Page 89 of 260
87
Praktische voorzieningen
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
Bagageafdekking
Plaatsen:
- plaats één uiteinde van het
oprolmechanisme van de
bagageafdekking in de uitsparing,
- plaats het uiteinde aan de andere zijde
door dit in te drukken,
- laat het los om het te bevestigen,
- rol de bagage-afdekking uit tot aan de
achterstijlen,
- maak de twee haken vast aan de
achterstijlen.
Sjorogen
Bevestig uw bagage of lading met de
sjorogen op de vloer achter in de auto.
Om veiligheidsredenen (noodstop) is
het raadzaam de zwaarste lading zo ver
mogelijk voorin te zetten. Verwijderen:
- trek de bagageafdekking naar u toe om
het uit de bevestigingen te halen,
- rol de bagageafdekking op,
- druk de bagageafdekking in en verwijder
deze uit de houder.
Om er voor te zorgen dat de lading
niet kan schuiven wordt aanbevolen
deze stevig vast te zetten met behulp van de
sjorogen op de vloer.
Page 90 of 260

88
Achtervering
Standaard vering
De lange veerwegen zorgen zowel in
onbeladen als in beladen toestand voor
een stabiel weggedrag. U hoeft er geen
werkzaamheden aan te verrichten. Zorg er
wel voor dat het veersysteem goed wordt
onderhouden en dat het laadvermogen niet
wordt overschreden. verhogen of verlagen van het laadgewicht
van de auto. Zodra alle portieren van de
auto zijn gesloten, activeren de sensoren de
automatische regeling van de wagenhoogte
en wordt op basis van de rijomstandigheden
de optimale hoogte van de achtervering
bepaald.
Automatische wagenhoogteregeling
uitschakelen
De knop waarmee de automatische
wagenhoogteregeling kan worden uitgeschakeld,
bevindt zich rechts aan de achterzijde van de auto.
Er zijn 2 typen vering leverbaar. De automatische wagenhoogteregeling
moet onder de volgende omstandigheden
zijn uitgeschakeld:
- werkzaamheden aan de onderzijde van
de auto,
- wielen verwisselen,
- vervoeren van de auto per vrachtauto,
trein, ferryboot, schip, ...
Luchtvering achter (volgens uitvoering)
Dit type vering zorgt onafhankelijk van
de belading (als het laadvermogen
niet wordt overschreden) voor een
constante wagenhoogte achter. Twee
wagenhoogtesensoren detecteren het
Twee functies
1.
Automatische
regeling
2.
Handmatige regeling
1 - Automatische
wagenhoogteregeling achter
De luchtvering regelt automatisch de hoogte
van de achtervering van uw auto.
De automatische wagenhoogteregeling
wordt onderbroken:
- als een portier/achterdeur is geopend,
- tijdens het remmen of bij stilstaande
auto en ingetrapt rempedaal (bijv.
wachten voor het rode licht). Bij stilstaande auto:
- druk lang op de knop,
- laat de knop.
Automatische wagenhoogteregeling weer inschakelen
Bij stilstaande auto:
- druk lang op de knop,
- laat de knop los.
Afhankelijk van de instellingen kan er
tijdens deze handelingen een geluidssignaal
klinken.
Als de wagenhoogte niet optimaal
is en wordt aangepast, knippert
een rood verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel van uw auto,
rijd met een lage snelheid tot het
verklikkerlampje uitgaat. Het inschakelen wordt bevestigd door het
lampje dat uit gaat. Het uitschakelen wordt bevestigd door het
lampje dat ongeveer 30 seconden blijft
branden.
Page 91 of 260

