-   Speed (Geluidssignaal snelheid). 
   
-   Hour (Instelling tijd). 
   
-   Buzz (Geluidsniveau meldingen). 
   
-  Unit (Eenheid). 
   
-   Bag p (Airbag passagierszijde).  
  Raadpleeg de desbetreffende regel van de 
tabel configuratie/persoonlijke instellingen 
op de volgende bladzijden.     
Resetten  
  Druk langer dan twee seconden op de toets 
  TRIP 
 om de weergegeven gegevens te 
resetten.    Druk op de toets  TRIP  
op het uiteinde 
van de ruitenwisserschakelaar om 
achtereenvolgens de volgende informatie 
weer te geven: 
   
 
-  Actieradius, 
   
-  Traject A, 
   
-  Gemiddeld brandstofverbruik A, 
   
-  Momenteel brandstofverbruik A, 
   
-  Gemiddelde snelheid A, 
   
-  Reisduur A.   

 70
Menu
 
 
 
Display niveau 2:  
   
 
Menu...  
   
 
Druk op...  
   
 
Submenu... 
 
   
 
Druk op...  
   
 
Selecteer...  
    
 
Bevestig 
en stop  
    
 
Om...  
 
   
1   
 
Geluidssignaal 
snelheid   ON  Verhogen   Het geluidssignaal op het moment 
dat de ingestelde snelheid wordt 
overschreden te activeren/
deactiveren en de snelheid in te 
stellen.    Verlagen 
  OFF 
   
2   
 
Activeren 
Trip B   ON  Activeren 
  Een tweede traject "Trip B" weer 
te geven. 
  OFF  Deactiveren    Het bedieningspaneel naast het stuurwiel 
biedt u toegang tot de menu's van het 
display, waarin u de persoonlijke instellingen 
van de uitrusting van de auto kunt wijzigen.   U kunt kiezen uit acht talen: Italiaans, 
Engels, Duits, Frans, Spaans, Portugees, 
Nederlands en Turks. 
  Om veiligheidsredenen kunnen de menu's 
uitsluitend worden weergegeven bij afgezet 
contact (motor uit). 
  Raadpleeg de desbetreffende regel van de 
tabel configuratie/persoonlijke instellingen 
op de volgende bladzijden. 
   
Druk op de toets om:  
   
 
-   menu's en submenu's 
weer te geven,    
Druk op deze toets om:  
   
 
-   omhoog te scrollen in een 
menu, 
   
-   een waarde te verhogen.  
   
Druk op deze toets om:  
   
 
-   omlaag te scrollen in een 
menu, 
   
-   een waarde te verlagen.  
   
-   een geselecteerde optie in een menu te 
bevestigen, 
   
-   menu's te verlaten.  
  Houd de toets ingedrukt om terug te keren 
naar het beginscherm.  

 73
3
TECHNOLOGIE AAN BOORD
 
 
 
Parkeerhulp  
 
 
PARKEERHULP ACHTER 
 
Dit systeem met geluidssignalen maakt 
gebruik van vier parkeersensoren die zijn 
aangebracht in de achterbumper. 
  Het systeem waarschuwt de bestuurder voor 
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) 
dat zich binnen het bereik achter de auto 
bevindt. 
  Het waarschuwt u echter niet voor objecten 
die zich net onder de bumper bevinden. 
  Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden 
of gelijksoortige voorwerpen worden 
waargenomen bij aanvang van de 
aanrijmanoeuvre, maar niet meer wanneer 
de auto te dicht genaderd is. 
  Dit systeem is een hulpmiddel voor de 
bestuurder, die desondanks waakzaam moet 
blijven en verantwoordelijk is.    
Uitschakelen van de parkeerhulp 
 
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.  
 
 
Storing 
 
 
Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats wanneer dit lampje of 
het waarschuwingslampje service 
op het instrumentenpaneel gaat 
branden in combinatie met een 
melding op het display.  
 
 
Gebruiksvoorschrift 
 
Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of 
bij slecht weer niet bedekt zijn met modder, 
ijs of sneeuw.  
 
 
Inschakelen van de 
achteruitversnelling 
  Een geluidssignaal geeft de afstand tot het 
obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het 
obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de 
geluidssignalen is. 
  Als de auto minder dan ongeveer 
30 centimeter van het obstakel verwijderd is, 
is het geluidssignaal continu hoorbaar. 
  Deze functie wordt automatisch 
uitgeschakeld wanneer een aanhanger 
wordt aangekoppeld. Wij raden u aan om 
een door CITROËN aanbevolen trekhaak te 
laten monteren door een specialist. 
  Wanneer een storing optreedt bij 
inschakeling van de achteruit, gaat het 
lampje branden en kan er een melding 
verschijnen op het display.   

 74
Autoradio
  Geluidsvolume verhogen/
verlagen. 
  Aan. 
  Uit. 
  Geluid onderbreken/
herstellen. 
  Selecteren van de geluidsbron: CD/CD MP3. 
  Selecteer de vorige/volgende track met de 
pijlen links/rechts. 
  Spoel de geselecteerde track snel 
terug/vooruit met de pijlen links/rechts. 
  CD MP3: selecteer de vorige/volgende map 
met de pijlen omhoog/omlaag.   Instellen van de audio-opties: bass (lage tonen), treble (hoge tonen), fader 
(voor/achter), balance (links/rechts), loudness, EQ Preset (equalizer). 
  Selecteer de opties met de pijlen omhoog/omlaag. 
  Verhoog of verlaag de waarde van de optie of stel de equalizer in met 
de pijlen links/rechts. 
  Toegang tot het menu. 
  Selecteer een van de 
volgende functies met de 
pijlen omhoog/omlaag: 
   
 
● 
 AF switching. 
   
