Page 137 of 260

135
Wiel verwisselen
SNEL WEER OP WE
G
7
WIEL VERWISSELEN
Volg onderstaande instructies op als uw
auto is uitgerust met een reservewiel onder
de auto.
1. PLAATSEN VAN DE AUTO
- Zorg ervoor dat alle inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plek bevinden.
- Zet de auto voor zover mogelijk op
een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond.
- Zet de handrem vast, zet het contact af
en schakel de eerste versnelling of de
achteruit in.
- Blokkeer indien mogelijk het wiel schuin
tegenover het te verwisselen wiel met
een wielblok (indien aanwezig).
Onder bepaalde omstandigheden (terrein
of zware belading) is het noodzakelijk de
auto op te krikken om het reservewiel uit de
houder te kunnen verwijderen. Roep in dat
geval de hulp in van het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Schakel de niveauregeling (volgens
uitvoering) uit. Zie in de rubriek 3 het
gedeelte "Achtervering".
2. GEREEDSCHAP
- Open de kunststof afdekkap links achter
in de auto (volgens uitvoering).
- Draai de moer los en verwijder de krik
en de wielsleutel.
1.
Wielsleutel.
2.
Krik.
3.
Sleepoog.
De krik en het overige gereedschap
zijn speciaal ontwikkeld voor uw
auto. Gebruik deze niet voor andere
doeleinden.
Page 138 of 260
136
Wiel verwisselen
- Open het deksel bij de dorpel om bij de
bout van de reservewielhouder te komen.
- Draai de bout los met de wielsleutel tot
de reservewielhouder volledig gezakt is.
- Neem de reservewielhouder los van de
haak en plaats het reservewiel bij het te
verwisselen wiel.
3. RESERVEWIEL
- Het reservewiel is vanaf de achterzijde
bereikbaar.
- Open de achterdeuren. U kunt de plafonnier inschakelen voor
extra licht.
Page 139 of 260
137
Wiel verwisselen
SNEL WEER OP WE
G
7
4. VERWISSELEN
- Plaats de kop van de krik in het
steunpunt bij het te verwisselen wiel.
Zorg ervoor dat het voetstuk van de krik
op een stevige ondergrond staat en zich
loodrecht onder het steunpunt bevindt.
- Draai de krik uit tot het wiel loskomt van
de grond.
- Draai alle wielbouten geheel los.
- Verwijder de wielbouten en het wiel.
- Verwijder de wieldop door deze los te
trekken met behulp van het sleepoog.
- Draai de wielbouten iets los. Draai de krik niet uit voordat de
wielbouten van het te verwisselen
wiel iets zijn losgedraaid en het
wiel dat zich schuin tegenover
het te verwisselen wiel bevindt, is
geblokkeerd met een wielblok.
Page 140 of 260
138
Wiel verwisselen
- Laat de auto volledig zakken door de
krik omlaag te draaien en verwijder de
krik vervolgens.
- Draai de wielbouten met de wielsleutel
volledig vast, zonder te forceren.
- Berg het wiel met de lekke band op in de
reservewielhouder.
- Hang de reservewielhouder op aan
de haak en draai deze omhoog
met behulp van de bout en de
wielsleutel. Controleer of het wiel en
de reservewielhouder goed vast zitten
tegen de vloer van de auto.
- Let erop dat u het deksel bij de dorpel
sluit.
- Berg de sierdop op in de auto.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt.
Gebruik nooit ander gereedschap in
plaats van de wielsleutel.
5. MONTEREN VAN HETRESERVEWIEL
- Plaats het wiel op de naaf en draai de
wielbouten met de hand vast.
- Draai de wielbouten met de wielsleutel
enigszins vast.
Page 141 of 260

