6
In een oogopslag
Cockpit
1.
Hendel stuurwielverstelling.
2.
Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers.
3.
Instrumentenpaneel.
4.
Bediening van de autoradio vanaf het
stuurwiel.
Bluetooth handsfree systeem.
5.
Airbag bestuurder.
Claxon.
6.
Schakelaars snelheidsregelaar.
7.
Versnellingspook.
8.
Parkeerrem.
9.
Hendel motorkapontgrendeling.
10.
Bediening buitenspiegels.
11 .
Zekeringkast.
12.
Handmatige koplampverstelling.
13.
Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster.
14.
Zijruitontwaseming.
15.
Schakelaars ruitbediening.
16.
Voorruitontwaseming.
17.
Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
18.
Contact-/stuurslot.
19.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
20.
Airbag aan passagierszijde.
21.
Toets MENU.
22.
Dashboardkastje.
23.
12V-accessoireaansluiting.
24.
Aansteker.
25.
Asbak.
26.
Bedieningspaneel verwarming /
airconditioning.
27.
Autoradio.
7
IN EEN OOGOPSLAG
In een oogopslag
Cockpit
1.
Hendel stuurwielverstelling.
2.
Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers.
3.
Instrumentenpaneel.
4.
Bediening van de autoradio vanaf het stuurwiel.
Bluetooth handsfree systeem.
5.
Airbag bestuurder.
Claxon.
6.
Schakelaars snelheidsregelaar.
7.
Versnellingshendel.
8.
Parkeerrem.
9.
Hendel motorkapontgrendeling.
10.
Bediening buitenspiegels.
11 .
Zekeringkast.
12.
Handmatige koplampverstelling.
13.
Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster.
14.
Zijruitontwaseming.
15.
Schakelaars ruitbediening.
16.
Voorruitontwaseming.
17.
Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
18.
Contact-/stuurslot.
19.
Verstelbare en afsluitbare middelste
luchtroosters.
20.
Airbag aan passagierszijde.
21.
Toets MENU.
22.
Dashboardkastje.
23.
12V-accessoireaansluiting.
24.
Aansteker.
25.
Asbak.
26.
Bedieningspaneel verwarming /
airconditioning.
27.
Autoradio.
27
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Parkeerlichten brandt. dat deze stand handmatig
is geselecteerd. Draai de ring van de lichtschakelaar in de eerste
stand.
Dimlicht
brandt. dat deze stand handmatig
is geselecteerd. Draai de ring van de lichtschakelaar in de
tweede stand.
Grootlicht dat de lichtschakelaar
naar de bestuurder toe is
getrokken. Trek de lichtschakelaar nogmaals naar u toe
om weer van grootlicht naar dimlicht over te
schakelen.
Richtingaanwijzers knippert met
geluidssignaal. een verandering
van richting, via de
bedieningshendel aan
de linkerzijde van het
stuurwiel. Naar rechts: hendel omhoog bewegen.
Naar links: hendel omlaag bewegen.
Alarmknipperlichten knippert met
geluidssignaal.
dat de schakelaar van de
alarmknipperlichten is ingedrukt.
Deze schakelaar bevindt zich
centraal op het dashboard. De richtingaanwijzers links en rechts knipperen
gelijktijdig, samen met de bijbehorende
controlelampjes.
Mistlampen vóór brandt. dat de knop op het
dashboard is ingedrukt. Handmatige bediening.
De mistlampen werken alleen als de
parkeerlichten of het dimlicht is ingeschakeld.
Mistachterlichten brandt. dat de knop op het
dashboard is ingedrukt. Handmatige bediening. De mistachterlichten werken
alleen als het dimlicht is ingeschakeld. Bij normaal
zicht mogen de mistachterlichten niet worden
ingeschakeld, hiervoor kunt u een boete krijgen. "Het
mistachterlicht geeft een rood verblindend licht".
29
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
Display
weergave
signaleert
Wat te doen
Stop & Start brandt. de activering van de
STOP-stand als de auto
tot stilstand is gekomen. Zodra u wilt wegrijden, gaat het controlelampje
uit en wordt de motor automatisch weer gestart
in de START-stand.
knippert enkele
seconden en gaat
vervolgens uit. dat de STOP-stand
tijdelijk niet beschikbaar
is of dat de START-
stand automatisch is
geactiveerd. Bijzonderheden m.b.t. de STOP-stand
en START-stand. Rubriek 1, onderwerp
"Versnellingsbak en stuurwiel".
Schakelindicator pijl omhoog. de mogelijkheid om één
versnelling op te schakelen.
Rubriek 1, onderwerp "Schakelindicator".
pijl omlaag.
de mogelijkheid om één
versnelling terug te schakelen.
Buitentemperatuur
(°C/°F) temperatuuraanduiding
knippert en melding op
display. weersomstandigheden
met kans op gladheid. Wees extra oplettend en rem niet bruusk.
Rubriek 5, onderwerp "Veilgheid tijdens het
rijden".
Datum (JJJJ/MM/DD)
Tijd (UU:MM) instelling:
Datum.
Tijd. een instelling via het menu
"MENU". Rubriek 3, onderwerp "Menu".
Koplamphoogte afstelling koplampen stand 0 tot 3, afhankelijk
van de belading van de
auto. Instellen via de knop op het dashboard.
Rubriek 1, onderwerp "Bediening op de
stuurkolom".
31
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
ONDERHOUDSINDICATOR
WAARSCHUWINGSLAMPJE MOTOROLIE
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
De lichtsterkte van de dashboardverlichting
kan worden ingesteld als de
parkeerverlichting is ingeschakeld. Raadpleeg het overzicht van de
onderhoudsbeurten in het garantie-
en onderhoudsboekje dat u bij de
aflevering van de auto is overhandigd.
