Inleiding......................................... 4
Radio ........................................... 30
Cd-speler ..................................... 39
AUX-ingang ................................. 44
USB-poort .................................... 46
Streaming audio via Bluetooth .....49
Navigatie ...................................... 56
Stemherkenning ........................... 74
Telefoon ....................................... 76
Trefwoordenlijst ........................... 98Inhoud
4InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen.................4
Overzicht bedieningselementen ....7
Antidiefstalfunctie ......................... 21
Gebruik ........................................ 21
Geluidsinstellingen ......................25
Volume-instellingen .....................29Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem levert state- of-the-art informatie en vermaak in de auto.
De radio is uitgerust met kanaalvoor‐
keuren die kunnen worden toegewe‐
zen voor FM-, middengolf- en lange‐
golf-frequentiebereik.
De audiospeler speelt audio-cd's,
mp3-cd's en ook wma-cd's af.
Externe gegevensopslagapparaten,
bijv. iPod, mp3-speler of USB-stick of
een draagbare speler kunnen op het
Infotainmentsysteem worden aange‐
sloten. Externe geluidsbronnen kun‐ nen ook via Bluetooth worden aange‐
sloten.
De digitale soundprocessor biedt di‐ verse vooraf ingestelde klankinstellin‐ gen, waarmee u het geluid kunt opti‐
maliseren.
De dynamische routeplanning van
het navigatiesysteem brengt u op be‐
trouwbare wijze naar uw bestemming en kan u helpen files en andere an‐
dere knelpunten te vermijden.Als optie kan het Infotainmentsys‐
teem worden gebruikt met de bedie‐
ningselementen op de stuurkolom, of
via het stemherkenningssysteem.
Het Infotainmentsysteem kan ook
worden uitgerust met een handsfree-
telefoonsysteem.
Door het goeddoordachte design van
de bedieningselementen en de dui‐
delijke displays kunt u het systeem
gemakkelijk en intuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen beschikbare opties en functies. Be‐
paalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties, gel‐
den vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
24Inleiding
de draaiknop te draaien en in te druk‐ken. Bevestig de wijziging met de dis‐
playoptie wanneer daarom wordt
gevraagd.
CD35 BT - Systeeminstellingen
Druk op de toets SETUP / TEXT om
het instellingenmenu te openen.
Wanneer systeeminstellingen zijn
veranderd, drukt u op
SETUP / TEXT om het menu af te
sluiten en de veranderingen op te
slaan. Na een vertraging slaat het
systeem ook automatisch op en sluit
af.
Klok instellen
Om de tijd in te stellen, opent u het
Klok -menu. Draai aan de centrale
draaiknop om de Uren te verstellen
en druk op de knop om te bevestigen. Draai aan de knop om de Minuten te
verstellen en druk erop om te beves‐ tigen.Systeemtaal wijzigen
Verander de taal van het display door
naar het menu Taal te gaan. Draai
aan de centrale draaiknop om één
van de 9 talen uit de lijst te selecteren en druk op de knop om te bevestigen.
Standaard systeeminstellingen
herstellen
Om de standaardwaarden van de
systeeminstellingen te herstellen, se‐
lecteert u Fabrieksinstellingen door
de centrale draaiknop te draaien en in
te drukken. Bevestig de wijziging door
na de vraag weer op de knop te druk‐ ken.
Bedieningsstanden
Radio
Audiobron in radio veranderen: Druk
op de toets RADIO, RADIO/CD of
AUDIO/SOURCE .
Gedetailleerde beschrijving van de
radiofuncties 3 30.Audiospelers
Audiobron wijzigen in CD, USB , AUX ,
Bluetooth of iPod (indien van toepas‐
sing): druk op de toets MEDIA,
RADIO/CD of AUDIO/SOURCE .R15 BT / R16 BT
Gedetailleerde beschrijving van:
■ AUX-ingangsfuncties 3 44
■ USB-poortfuncties 3 46
■ Werking van streaming audio via Bluetooth 3 49CD15 BT / CD 16 BT / CD18 BT
Gedetailleerde beschrijving van:
■ CD-spelerfuncties 3 40
■ AUX-ingangsfuncties 3 44
■ USB-poortfuncties 3 46
■ Werking van streaming audio via Bluetooth 3 49CD30 BT
Gedetailleerde beschrijving van:
■ CD-spelerfuncties 3 40
■ AUX-ingangsfuncties 3 44
Inleiding25
■ USB-poortfuncties 3 46
■ Werking van streaming audio via Bluetooth 3 49CD35 BT
Gedetailleerde beschrijving van:
■ CD-spelerfuncties 3 40
■ AUX-ingangsfuncties 3 44
■ USB-poortfuncties 3 46
■ Werking van streaming audio via Bluetooth 3 49
Navigatiesysteem
CD30 BT, CD35 BT
Gedetailleerde beschrijving van het
navigatie-systeem 3 56.