89
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
Achtervering
2 - Handmatige regeling van de
wagenhoogte achter (volgens uitvoering)
De knop bevindt zich rechts aan de
achterzijde van de auto.
Met behulp van deze handmatige regeling
kan de wagenhoogte achter worden
verlaagd of verhoogd om het in- en uitladen
te vergemakkelijken.
De onderste en bovenste aanslag
begrenzen de hoogteregeling.
Eerste gebruik
Druk ongeveer 2 seconden op de knop om
de functie te initialiseren.
Storingen
Als op de knop wordt gedrukt en de
wagenhoogte niet verandert, klinken
3 piepsignalen om u erop te attenderen dat
de wagenhoogteregeling niet werkt door een
van de volgende oorzaken:
- het rempedaal wordt ingetrapt bij
aangezet contact,
- de handmatige wagenhoogteregeling is
overbelast,
- een te lage accuspanning,
- overig.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats als het
geluidssignaal niet stopt. Voer deze handelingen altijd uit bij
stilstaande auto en:
- gesloten voorportieren en schuifdeuren,
- aangetrokken handrem,
- zonder dat het rempedaal wordt
ingetrapt.
Omlaag: verlagen van de
laaddrempel
Houd de onderzijde van de knop
ingedrukt.
Laat de knop los om de beweging te
stoppen. Als de onderste aanslag is bereikt,
klinken drie piepsignalen. De beweging stopt
dan automatisch.
Omhoog: verhogen van de
laaddrempel
Houd de bovenzijde van de knop
ingedrukt.
Laat de knop los om de beweging te
stoppen. Als de bovenste aanslag is bereikt,
klinken drie piepsignalen. De beweging stopt
dan automatisch.
Terugkeren naar de optimale wagenhoogte
Druk twee keer op de bovenzijde (bij een lage
stand van de vering) of onderzijde (bij een
hoge stand van de vering) van de knop.
Page 92 of 260

90
Achtervering
Handmatige wagenhoogteregeling uitschakelen Gebruiksvoorschrift
Als het systeem veel wordt gebruikt bij
afgezet contact, kan de accu snel ontladen
raken.
Langdurig parkeren
Zet de auto wanneer u deze voor langere
tijd parkeert altijd op een vlakke ondergrond
zonder obstakels om te voorkomen dat de
onderzijde wordt beschadigd als de auto zakt.
Als de auto gedurende langere tijd niet
is gebruikt, kan de wagenhoogte door de
automatische wagenhoogteregeling worden
gewijzigd op het moment dat de auto wordt
ontgrendeld of een portier van uw auto wordt
geopend. Bij stilstaande wagen:
- druk de knop lang in,
- laat de knop los.
Het uitschakelen wordt bevestigd
door het lampje dat ongeveer 30 seconden
blijft branden.
Handmatige wagenhoogteregeling weer inschakelen
De handmatige wagenhoogteregeling
moet onder de volgende
omstandigheden zijn uitgeschakeld:
- werkzaamheden aan de onderzijde van
de auto,
- wielen verwisselen,
- vervoeren van de auto per vrachtauto,
trein, ferryboot, schip, ...
Het rijden met:
- een te lage wagenhoogte kan schade
aan de onderzijde van de auto
veroorzaken,
- een te hoge wagenhoogte kan het
weggedrag van de auto negatief
beïnvloeden.
Het rijden met:
- wijzig de stand van de handbediende
wagenhoogteregeling die in de laagste
of hoogste stand staat,
- rijd voorzichtig sneller dan 10 km/h tot
het systeem weer in de automatische
stand staat.
Verklikkerlampje
Zie in de rubriek 2 het gedeelte
"Cockpit".
Bij stilstaande auto:
- druk lang op de knop,
- laat de knop los.
Het inschakelen wordt bevestigd
door het lampje dat uit gaat.
Afhankelijk van de instellingen kan er
tijdens deze handelingen een geluidssignaal
klinken.
Page 93 of 260

91
Spiegels en ruiten
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
BUITENSPIEGELS
De buitenspiegels zijn voorzien van een
extra spiegel aan de onderzijde (volgens
uitvoering). Deze spiegel is sferisch en
vergroot het gezichtsveld aan weerszijden
van de auto. De weergegeven objecten
lijken verder af dan ze in werkelijkheid
zijn. Hiermee moet rekening worden
gehouden om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
SPIEGELS EN RUITEN
Elektrisch inklappen (volgens uitvoering)
Bij stilstaande auto en aangezet contact
kunnen de buitenspiegels van binnenuit
elektrisch worden ingeklapt:
- Zet de knop A
in de middelste stand.
- Trek de knop A
naar achteren.
Buitenspiegels met verwarming (volgens uitvoering)
Druk op de toets van de
achterruitverwarming om de verwarming van
de buitenspiegels in te schakelen.
Het automatisch in- en uitklappen van de
buitenspiegels bij het vergrendelen/ontgrendelen kan
worden gedeactiveerd. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
- Zet de knop A
naar links of rechts om de
desbetreffende spiegel te selecteren.
- Duw de knop B
in de 4 richtingen om de
spiegel af te stellen.
- Zet de knop A
weer in het midden. Vergrendel om de spiegels van buitenaf in te
klappen met de afstandsbediening of de sleutel.
Elektrisch uitklappen
De spiegels worden weer elektrisch
uitgeklapt zodra de auto ontgrendeld wordt
met de afstandsbediening of de sleutel. Trek
als de spiegels zijn ingeklapt met behulp
van de schakelaar A
nogmaals aan de
schakelaar.
Handmatig verstelbare buitenspiegels
Stel de spiegel met behulp van de hendel in
de gewenste stand.
Tijdens het parkeren kunnen de
buitenspiegels handmatig ingeklapt worden.
Stel de spiegel na het uitklappen bij
stilstaande auto handmatig of elektrisch
terug in de gewenste stand.
De spiegel zal niet breken, ook niet bij vorst.
Page 94 of 260

