56NavigatieNavigatieAlgemene aanwijzingen...............56
Gebruik ........................................ 59
Invoer van de bestemming ..........66
Begeleiding .................................. 69
Symbolenoverzicht ......................73Algemene aanwijzingen9Waarschuwing
Het navigatiesysteem is een hulp‐
middel voor uw navigatievermo‐
gen en komt niet daarvoor in de
plaats. Rijd voorzichtig en veilig en
let goed op.
Wanneer het navigatiesysteem te‐ gen de verkeersregels ingaat,
moet u altijd de verkeersregels
volgen.
Het navigatiesysteem zal u op be‐
trouwbare wijze naar uw gekozen be‐ stemming begeleiden zonder dat u
wegenkaarten nodig hebt.
Als de Verkeersinfo -dienst in uw land
of regio beschikbaar is, wordt de hui‐
dige verkeerssituatie ook in de route‐
berekeningen in acht genomen. Het
systeem ontvangt verkeersberichten
in het huidige ontvangstgebied.
Om de meest actuele realtime ver‐ keersinformatie te ontvangen, neemt
u een abonnement op de Live dien‐
sten via de TomTom™-website.
Werking van navigatiesysteem
De positie en beweging van de auto
worden door het navigatiesysteem
met behulp van sensors gedetec‐
teerd.
De afgelegde afstand wordt bepaald door het signaal van de snelheidsme‐ ter van de auto en richtingveranderin‐
gen bij bochten worden door een gy‐
rosensor bepaald. De positie wordt
bepaald door gps-satellieten (Global
Positioning System).
Door deze sensorsignalen te vergelij‐ ken met de digitale kaarten op de SD- kaart van het navigatiesysteem is het
mogelijk om de positie van de auto
nauwkeurig te bepalen.
Wanneer de auto voor het eerst wordt
gebruikt of na een tocht op een veer‐
boot enz., zal het systeem zichzelf
kalibreren. Het is daarom normaal dat
het niet de exacte locatie aangeeft tot
de auto een bepaalde afstand heeft
afgelegd.