Telefoon
R15 BT / CD15 BT / R16 BT /
CD16 BT / CD18 BT - Telefoon
Het Telefoon -menu openen: Druk op
de toets 6 of TEL .
Telefooninstellingenmenu openen:
Druk op de toets TEL en selecteer
Telefooninstellingen .CD30 BT - Telefoon
Het Telefoon -menu openen: Druk op
de toets 6 of TEL.Telefooninstellingenmenu openen:
Druk op de toets 0 en selecteer Te‐
lefooninstellingen .CD35 BT - Telefoon
Het Telefoon -menu openen: Druk op
de toets 6 of TEL.
Telefooninstellingenmenu openen:
Druk op de toets SETUP / TEXT en
selecteer Telefooninstellingen .
Gebruik de displayopties in deze me‐
nu's om mobiele telefoons te verbin‐
den, telefoongesprekken te voeren,
contactlijsten aan te maken en di‐
verse instellingen in te stellen.
Gedetailleerde beschrijving van de
functies van het handsfree-telefoon‐
systeemfuncties 3 76.
Geluidsinstellingen
R15 BT / CD15 BT -
Geluidsinstellingen In het audio-instellingenmenu kunnen
de toonkarakteristieken worden inge‐
steld.
Druk op de toets SETUP om het in‐
stellingenmenu te openen.
Selecteer Audio-instellingen en draai
aan de draaiknop OK totdat de ge‐
wenste instelling wordt geselecteerd
uit:
■ BASS (lage tonen)
■ TREBLE (hoge tonen)
■ FADER (balans voor/achter)
■ BALANCE (balans links/rechts)
Het display toont het type instelling
aan, gevolgd door de instellings‐
waarde.
Selecteer de gewenste waarde door aan de draaiknop OK te draaien en
druk op de knop om de selecties te
bevestigen.
Om het audio-instellingenmenu af te
sluiten, drukt u op de toets /.
Let op
Als er geen activiteit is, sluit het sys‐
teem het menu voor de audio-instel‐ lingen automatisch af.
Lage en hoge tonen instellen
Selecteer Bass of Treble .
Streaming audio via Bluetooth49Streaming audio via
BluetoothAlgemene informatie ....................49
Bediening ..................................... 49Algemene informatie
Bluetooth-compatibele extra audio‐
bronnen (bijv. mobiele telefoons voor
muziek, mp3-spelers enz.) die het Bluetooth-muziekprotocol A2DP on‐
dersteunen, werken draadloos op het
infotainmentsysteem.
Opmerkingen ■ Het infotainmentsysteem werkt al‐ leen met Bluetooth-apparaten die
A2DP (Advanced Audio Distribu‐
tion Profile) ondersteunen. Met ou‐
dere versies kunnen zich aanslui‐
tingsproblemen voordoen.
■ Het Bluetooth-apparaat moet AVRCP (Audio Video Remote Con‐
trol Profile), versie 1.0 of hoger on‐
dersteunen. Als het apparaat
AVRCP niet ondersteunt, werkt al‐ leen de volumeregeling via het in‐fotainmentsysteem.
■ Maak uzelf voorafgaand aan het aansluiten van het Bluetooth-appa‐raat op het infotainmentsysteem
vertrouwd met de bedieningsin‐
structies voor Bluetooth-functies.Bediening
Voorwaarden Aan de volgende voorwaarden moet
worden voldaan om een Bluetooth-
compatibel audio-apparaat via het in‐
fotainmentsysteem te regelen.
■ De Bluetooth-functie van het info‐ tainmentsysteem moet geactiveerdzijn 3 81.
■ De Bluetooth-functie van de extra Bluetooth-compatibele audiobron
moet geactiveerd zijn (zie de be‐
dieningsinstructies van het audio-
apparaat).
■ Afhankelijk van de audiobron kan het nodig zijn om dat apparaat op
"zichtbaar" in te stellen (zie de be‐
dieningsinstructies van het audio-
apparaat).
