Cd-speler41
Let op
Willekeurig afspelen wordt niet uit‐
geschakeld wanneer het audiosys‐
teem uitgeschakeld wordt of de bron gewijzigd wordt.
Pauze
Druk even op de m draaiknop, @ of
tegelijk op de toetsen ! en # om het
afspelen van cd/mp3 cd te onderbre‐
ken. Opnieuw indrukken om het af‐
spelen te hervatten.
De pauzefunctie wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer het volume
wordt ingesteld, de audiobron wordt
gewijzigd of automatische informatie‐
berichten worden weergegeven.
Extra tekstinformatie (cd-text of
id3-tag) weergeven
Na het selecteren van een nummer of
album drukt u even op TEXT of de
genummerde toets 5 (van de
zendertoetsen 1...6 ) om op de cd be‐
schikbare tekstinformatie op te roe‐
pen (bijv. naam van artiest, album of
nummer).Voor het ineens weergeven van alle
tekstinformatie houdt u genummerde
toets 5 of TEXT ingedrukt.
Sluit het weergeven af met de
toets /.
Een cd verwijderen
Druk op de d-toets: De cd wordt uit
de cd-sleuf geworpen.
Als de cd na het uitwerpen niet wordt
verwijderd, wordt hij na enkele secon‐ den automatisch weer naar binnen
getrokken.
CD30 BT - Gebruik cd-speler
Cd afspelen starten
Schakel het Infotainmentsysteem in
(door op de knop m te drukken) en
duw de cd met de bedrukte zijde naar boven in de cd-sleuf totdat deze erin
getrokken is: het afspelen van de cd
start automatisch.
Als er reeds een cd in de speler is,
drukt u op de toets RADIO/CD: het
afspelen van de cd wordt gestart.Let op
Afhankelijk van de op de audio- of mp3-cd opgeslagen gegevens wordt verschillende informatie over de cd
en de actuele muziektrack op het
display weergegeven.
Album of nummer selecteren
Draai de draaiknop om een album of
nummer uit de lijst te selecteren.
Naar de volgende of vorige track gaan
Druk de toets 2 of 3 één of meer‐
dere malen kort in.
Snel vooruit of achteruit
Houd de toets 2 of 3 ingedrukt
voor snel vooruit of achteruit van het
huidige nummer.
Willekeurig afspelen
Open het Andere audio-instellingen -
menu.
Selecteer Random en druk op de
draaiknop om te activeren.
42Cd-speler
Let op
Bij een cd met mp3/wma-bestanden is de willekeurige afspeelfunctie van
toepassing op het huidige album en
wordt vervolgens toegepast op het
volgende album.
Pauze
Druk op de toets @ of tegelijk op de
toetsen ! en # om het afspelen van
de cd/mp3-cd te onderbreken.
Deze functie wordt automatisch uit‐
geschakeld wanneer het volume
wordt ingesteld, de bron wordt gewij‐
zigd of automatische informatiebe‐
richten worden weergegeven.
Selecteren van tracks via het audio-
CD of MP3-menuTijdens het afspelen van een audio-
cd
Een nummer op de audio-cd selecte‐
ren: Draai de draaiknop om het ge‐
wenste nummer te selecteren.Tijdens het afspelen van mp3
Druk op de toets ⊳ om de submap of
het nummer te openen.
Druk op de toets ⊲ om terug te keren
naar de bovenliggende map.Houd de toets ⊲ ingedrukt om terug te
keren naar de hoofdmap.
Houd de toets ⊳ ingedrukt om de
naam weer te geven van het nummer
dat wordt afgespeeld.
Nadat een album geselecteerd is: ■ Druk op de draaiknop om de lijst met nummers weer te geven.
■ Draai de draaiknop om het gewen‐ ste nummer te selecteren.
Extra tekstinformatie (cd-text of
id3-tag) weergeven
Na het selecteren van een nummer of album drukt u op de toets A om op de
cd beschikbare tekstinformatie op te
roepen (bijv. naam van artiest, album
of nummer). Om het bijbehorende
display af te sluiten, drukt u weer
op A.
Druk op de toets j om de volledige
naam van het album of nummer dat
wordt afgespeeld, weer te geven. Om
het display af te sluiten, drukt u weer
op j.Een cd verwijderen
Druk op de d-toets: De cd wordt uit
de cd-sleuf geworpen.
Als de cd na het uitwerpen niet wordt verwijderd, wordt hij na enkele secon‐
den automatisch weer naar binnen
getrokken.
