Page 25 of 180

23
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Motorolie gaat tijdens het rijden
branden, met een
melding op het display. een te lage oliedruk. Stop de auto, zet het contact af en neem contact
op met het CITROËN-netwerk of met een
gekwalificeerde werkplaats.
knippert, met een
melding op het display
(uitsluitend 1.3 HDi 75). dat de motorolie
verouderd/vervuild is. Laat de motorolie zo snel mogelijk verversen om
motorschade te voorkomen.
Acculading brandt. een storing in het
laadcircuit. Controleer de accuklemmen...
Rubriek 7, onderwerp "Accu".
blijft branden,
ondanks controle. een storing in het
laadcircuit, ontstekings- of
injectiesysteem. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Detectie geopend
portier brandt.
dat een portier of
achterdeur niet goed is
gesloten. Controleer of de portieren, zij- en achterdeuren
gesloten zijn. brandt, met een
melding op het display.
Autogordel niet
vastgemaakt brandt en gaat daarna
knipperen. dat de bestuurder de
autogordel niet heeft
vastgemaakt. Trek aan de gordel en steek de gesp in de
houder.
brandt in combinatie
met een geluidsignaal
en blijft daarna branden. dat de auto rijdt terwijl de
autogordel van de bestuurder
niet is vastgemaakt. Controleer of de gordel is vastgeklikt door
er aan te trekken. Rubriek 5, onderwerp
"Autogordels".
knippert, met een
geluidssignaal . dat de voorpassagier
de autogordel niet heeft
vastgemaakt. Trek aan de gordel en steek de gesp in de
houder.
Page 26 of 180

24
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Airbag vóór
Zijairbag knippert of blijft
branden. een defecte airbag. Zo snel mogelijk laten controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde
werkplaats. Rubriek 5, onderwerp "Airbags".
Airbag passagier
uitgeschakeld brandt.
dat de airbag bewust is uitgeschakeld
i.v.m. plaatsing van een kinderzitje
met de rug in de rijrichting. In te stellen in het menu MENU van de
boordcomputer. Rubriek 3, onderwerp "Menu".
ABS blijft branden. een storing in het
systeem.
Het remsysteem werkt normaal, maar zonder bekrachtiging.
Wij raden u aan te stoppen en het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats te raadplegen.
blijft branden, samen met
het waarschuwingslampje
handrem. een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het
CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
Stabiliteitscontrolesysteem
knippert enkele
seconden. een ingreep van het ESP. Ingreep van het systeem waardoor de koers van
de auto wordt gecorrigeerd.
brandt in combinatie met
het controlelampje van de
toets "ASR OFF"
en een
melding op het display.
een storing in het ESP. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
brandt, met een
melding op het display. een storing in de
ASR/MSR. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
brandt. een storing in de Intelligent
Traction Control. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
Hill holder brandt. een storing in de hill
holder. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
Remblokken vóór brandt. dat de remblokken
versleten zijn.
Laat de remblokken vervangen door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 27 of 180

1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Elektronische
startblokkering brandt.
dat de sleutel in het
contactslot niet wordt herkend.
Starten is niet mogelijk. Probeer een reservesleutel en laat de defecte
sleutel controleren door het CITROËN-netwerk.
Rubriek 1, onderwerp "Toegang tot de auto".
Emissieregeling knippert of blijft
branden. een storing in het
systeem. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Laag brandstofniveau brandt en wijzer van
de brandstofmeter in
gebied E. een bijna lege
brandstoftank. Wacht niet met tanken. De actieradius met de
resterende hoeveelheid brandstof is afhankelijk
van de rijstijl, het profiel van de weg, de
verstreken tijd en het aantal kilometers dat is
gereden sinds het lampje brandt.
Roetfilter brandt, in combinatie
met een geluidssignaal
en een melding op het
display. dat het roetfilter verstopt
begint te raken. Voer zodra het mogelijk is een regeneratie
van het roetfilter uit. Rubriek 7, onderwerp
"Controles".
Water in brandstoffilter brandt, met een
melding op het
display. dat er water in het
brandstoffilter (diesel) is
terechtgekomen. Laat het filter aftappen door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. Rubriek 7, onderwerp "Controles".
Voorgloeien
dieselmotor brandt. dat voorgloeien van de
dieselmotor noodzakelijk
is (tot ongeveer
30 seconden bij extreem
lage buitentemperaturen). Wacht tot het lampje uit is alvorens de motor te
starten.
Zet als de motor niet aanslaat het contact weer
aan en wacht nogmaals tot het lampje uitgaat.
Start vervolgens de motor.
Page 28 of 180