■ De audiobron moet met het info‐ tainmentsysteem gekoppeld en
verbonden zijn.
50Streaming audio via Bluetooth
R15 BT / CD15 BT, R16 BT /
CD16 BT, CD18 BT - Muziek
afspelen via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐ tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
■ Er kunnen maximaal 5 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ ler- als telefoonfuncties heeft, wor‐
den beide functies gekoppeld. Mo‐
biele telefoon koppelen 3 81.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het
gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op de toets TEL te drukken en selecteer
Apparaat koppelen door de draaiknop
OK te draaien. Het scherm Gereed
voor koppelen verschijnt.
Zoek daarna op het audioapparaat
naar Bluetooth-apparaten in de buurt van het apparaat.
Selecteer My Radio (d.w.z. de naam
van het systeem) uit de lijst op het au‐ dioapparaat en voer, indien van toe‐
passing, via het toetsenbord van het
audioapparaat de koppelingscode in die op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscodewellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Als het koppelen mislukt, gaat het
systeem terug naar het vorige menu
en verschijnt er een dienovereenkom‐ stig bericht. Herhaal de procedure zo
nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐ volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐
scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐ fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
Streaming audio via Bluetooth51
Om een audio-apparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐ der gekoppeld audio-apparaat aan tesluiten dan het huidige, drukt u op detoets TEL en selecteert u het menu
Selecteer apparaat . De apparatenlijst
toont de audio-apparaten die al ge‐ koppeld zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de draaiknop
OK in te drukken. Een displaybericht
bevestigt de aansluiting.
Audio-apparaat ontkoppelen
Voor het ontkoppelen van een audio‐ apparaat van het Infotainmentsys‐
teem drukt u op de toets TEL (of de
toets SETUP ) en selecteert u
Bluetooth-verbinding . Selecteer het
gewenste apparaat uit de apparaten‐
lijst en selecteer vervolgens Apparaat
loskoppelen door de draaiknop OK te
draaien en in te drukken. Een display‐ bericht bevestigt de ontkoppeling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem
ontkoppeld.Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te wissen, drukt u op de toets
TEL en selecteert u Apparaat
wissen . Selecteer het gewenste au‐
dioapparaat uit de lijst en druk op de
draaiknop OK om het verwijderen te
bevestigen wanneer daarom wordt
gevraagd.
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de
functietoetsen van het infotainment‐
systeem, draaiknoppen en display‐
menu's worden bediend.Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐ nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd- speler 3 40.
CD30 BT - Muziek via Bluetooth afspelen
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐ bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐ tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
■ Er kunnen maximaal 5 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.
52Streaming audio via Bluetooth
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ler- als telefoonfuncties heeft, wor‐
den beide functies gekoppeld. Mo‐
biele telefoon koppelen 3 81.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op de toets 0 te drukken en selecteer
Bluetooth-verbinding . Selecteer een
lege sleuf door de draaiknop te
draaien en druk op de draaiknop of de
toets ⊲ of ⊳ om het volgende menu
weer te geven.
Selecteer Audio-apparaat koppelen
door de draaiknop te draaien en in te
drukken en zoek vervolgens op het
audio-apparaat naar Bluetooth-appa‐ ratuur in de omgeving van het appa‐
raat.
Selecteer My Radiosat (d.w.z. de
naam van het systeem) uit de lijst op
het audioapparaat en voer, indien vantoepassing, via het toetsenbord van
het audioapparaat de koppelings‐
code in die op het displayscherm van
het Infotainmentsysteem staat weer‐
gegeven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Wanneer het koppelen mislukt, wordt het bericht Verbinding mislukt. weer‐
gegeven en klinkt er een geluid. Her‐
haal de procedure zo nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐
dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Om een audio-apparaat aan te sluiten nadat het gekoppeld is, of om een an‐
der gekoppeld audio-apparaat aan te sluiten dan het huidige, drukt u op detoets 0 en selecteert u Bluetooth-
verbinding .
De apparatenlijst toont de audio-ap‐
paraten die al gekoppeld zijn. Selec‐
teer het gewenste apparaat uit de lijst. Selecteer Apparaat verbinden... en
bevestig door op de draaiknop te
drukken. Een displaybericht bevestigt
de aansluiting.
Audio-apparaat ontkoppelen
Om een audio-apparaat van het info‐
tainmentsysteem te ontkoppelen, se‐
lecteert u het gewenste apparaat in
het Bluetooth-verbinding -menu en
selecteert u vervolgens Apparaat