● 
 Traffic info. 
   
● 
 Regional mode. 
   
● 
 MP3 display. 
   
● 
 Speed volume. 
   
● 
  External audio vol. 
   
● 
 Radio off. 
   
● 
 Restore default.  
  Wijzig de instelling van de 
geselecteerde functie met 
de pijlen links/rechts.    Uitwerpen van de CD. 
  Selecteren van het golfbereik FM. 
  Automatisch opslaan van zenders 
(autostore AS).   Selecteren van het golfbereik AM. 
  Stem automatisch op zenders af met de pijlen links/rechts. 
  Stem handmatig op zenders af met de pijlen omhoog/omlaag. 
  1/2/3/4/5/6: selecteren van een voorkeuzezender. 
  Opslaan van een zender. 
 
 
Bedieningspaneel 
 
BASISFUNCTIES  Druk de 
toets lang in.   

 76
Autoradio
 
MENU "AUDIOFUNCTIES" 
 
 
RDS "AF Switching" 
 
De functie RDS (Radio Data System) biedt 
de mogelijkheid om naar een zender te 
luisteren, ongeacht de verschillende 
frequenties die voor deze zender gebruikt 
worden in de diverse regio's. De radio zoekt 
steeds de sterkste zender die hetzelfde 
programma uitzendt. 
  Druk op de toets "   " of "   " om de 
RDS-functie in te schakelen (ON) of uit te 
schakelen (OFF). 
  Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt 
"AF" op het display als de RDS-functie is 
geselecteerd en de radio op een 
RDS-zender is afgestemd.  
 
 
Verkeersinformatie "Traffic Info" 
 
De geluidsbron die op dat moment te horen is, 
wordt onderbroken om voorrang te verlenen 
aan de ontvangen verkeersinformatie. 
  Het systeem EON (Enhanced Other 
Networks) maakt koppelingen tussen 
zenders in hetzelfde gebied. 
Bij dit systeem is het mogelijk om automatisch 
naar andere zenders binnen het gebied over te 
schakelen die verkeersinformatie uitzenden. 
   
Regionale functie "Regional Mode" 
 
Sommige gekoppelde zenders zenden op 
bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie 
verschillende, regionale programma's 
uit. Met deze functie kan een regionaal 
programma worden beluisterd. 
  Druk op de toets "   " of "   " om de 
REG-functie in te schakelen (ON) of uit te 
schakelen (OFF). 
  Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt 
"LOC" op het display als de REG-functie is 
ingeschakeld en de zender een regionaal 
programma uitzendt.  
 
 
Weergave MP3-functie "MP3 Display" 
 
Druk op de toets "   " of "   " om het nummer 
van de track weer te geven of informatie van 
de MP3-CD weer te geven (Artiest / Album / 
Map / Bestand / Titel / Verstreken tijd). 
   
Automatische volumeregeling "Speed 
Volume" 
  De automatische volumeregeling past 
het geluidsvolume automatisch aan de 
wagensnelheid aan. Druk op de toets "   " 
of "   " om het effect van de automatische 
volumeregeling te verkleinen (LOW) of te 
vergroten (HIGH) of om de regeling uit te 
schakelen (OFF).     Het geluidsvolume van de verkeersinformatie 
is onafhankelijk van het normale volume van 
de radio. U kunt dit tijdens de uitzending 
van de verkeersinformatie instellen met de 
volumeknop; de instelling wordt opgeslagen 
en gebruikt bij volgende berichten. 
  Druk op de toets "   " of "   " om de 
TA-functie in te schakelen (ON) of uit te 
schakelen (OFF). 
  Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt 
"TA" op het display als de TA-functie is 
ingeschakeld en verschijnt "TPM" op het 
display als de radio is afgestemd op een 
zender die verkeersinformatie uitzendt.  
 
 
Geluidsvolume externe geluidsbron 
"External Audio Vol" 
 Druk op de toets "   " of "   " om het 
geluidsvolume van de externe geluidsbron 
(bijv.: handsfree set) te verlagen (tot 0), te 
verhogen (tot 40) of om het geluid te onderbreken 
(OFF).  
 
 
Geprogrammeerd uitschakelen 
"Radio Off" 
  Druk op de toets "   " of "   " om het uitschakelen 
te programmeren op "00 MIN" of "20 MIN". 
  Het aftellen begint op het moment dat de 
portieren zijn gesloten en het contact in de 
stand  STOP  wordt gezet.  
 
 
Standaardinstellingen "Restore Default" 
 
Druk op de toets "   " of "   " om uw instellingen 
te bewaren (NO) of de standaardinstellingen te 
kiezen (YES). 
  Tijdens het resetten van de ingestelde 
functies verschijnt de melding "Restoring" op 
het display.     Als de functie is ingeschakeld en de CD 
MP3's bevat, verschijnt "MP3" op het display.  
  Druk op de toets  MENU  van 
de autoradio om het menu 
"Audiofuncties" weer te geven. 
  Druk op de toets "   " of "   " 
om een van de onderstaande 
te configureren audiofuncties 
te selecteren.