92
Spiegels en ruiten
Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- dagstand (normaal),
- nachtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en nachtstand
gezet worden met behulp van het hendeltje
aan de onderzijde.
SPIEGEL NAARACHTERPASSAGIERS
Deze spiegel, die boven de binnenspiegel
is geplaatst, biedt de bestuurder of
voorpassagier de mogelijkheid om de
zitplaatsen achterin in de gaten te houden.
Doordat de spiegel kan worden gedraaid,
kan deze eenvoudig handmatig worden
afgesteld en is het mogelijk een goed zicht
te krijgen op de ruimte achter in de auto.
De spiegel kan ook zo worden afgesteld dat
deze een beter overzicht geeft bij parkeren
of inhalen.
ZIJRUITEN ACHTER
Zijruiten 2e zitrij
De zijruiten van de 2e zitrij (volgens
uitvoering) kunnen worden geopend.
Knijp de twee knoppen in en schuif de ruit
open. De ruit kan in 4 standen worden
vastgezet.
Tijdens het rijden moet de ruit zijn gesloten
of in een van de 4 standen zijn vastgezet.
Zijruiten 3
e zitrij
Deze zijruiten kunnen niet worden geopend.
Page 95 of 260

93
Spiegels en ruiten
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN
1. Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde
2. Schakelaar ruitbediening passagierszijde De elektrische ruitbediening wordt
uitgeschakeld:
- ongeveer 45 seconden na het afzetten
van het contact.
- als bij afgezet contact een voorportier
wordt geopend.
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest, moet
de ruitbediening opnieuw gereset worden.
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de schakelaar omhoog wordt
getrokken, sluit de ruit enkele centimeters.
Laat de schakelaar los en trek hem opnieuw
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld.
U kunt de ruiten op twee manieren
bedienen:
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot aan het zware
punt om de ruit te openen of te sluiten. De ruit
stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische bediening
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten,
opent of sluit de ruit volledig. Druk nogmaals
op de schakelaar om het openen of sluiten
te stoppen.
Beveiliging tegen beknellen (volgens uitvoering)
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de
schakelaar om de ruit helemaal te openen.
Trek vervolgens binnen 4 seconden de
schakelaar omhoog tot de ruit volledig is
gesloten.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld.
Gebruiksvoorschrift
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daarvoor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan de
passagierszijde bedient, moet hij ervan
verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten
van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat
de passagiers op de juiste manier gebruik
maken van de elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het
bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.
Page 96 of 260

94
Veiligheid tijdens het rijden
HANDREM
Het is dan niet voldoende om alleen een versnelling in te schakelen
bij het parkeren van de auto, zeker niet bij een beladen auto. ALARMKNIPPERLICHTEN
Druk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Gebruik de alarmknipperlichten alleen
bij een noodsituatie, een noodstop of in
uitzonderlijke omstandigheden.
VEILIGHEID TIJDENS HET RIJDEN
Aantrekken
Trek aan de hendel van de handrem om de
auto op de handrem te zetten.
Controleer voordat u uitstapt of de handrem
goed is aangetrokken.
Als de handrem nog (iets) is aangetrokken,
wordt dit aangegeven door dit
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel.
Trek de handrem uitsluitend bij stilstaande
auto
aan.
Trek, in het uitzonderlijke geval dat de
handrem wordt gebruikt als de auto rijdt,
deze voorzichtig aan om de achterwielen
niet te blokkeren (slipgevaar).
Als de auto stilstaat op een helling, draai
dan de wielen richting trottoir en trek de
handrem aan.
Trek aan de hendel van de handrem en druk
op de knop om de handrem los te zetten.