Na enkele seconden schakelt het display
weer over naar de normale weergave.
Stel de lichtsterkte van de
dashboardverlichting en van
het bedieningspaneel van de
autoradio in met deze toetsen.
Het display van het instrumentenpaneel
geeft de afstand tot de volgende
onderhoudsbeurt aan volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant
dat staat vermeld in het garantie- en
onderhoudsboekje. Deze afstand wordt
bepaald op basis van de afgelegde afstand
sinds de vorige onderhoudsbeurt.
Te lage motoroliedruk
Motorolie verouderd/vervuild (uitsluitend
1.3 HDi 75 pk) Het waarschuwingslampje
blijft branden in combinatie
met een melding op het display van het
instrumentenpaneel als het systeem een te
lage motoroliedruk signaleert.
Het waarschuwingslampje knippert
in combinatie met een melding op
het instrumentenpaneel als het systeem
signaleert dat de motorolie verouderd of
vervuild is. Het knipperen van dit lampje
duidt niet op een storing, maar is voor
de bestuurder het signaal dat zo snel
mogelijk een onderhoudsbeurt moet worden
uitgevoerd.
Als de onderhoudsbeurt niet is
uitgevoerd en de veroudering/
vervuiling van de olie een
tweede stadium heeft bereikt, gaat op het
instrumentenpaneel het waarschuwingslampje
van de emissieregeling van de motor branden
en wordt het motortoerental beperkt tot
3000 t/min.
Als de onderhoudsbeurt nog niet uitgevoerd
is en de motorolie de kans krijgt om het
derde stadium van vervuiling/veroudering te
bereiken, wordt het motortoerental beperkt tot
1500 t/min, zodat er geen motorschade kan
ontstaan. Om het ontstaan van motorschade
te voorkomen is het raadzaam
de onderhoudsbeurt zodra het
waarschuwingslampje motorolie begint te
knipperen, zo spoedig mogelijk te laten
uitvoeren.
Stop onmiddellijk: parkeer de auto, zet het
contact af en neem contact op met het CITROËN
-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
43
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Stuurkolomschakelaars
Koplampen verstellen
Pas de stand van de koplampen aan de
belading van de auto aan.
De koplampen kunnen uitsluitend worden
versteld als het grootlicht of dimlicht is
ingeschakeld.
Druk herhaaldelijk op deze
schakelaars op het dashboard om
de koplampen te verstellen.
Mistlampen
De bediening bevindt zich op het paneel op
het dashboard.
Mistlampen voor en achter
De mistlampen mogen uitsluitend
worden gebruikt bij dichte mist of
zware sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te schakelen
zodra ze niet meer nodig zijn.
"Follow me home"-verlichting
Doordat het dimlicht tijdelijk blijft branden
na het afzetten van het contact, blijft de
omgeving vóór de auto verlicht en wordt het
uitstappen bij weinig licht vergemakkelijkt.
Inschakelen
Verwijder de contactsleutel of zet deze in de
positie STOP en trek binnen 2 minuten na
het afzetten van de motor de lichtschakelaar
naar u toe.
Telkens als u aan de lichtschakelaar trekt,
wordt de ingeschakelde verlichtingsduur met
30 seconden verlengd, tot een maximum
van 210 seconden. Als deze ingeschakelde
verlichtingsduur is verstreken, dooft de
verlichting automatisch.
Uitschakelen
Trek de lichtschakelaar naar u toe en houd
deze minimaal 2 seconden vast. De mistlampen vóór werken
in combinatie met de
parkeerverlichting en het dimlicht.
De mistachterlichten werken in
combinatie met het dimlicht.
Druk op een van deze schakelaars om de
gewenste verlichting in te schakelen. Als de hendel de eerste
keer wordt bediend, gaat het
verklikkerlampje branden en
verschijnt er een melding op het
display. Dit controlelampje blijft
branden totdat de functie automatisch wordt
uitgeschakeld. Een verklikkerlampje op het
display geeft de geselecteerde
stand aan (0, 1, 2, 3).
107
4
ERGONOMIE en COMFORT
Praktische voorzieningen
Rokersset
De rokersset bevindt zich onder aan de
middenconsole en bestaat uit een aansteker
en een asbak.
12V-aansluiting (180 W max.)
De 12V-aansluiting bevindt zich naast de
aansteker.
VOORZIENINGEN VOORIN
Opklapbaar schrijfblad
(Bestelwagen)
Het schrijfblad bevindt zich in het midden
van het dashboard. Als het schrijfblad niet
aanwezig is, hebt u de beschikking over een
opbergvak.
Met de klem kunnen documenten in
A5-formaat, vrachtbrieven, enz. worden
vastgezet.
Beweeg het schrijfblad aan de bovenzijde
omhoog om het uit te klappen of omlaag om
het in te klappen.
Opbergvakken in de portieren
Met een uitsparing voor een literfles.
108
Praktische voorzieningen
Zonneklep
Klap de zonneklep omlaag en draai hem
eventueel opzij om verblinding door de zon
te voorkomen.
De zonneklep aan de bestuurderszijde is
geschikt voor het opbergen van tolkaarten,
tickets, ...
De zonneklep aan passagierszijde is
voorzien van een make-upspiegel (volgens
uitvoering).
Dashboardkastje
Trek aan de handgreep om het
dashboardkastje te openen.
Hierin kan een laptop worden opgeborgen.
Bovendien bevat het de boorddocumentatie.
Brillenvakje (Combi)
Aan de bestuurderszijde beschikt u over
een brillenvakje, dat zich boven het portier
bevindt.
Trek in het midden aan het klepje om het te
openen.