CD35 BT - Gebruik cd-speler Cd afspelen starten
Schakel het Infotainmentsysteem in
(door op de knop m te drukken) en
duw de cd met de bedrukte zijde naar boven in de cd-sleuf totdat deze erin
getrokken is: het afspelen van de cd
start automatisch.
Als er reeds een cd in de speler is,
drukt u op de toets MEDIA totdat de
gewenste audiobron geselecteerd is: het afspelen van de cd wordt gestart.
Let op
Afhankelijk van de op de audio- of
mp3-cd opgeslagen gegevens wordt
verschillende informatie over de cd
en de actuele muziektrack op het
display weergegeven.
AUX-ingang45Voorzichtig
Voordat u een extra apparaat aan‐sluit of loskoppelt, bijv. een draag‐
bare cd-speler, schakelt u de spe‐ ler en het infotainment-systeem uit
om problemen met de geluidskwa‐
liteit en mogelijke schade aan de
apparatuur te voorkomen.
Na aansluiting via de stekkeringang
detecteert het systeem de geluids‐
bron automatisch. Afhankelijk van het opnamevolume kan er een vertraging
zijn voordat u de geluidsbron hoort.
De naam van de artiest of het num‐
mer wordt niet op het displayscherm
weergegeven.
R15 BT / CD15 BT / R16 BT /
CD16 BT / CD18 BT- Gebruik
AUX-ingang Druk op de toets MEDIA of
AUDIO/SOURCE om de audiobron
op AUX-modus over te schakelen en
schakel de randapparatuur in. Op het displayscherm verschijnt AUX.
AUX-instellingen
Druk op de toets SETUP om het in‐
stellingenmenu te openen.
Selecteer AUX IN en draai aan de
draaiknop OK totdat de gewenste in‐
stelling wordt geselecteerd uit:
■ HI (300 mV)
■ MID (600 mV)
■ LO (1200 mV)
CD30 BT - Gebruik AUX-ingang Druk op de toets RADIO/CD om de
AUX-modus te activeren en schakel
het extra apparaat vervolgens in.
CD35 BT - Gebruik AUX-ingang Druk op de toets MEDIA om de AUX-
modus te activeren en schakel de
randapparatuur in. Op het display‐
scherm verschijnt Jack.
50Streaming audio via Bluetooth
R15 BT / CD15 BT, R16 BT /
CD16 BT, CD18 BT - Muziek
afspelen via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐ tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
■ Er kunnen maximaal 5 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ ler- als telefoonfuncties heeft, wor‐
den beide functies gekoppeld. Mo‐
biele telefoon koppelen 3 81.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het
gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op de toets TEL te drukken en selecteer
Apparaat koppelen door de draaiknop
OK te draaien. Het scherm Gereed
voor koppelen verschijnt.
Zoek daarna op het audioapparaat
naar Bluetooth-apparaten in de buurt van het apparaat.
Selecteer My Radio (d.w.z. de naam
van het systeem) uit de lijst op het au‐ dioapparaat en voer, indien van toe‐
passing, via het toetsenbord van het
audioapparaat de koppelingscode in die op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscodewellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Als het koppelen mislukt, gaat het
systeem terug naar het vorige menu
en verschijnt er een dienovereenkom‐ stig bericht. Herhaal de procedure zo
nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐ volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐
scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐ fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
Streaming audio via Bluetooth51
Om een audio-apparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐ der gekoppeld audio-apparaat aan tesluiten dan het huidige, drukt u op detoets TEL en selecteert u het menu
Selecteer apparaat . De apparatenlijst
toont de audio-apparaten die al ge‐ koppeld zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de draaiknop
OK in te drukken. Een displaybericht
bevestigt de aansluiting.
Audio-apparaat ontkoppelen
Voor het ontkoppelen van een audio‐ apparaat van het Infotainmentsys‐
teem drukt u op de toets TEL (of de
toets SETUP ) en selecteert u
Bluetooth-verbinding . Selecteer het
gewenste apparaat uit de apparaten‐
lijst en selecteer vervolgens Apparaat
loskoppelen door de draaiknop OK te
draaien en in te drukken. Een display‐ bericht bevestigt de ontkoppeling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem
ontkoppeld.Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te wissen, drukt u op de toets
TEL en selecteert u Apparaat
wissen . Selecteer het gewenste au‐
dioapparaat uit de lijst en druk op de
draaiknop OK om het verwijderen te
bevestigen wanneer daarom wordt
gevraagd.
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de
functietoetsen van het infotainment‐
systeem, draaiknoppen en display‐
menu's worden bediend.Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐ nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd- speler 3 40.
CD30 BT - Muziek via Bluetooth afspelen
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐ bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐ tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
■ Er kunnen maximaal 5 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.