139
Sneeuwscherm
SNEL WEER OP WE
G
7
AFNEEMBAAR SNEEUWSCHERM
Afhankelijk van het land van bestemming
wordt het afneembare sneeuwscherm op
het onderste gedeelte van de voorbumper
geplaatst om een opeenhoping van sneeuw
bij de koelventilateur van de radiateur te
voorkomen.
PLAATSEN
- Breng het afneembare sneeuwscherm
aan in de richting van de centreerstift A
op de voorbumper.
- Zet het scherm vast door de vier hoeken
aan te drukken ter hoogte van de clips B
.
Vergeet niet het sneeuwscherm te
verwijderen als de buitentemperatuur hoger
is dan 10°C (en er geen kans op sneeuw
meer is) of als de auto een aanhanger trekt.
VERWIJDEREN
- Steek een schroevendraaier in de
opening ter hoogte van de clips.
- Wip de vier clips B
één voor één los.
6. MONTEREN VAN HETGEREPAREERDE WIEL
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet
bovendien niet de sierdop te monteren.
Zie in de rubriek 8 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van de
sticker met informatie over de banden.
Het noodreservewiel is niet geschikt
voor het afleggen van lange afstanden,
laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspanning
van het noodreservewiel door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
controleren. Laat bovendien de lekke band
zo spoedig mogelijk repareren en het
oorspronkelijke wiel in de plaats van het
reservewiel monteren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 142 of 260

140
Sneeuwkettingen
SNEEUWKETTINGEN
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het
remgedrag van de auto.
Uitsluitend de aangedreven wielen
mogen van sneeuwkettingen worden
voorzien. Een noodreservewiel mag niet
worden voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het gebruik
van sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Montagetips
)
Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de
kant van de weg stil op een vlakke
ondergrond.
)
Trek de handrem aan en plaats
eventueel wielblokken voor of achter
de wielen om te voorkomen dat de auto
wegglijdt.
)
Monteer de sneeuwkettingen, volg
daarbij de aanwijzingen van de
fabrikant.
)
Rijd langzaam weg en rijd een klein
stukje met een snelheid van maximaal
50 km/h.
)
Zet de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.
Rijd niet met sneeuwkettingen op
een sneeuwvrij gemaakte weg om
schade aan de banden en het wegdek te
voorkomen. Het is raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen te
oefenen; doe dit op een vlakke en droge
ondergrond. Als uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen, controleer dan of de
ketting en de bevestigingen de velg niet
raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt
zijn voor het type velg van uw auto:
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Maat van de af fabriek
gemonteerde banden
Maximale afmeting
van de schakels
215/65 R15
12 mm
215/60 R16
MICHELIN
215/60 R16
BRIDGESTONE
Page 143 of 260
141
Lamp vervangen
SNEL WEER OP WE
G
7
LAMPEN VERVANGEN
Ty p e C
Halogeenlamp: duw
de borgveer open en
verwijder de lamp uit de
lamphouder.
Ty p e A
Glassokkellamp: de lamp
is gemonteerd met een
drukbevestiging. Trek de
lamp daarom voorzichtig los.
LAMPEN
Uw auto is voorzien van verschillende typen lampen. Verwijder ze als volgt:
Ty p e B
Lamp met bajonetsluiting:
druk de lamp iets in en
draai hem linksom.
Wacht na het uitschakelen van de
verlichting enkele minuten alvorens
een halogeenlamp te vervangen (om
brandwonden te voorkomen). Raak de lamp
niet met de hand aan, maar gebruik een
droge, pluisvrije doek.
Controleer na het vervangen of de
verlichting goed werkt.
Page 144 of 260

142
Lamp vervangen
3.
Richtingaanwijzers
Type B
, PY21W - 21W (amberkleurig)
- Draai de lamphouder een kwart
omwenteling linksom.
- Druk de lamp iets in en draai hem
linksom.
- Vervang de lamp.
- Plaats het deksel terug en controleer
of het rondom goed aansluit voor een
goede afdichting.
KOPLAMPEN
Open de motorkap. Steek uw hand achter de
koplampunit om bij de lampen te komen.
Voer het monteren uit in omgekeerde
volgorde.
1.
Dimlicht/Grootlicht
Type C
, H4 - 55W
- Trek aan de rubber borglip en
verwijder het middelste deksel.
- Neem de stekker los.
- Duw de borgveer open.
- Vervang de lamp en let erop dat het
metalen gedeelte goed aansluit op de
groeven van de lampunit.
2.
Parkeerlicht
Type A
, W5W - 5W
- Trek aan de rubber borglip en
verwijder het deksel.
- Trek aan de stekker om de met
een drukbevestiging gemonteerde
lamphouder los te nemen.
- Vervang de lamp.
- Plaats het deksel terug en controleer
of het rondom goed aansluit voor een
goede afdichting.
4.
Mistlampen vóór
Type C
, H1 - 55W
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.