Page 17 of 324
.
15
In één oogopslag
Controle tijdens het rijden
Wanneer u het contact aanzet, slaan allemeters uit en keren ver volgens terug naar de
"0"-stand. A.Als het contact wordt aangezet, moet de meter het resterende brandstofniveau
weergeven.B.Bij draaiende motor moet het
verklikkerlampje laag brandstofniveau
uitgaan.
Instrumentenpanelen
1.
Als het contact wordt aangezet, gaan de
oranje en rode waarschuwingslampjes branden.2.Bij draaiende motor moeten deze lampjes
weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er
lampjes blijven branden.
Verklikkerlampjes
23, 28
C.
Als het contact wordt aangezet, wordt op
het display van het instrumentenpaneel het
motorolieniveau weergegeven.
Ga indien nodig tanken of vul olie bij.
21
Page 18 of 324

16
In één oogopslag
Controle tijdens het rijden
Het branden van een verklikkerlampje geeft u informatieover de status van de desbetreffende functie. A.
Uitschakeling van de parkeerhulp voor en achter. of
Inschakeling van het Park Assist-systeem.
Rij drukschakelaars
102, 104
1.Open het dashboardkastje.
2. Steek de sleutel in de schakelaar. 3.
Selecteer de stand:"ON"
(inschakelen) wanneer een passagier op de voorstoel zit of een kinderzitje met
het gezicht in de rijrichting is bevestigd, "OFF"(uitschakelen) wanneer een kinderzitje
met de rug in de rijrichting is bevestigd. 4.Ver wijder de sleutel zonder de stand vande schakelaar te veranderen.
Airbag voorpassagier
133
126
B.Uitschakeling van het CDS-/ASR-systeem.
93
C.
Uitschakeling van het Stop & Start-systeem.
52
D. Uitschakeling van de interieurbeveiliging.
144
E.
Inschakeling van de elektrische kinderbeveiliging.
Veiligheid voor alle inzittenden
A.Verklikkerlampje niet-vastgemaakte/
losgemaakte veiligheidsgordels vóór.
B.Verklikkerlampje storing van één van deairbags.
Veiligheidsgordels vóór en
airbag vóór aan passagierszijde
27
C.Verklikkerlampje uitschakeling airbag vóór aan passagierszijde.
32
Page 19 of 324

.
17
In één oogopslag
Onder het rijden
Stop & Start-systeem
Overgang naar de STOP-standvan de motor
92Het verklikkerlamp
je "ECO"op hetinstrumentenpaneel gaat branden en
de motor komt in de stand-bystand:
Overgang naar de START-stand van de motor
Uit-
/inschakelen
U kunt deze functie op elk willekeurig moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"in te drukken; het verklikkerlampje in de schakelaar gaat branden.
93
93
Het systeem wordt automatischopnieuw ingeschakeld zodra u het contact weer aanzet.
Zet tijdens het tanken en als uhandelingen onder de motorkap wiltuitvoeren, altijd het contact af en neem de sleutel uit het contactslot. Het verklikkerlamp
je "ECO"
gaat uiten de motor wordt gestart:
-bij auto's met een handgeschakeldeversnellingsbak, als u hetkoppelingspedaal intrapt,-bij auto's met een 2Tronic versnellingsbak
:
●
als de selectiehendel in de stand A
of Mstaat, als u het rempedaal loslaat,
●
of als u de selectiehendel in de stand A
of Mzet als deze in de stand Nstaat en het rempedaal niet ingetrapt is,
●
of als u de achteruitversnelling inschakelt.
-bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak , bij een snelheid lager
dan 20 km/h, als u de versnellingshendel in de neutraalstand zet en het
koppelingspedaal loslaat,
-
bij auto's met een 2Tronic
versnellingsbak , bij een snelheid lager
dan 8 km/h, als u het rempedaal intrapt of als u de selectiehendel in de stand N
zet.
Onder bepaalde omstandigheden wordt deSTART-stand automatisch geactiveerd; het
verklikkerlampje "ECO"knippert enkele
seconden en gaat dan uit.
Onder bepaalde omstandigheden is deSTOP-stand niet beschikbaar; het
verklikkerlampje "ECO"
knippert enkele seconden en gaat dan uit.
Page 20 of 324
18
In één oogopslag
Onder het rijden
1.
Selecteren van de snelheidsbegrenzer. 2.
Ver lagen van de ingestelde snelheid. 3.
Ver hogen van de ingestelde snelheid.4.
Inschakelen/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer.
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
96
1.Selecteren van de snelheidsregelaar.
2. Ver lagen van de ingestelde snelheid.3.
Ver hogen van de ingestelde snelheid. 4.Uitschakelen/inschakelen van de snelheidsregeling.
Snelheidsregelaar "CRUISE"
98
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer isingeschakeld, verschijnen de instellingen van het systeem op het instrumentenpaneel.
Weergave op het instrumentenpaneel
Snelheidsregelaar
Snelheidsbegrenzer
Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor.
Het instellen van een snelheid en het activeren
van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij
een wagensnelheid hoger dan 40 km/h, vanaf de 4eversnelling bij een handgeschakelde
versnellingsbak (2e bij een 2Tr o n i c
versnellingsbak of een automatische transmissie).
Page 21 of 324