26
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Parkeerlichten brandt. dat deze stand handmatig
is geselecteerd. Draai de ring van de lichtschakelaar in de eerste
stand.
Dimlicht
brandt. dat deze stand handmatig
is geselecteerd. Draai de ring van de lichtschakelaar in de
tweede stand.
Grootlicht dat de lichtschakelaar naar de
bestuurder toe is getrokken. Trek de lichtschakelaar nogmaals naar u toe om
weer van grootlicht naar dimlicht over te schakelen.
Richtingaanwijzers knippert met
geluidssignaal. een verandering
van richting, via de
bedieningshendel aan
de linkerzijde van het
stuurwiel. Naar rechts: hendel omhoog bewegen.
Naar links: hendel omlaag bewegen.
Alarmknipperlichten knippert met
geluidssignaal.
dat de schakelaar van de
alarmknipperlichten is ingedrukt.
Deze schakelaar bevindt zich
centraal op het dashboard. De richtingaanwijzers links en rechts knipperen
gelijktijdig, samen met de bijbehorende
controlelampjes.
Mistlampen vóór brandt. dat de knop op het
dashboard is ingedrukt. Handmatige bediening.
De mistlampen werken alleen als de
parkeerlichten of het dimlicht is ingeschakeld.
Mistachterlichten brandt. dat de knop op het
dashboard is ingedrukt. Handmatige bediening. De mistachterlichten werken
alleen als het dimlicht is ingeschakeld. Bij normaal
zicht mogen de mistachterlichten niet worden
ingeschakeld, hiervoor kunt u een boete krijgen. "Het
mistachterlicht geeft een rood verblindend licht".
Page 29 of 180
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Snelheidsregelaar brandt. het inschakelen van de
regelaar. Handmatige bediening. Rubriek 1, onderwerp
"Stuurkolomschakelaars".
Parkeerhulp achter brandt, met een
melding op het
display. een storing in het
systeem.
Het geluidssignaal werkt niet meer.
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Gestuurde
handgeschakelde
versnellingsbak brandt, met een
melding op het
display. een bedieningsfout van de
bestuurder. Voer de gewenste handeling nogmaals uit.
knippert, in combinatie
met een geluidssignaal
en een melding op het
display. een storing in de
versnellingsbak. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 30 of 180

Cockpit
Display
weergave
signaleert
Wat te doen
Stop & Start brandt. de activering van de
STOP-stand als de auto
tot stilstand is gekomen. Zodra u wilt wegrijden, gaat het controlelampje
uit en wordt de motor automatisch weer gestart
in de START-stand.
knippert enkele
seconden en gaat
vervolgens uit. dat de STOP-stand
tijdelijk niet beschikbaar
is of dat de START-
stand automatisch is
geactiveerd. Bijzonderheden m.b.t. de STOP-stand
en START-stand. Rubriek 1, onderwerp
"Versnellingsbak en stuurwiel".
Schakelindicator pijl omhoog. de mogelijkheid om één
versnelling op te schakelen.
Rubriek 1, onderwerp "Schakelindicator".
pijl omlaag.
de mogelijkheid om één
versnelling terug te schakelen.
Buitentemperatuur
(°C/°F) temperatuuraanduiding
knippert en melding op
display. weersomstandigheden
met kans op gladheid. Wees extra oplettend en rem niet bruusk.
Rubriek 5, onderwerp "Veilgheid tijdens het
rijden".
Datum (JJJJ/MM/DD)
Tijd (UU:MM) instelling:
Datum.
Tijd. een instelling via het menu
"MENU". Rubriek 3, onderwerp "Menu".
Koplamphoogte afstelling koplampen . stand 0 tot 3, afhankelijk
van de belading van de
auto. Instellen via de knop op het dashboard. Rubriek
1, onderwerp "Bediening op de stuurkolom".
Page 31 of 180