52Streaming audio via Bluetooth
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ler- als telefoonfuncties heeft, wor‐
den beide functies gekoppeld. Mo‐
biele telefoon koppelen 3 81.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op de toets 0 te drukken en selecteer
Bluetooth-verbinding . Selecteer een
lege sleuf door de draaiknop te
draaien en druk op de draaiknop of de
toets ⊲ of ⊳ om het volgende menu
weer te geven.
Selecteer Audio-apparaat koppelen
door de draaiknop te draaien en in te
drukken en zoek vervolgens op het
audio-apparaat naar Bluetooth-appa‐ ratuur in de omgeving van het appa‐
raat.
Selecteer My Radiosat (d.w.z. de
naam van het systeem) uit de lijst op
het audioapparaat en voer, indien vantoepassing, via het toetsenbord van
het audioapparaat de koppelings‐
code in die op het displayscherm van
het Infotainmentsysteem staat weer‐
gegeven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Wanneer het koppelen mislukt, wordt het bericht Verbinding mislukt. weer‐
gegeven en klinkt er een geluid. Her‐
haal de procedure zo nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐
dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Om een audio-apparaat aan te sluiten nadat het gekoppeld is, of om een an‐
der gekoppeld audio-apparaat aan te sluiten dan het huidige, drukt u op detoets 0 en selecteert u Bluetooth-
verbinding .
De apparatenlijst toont de audio-ap‐
paraten die al gekoppeld zijn. Selec‐
teer het gewenste apparaat uit de lijst. Selecteer Apparaat verbinden... en
bevestig door op de draaiknop te
drukken. Een displaybericht bevestigt
de aansluiting.
Audio-apparaat ontkoppelen
Om een audio-apparaat van het info‐
tainmentsysteem te ontkoppelen, se‐
lecteert u het gewenste apparaat in
het Bluetooth-verbinding -menu en
selecteert u vervolgens Apparaat
Streaming audio via Bluetooth53
loskoppelen door de draaiknop te
draaien en in te drukken. Een display‐
bericht bevestigt de ontkoppeling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem
ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw
apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te wissen, drukt u op de toets
0 en selecteert u Bluetooth-
verbinding . Selecteer het gewenste
audio-apparaat uit de lijst, druk op de
draaiknop of de toets ⊲ of ⊳ en se‐
lecteer Dit apparaat wissen .
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.Het audio-apparaat kan dan via de
functietoetsen van het infotainment‐
systeem, draaiknoppen en display‐
menu's worden bediend.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd-
speler 3 40.
CD35 BT - Muziek via Bluetooth afspelen
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐
tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
■ Er kunnen maximaal 5 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.■ Als het apparaat zowel audiospe‐ ler- als telefoonfuncties heeft, kan/
kunnen één of beide functies wor‐
den gekoppeld. Mobiele telefoon
koppelen 3 81.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het
gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op de toets SETUP / TEXT te drukken en
selecteer Bluetooth-verbinding . Se‐
lecteer een lege sleuf door aan de
centrale draaiknop te draaien en druk
op de knop om het volgende menu
weer te geven.
Selecteer Apparaat koppelen door de
draaiknop te draaien en in te drukken
en zoek vervolgens op het audio-ap‐
paraat naar Bluetooth-apparatuur in
de omgeving van het apparaat.
54Streaming audio via Bluetooth
Selecteer My_Radio (d.w.z. de naam
van het systeem) uit de lijst op het au‐
dioapparaat en voer, indien van toe‐
passing, via het toetsenbord van het audioapparaat de koppelingscode indie op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐ lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op het Infotainmentsysteem.
Als het koppelen mislukt, verschijnt
het bericht Koppelen mislukt . Herhaal
de procedure zo nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
Om een audioapparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐
der gekoppeld audio-apparaat aan te sluiten dan het huidige, drukt u op detoets SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding (of drukt u op de
toets TEL als er geen apparaat aan‐
gesloten is). De apparatenlijst toont
de audio-apparaten die al gekoppeld
zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de centrale
draaiknop in te drukken. Een display‐
bericht bevestigt de aansluiting.Audio-apparaat ontkoppelen
Om een audio-apparaat van het Info‐ tainmentsysteem te ontkoppelen, se‐
lecteert u het gewenste apparaat in het Bluetooth-verbinding -menu en
selecteert u vervolgens Apparaat
loskoppelen door de centrale draai‐
knop te draaien en in te drukken. Een displaybericht bevestigt de ontkoppe‐
ling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem
ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te wissen, drukt u op de toets SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding . Selecteer het