.
19
In één oogopslag
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en
schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling. Volgde aanwijzingen van de schakelindicator (indien aanwezig) die op het instrumentenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een automatische versnellingsbak of een 2Tronic elektronische gestuurde versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in de stand Drive "D"
of Auto "A"(afhankelijk van het typeversnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid vanongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens deairconditioning in te schakelen. Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak,zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt(behalve bij auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om hetelektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Page 22 of 324

20
In één oogopslag
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal,fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd udaarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde. Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reser vewiel en van de wielenvan de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter en luchtfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikantvoorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zovoorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddeldebrandstofverbruik zich stabiliseert.
Page 23 of 324

1
21
Controle tijdens het rijden
Instrumentenpaneel met LCD-display
1.
Koelvloeistoftemperatuurmeter. 2.Toerenteller (x 1000 t/min of rpm),schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). 3.Motorolieniveaumeter. 4.
Opschakelindicator (handgeschakelde
versnellingsbak) of weergave positie selectiehendel (2Tronic versnellingsbak of automatische transmissie).
5. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
Door lang op de toets B te drukken kan
deze functie worden uitgeschakeld.
A.Dimmer verlichting.B. Informatie over het onderhoud.
Resetten van de geselecteerde functie(onderhoudsindicator of dagteller).
Instellen van de tijd.
Inschakelen/uitschakelen van de digitale snelheidsmeter.
6. Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de snelheidsbegrenzer. 7.
Onderhoudsindicator, vervolgens kilometerteller (km of miles).
Deze functies worden na het aanzetten van
het contact achter elkaar weergegeven.8. Dagteller (km of miles).
9. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
10.Brandstofniveaumeter.
Meters en displays
Bedieningstoetsen
Page 24 of 324
22
Controle tijdens het rijden
Instrumentenpaneel met matrixdisplay
Meters en displays
Bedieningstoetsen
1.
Koelvloeistoftemperatuurmeter. 2.
Toerenteller (x 1000 t/min of rpm),
schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). 3. Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.4. Opschakelindicator (handgeschakelde
versnellingsbak) of weergave positie
selectiehendel (2Tronic versnellingsbak of automatische transmissie). 5. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
A.Dimmer verlichting.B.Sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel.
C.Informatie over het onderhoud.
Resetten van de geselecteerde functie(onderhoudsindicator of dagteller). 6
. Onderhoudsindicator, vervolgens kilometerteller (km of miles).
Deze functies worden na het aanzetten van
het contact achter elkaar weergegeven.
7.Dagteller (km of miles). 8. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).9.Brandstofniveaumeter.