1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
BRANDSTOFNIVEAUMETER
Het brandstofniveau wordt aangegeven
zodra het contact wordt aangezet.
De wijzer staat op:
- f (full - vol):
de inhoud van de
brandstoftank bedraagt ongeveer 45 liter.
- e (empty - leeg):
de brandstoftank is
bijna leeg, het verklikkerlampje blijft
branden.
Het lampje gaat branden op het moment dat
er nog ongeveer 6 liter brandstof in de tank
aanwezig is.
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
De wijzer van de
koelvloeistoftemperatuurmeter bevindt
zich tussen c (cold - koud) en h (hot -
warm):
de temperatuur is in orde.
Onder zware gebruiksomstandigheden of bij
warm weer kan de wijzer in de buurt van het
rode gebied komen.
- wacht ongeveer een kwartier tot de motor
is afgekoeld om het niveau te controleren
en eventueel koelvloeistof bij te vullen.
Let erop dat het koelcircuit onder
druk staat. Draai om brandwonden te
voorkomen de dop eerst 2 omwentelingen
los om de druk te laten dalen.
Controleer, als de druk eenmaal is gedaald,
het niveau en verwijder de dop om
koelvloeistof bij te vullen.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats als de
wijzer in het rode gebied blijft staan. EMISSIEREGELING
EOBD (European On Board Diagnosis) is
een Europees diagnosesysteem dat de
emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt
dat de auto voldoet aan de normen voor de
uitstoot van:
- CO (koolmonoxide),
- HC (koolwaterstoffen),
- NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes;
de lambdasondes voor en achter de
katalysator voeren de controle uit.
Raadpleeg in de rubriek 7 het
onderwerp "Niveaus". Raadpleeg in de rubriek 7 het gedeelte
"Niveaus".
In het geval van een storing in
de emissieregeling wordt de
bestuurder gewaarschuwd door
het knipperen van dit specifieke
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel.
Als de wijzer in het rode
gebied komt of het lampje gaat
branden:
- stop onmiddellijk en zet het contact af.
De koelventilator kan nog ongeveer
10 minuten blijven werken.
Page 32 of 180

30
Cockpit
ONDERHOUDSINDICATOR
WAARSCHUWINGSLAMPJE MOTOROLIE
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
De lichtsterkte van de dashboardverlichting
kan worden ingesteld als de
parkeerverlichting is ingeschakeld.
Raadpleeg het overzicht van
de onderhoudsbeurten in het
onderhoudsboekje dat u bij de
aflevering van de auto is overhandigd.
Na enkele seconden schakelt het display
weer over naar de normale weergave.
Stel de lichtsterkte van de
dashboardverlichting en van
het bedieningspaneel van de
autoradio in met deze toetsen.
Het display van het instrumentenpaneel
geeft de afstand tot de volgende
onderhoudsbeurt aan volgens het
onderhoudsschema van de constructeur (zie
het onderhoudsboekje). Deze afstand wordt
bepaald op basis van de afgelegde afstand
sinds de vorige onderhoudsbeurt.
Te lage motoroliedruk
Motorolie verouderd/vervuild (uitsluitend
1.3 HDi 75 pk) Het waarschuwingslampje
blijft branden in combinatie
met een melding op het display van het
instrumentenpaneel als het systeem een te
lage motoroliedruk signaleert.
Het waarschuwingslampje knippert
in combinatie met een melding op
het instrumentenpaneel als het systeem
signaleert dat de motorolie verouderd of
vervuild is. Het knipperen van dit lampje
duidt niet op een storing, maar is voor
de bestuurder het signaal dat zo snel
mogelijk een onderhoudsbeurt moet worden
uitgevoerd.
Als de onderhoudsbeurt niet is
uitgevoerd en de veroudering/vervuiling
van de olie een tweede stadium heeft
bereikt, gaat op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje van de emissieregeling van
de motor branden en wordt het motortoerental
begrensd op 3000 t/min.
Als de onderhoudsbeurt nog niet uitgevoerd is en
de motorolie de kans krijgt om het derde stadium
van vervuiling/veroudering te bereiken, wordt het
motortoerental begrensd op 1500 t/min zodat er
geen motorschade kan ontstaan. Om het ontstaan van motorschade
te voorkomen is het raadzaam
de onderhoudsbeurt zodra het
waarschuwingslampje motorolie begint te
knipperen, zo spoedig mogelijk te laten
uitvoeren.
Stop onmiddellijk: parkeer de auto, zet het
contact af en neem contact op met het
CITROËN
-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.