Page 137 of 180

135
7
SNEL WEER OP WE
G
Accu
ACCU
Uitvoering zonder
Stop & Start-systeem
A.
Metalen pluspool van uw auto.
B.
Hulpaccu.
C.
Massapunt van uw auto.
D.
Metalen minpool van uw auto.
Laden met behulp van een acculader
Starten met een hulpaccu
- Sluit de rode kabel eerst aan op de
metalen pluspool A
en vervolgens op de
(+) pool van de hulpaccu B
.
- Sluit de groene of zwarte kabel aan op de
(-) pool van de hulpaccu B
.
- Sluit het andere uiteinde van de groene
of zwarte kabel aan op het massapunt
C
van uw auto (nooit op de metalen
minpool D
van uw auto).
- Stel de startmotor in werking en laat de
motor draaien.
- Wacht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels los.
Laad de accu niet op zonder de
accukabels los te nemen.
- Maak de twee accupoolklemmen met
snelkoppeling los van de accu.
- Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
- Controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt
zijn met een (witte of groene) oxidatielaag,
neem dan de accukabels los en reinig de
polen en de klemmen.
- Sluit de twee accupoolklemmen met
snelkoppeling weer aan, te beginnen met
de minpool (-).
Page 138 of 180

136
Accu
Uitvoering met Stop & Start-systeem
A.
Beschermkap.
B.
Metalen pluspool van uw auto.
C.
Hulpaccu.
D.
Massapunt van uw auto.
E.
Ontgrendelingsknop van de stekker.
F.
Stekker van de controlesensor.
G.
Controlesensor van de laadtoestand.
H.
Metalen minpool van uw auto.
Laden met behulp van een acculader
- Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de acculader.
- Controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze
bedekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accukabels
los en reinig de polen en de klemmen.
- Sluit de stekker F
van de controlesensor
G
aan.
- Plaats de beschermkap A
van de metalen
pluspool B
.
Starten met een hulpaccu
- Verwijder de beschermkap A
van de
metalen pluspool B
.
- Sluit de rode kabel aan op de metalen
pluspool B
en vervolgens op de pluspool
(+) van de hulpaccu C
.
- Sluit de groene of zwarte kabel aan de
minpool (-) van de hulpaccu C
.
- Sluit het andere uiteinde van de groene
of zwarte kabel aan op het massapunt
D
van uw auto (nooit op de metalen
minpool H
van uw auto).
- Stel de startmotor in werking en laat de
motor draaien.
- Wacht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels los.
- Plaats de beschermkap A
van de metalen
pluspool B
.
Koppel de accu niet los om deze op te
laden.
- Druk op de ontgrendelingsknop E
om de
stekker F
los te kunnen maken.
- Maak de stekker F
van de controlesensor
G
los.
- Verwijder de beschermkap A
van de
metalen pluspool B
.
- Sluit de kabels van de acculader aan:
(+) op de metalen pluspool B
; (-) op de
metalen minpool H
. Maak de controlesensor G
nooit los
van de metalen minpool H
, behalve
als de accu vervangen wordt.
Page 139 of 180

137
7
SNEL WEER OP WE
G
Accu
Accu's bevatten stoffen die schadelijk
zijn voor de gezondheid, zoals
zwavelzuur en lood. Accu's moeten volgens
de wettelijke voorschriften worden afgevoerd
en mogen in geen geval bij het huisvuil
terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
erkend verzamelpunt.
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan een
maand buiten gebruik is. Dit doet u bij
uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem op de volgende manier:
- druk op de ontgrendelingsknop E
om de
stekker F
los te kunnen maken,
- maak de stekker F
van de controlesensor G
los.
Maak de controlesensor G
nooit los van de
metalen minpool H
, behalve als de accu
vervangen wordt.
Deze sticker hoort bij het Stop &
Start-systeem en geeft aan dat er een
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen
losgekoppeld en/of vervangen mag worden
door een dealer van het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing kan
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan
vervanging toe is.
Na het monteren van de accu door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats duurt het even
voordat het Stop & Start-systeem weer zal
werken, hoe lang dit duurt is afhankelijk
van klimatologische omstandigheden en de
laadtoestand van de accu (kan tot ongeveer
8 uur duren).
Voordat u de accu gaat opladen
Laad om explosie- en brandgevaar te
voorkomen de accu alleen op in een goed
geventileerde ruimte en uit de buurt van
vonken of open vuur.
Probeer nooit een bevroren accu op te
laden: laat de accu eerst ontdooien om
explosiegevaar te voorkomen. Breng een
accu nadat deze bevroren is geweest bij
een specialist die controleert of de accu
inwendig niet is beschadigd en of er geen
scheuren in de wanden zitten, waardoor
het giftige en bijtende accuzuur kan gaan
lekken.
Voordat u de accupoolklemmen losmaakt
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Wacht 2 minuten na het uitzetten van het
contact alvorens de accu los te koppelen.
Sluit de ruiten en de portieren voordat de
accupoolklemmen worden losgemaakt.
Nadat u de accupoolklemmen hebt
aangesloten
Wacht na het opnieuw aansluiten van de
accupoolklemmen en het aanzetten van
het contact 1 minuut voor u de auto start,
hierdoor kunnen de elektrische systemen
geïnitialiseerd worden. Neem contact op
met het CITROËN-netwerk of met een
gekwalificeerde werkplaats wanneer hierna
toch storingen optreden.
Nadat de accu langdurig losgekoppeld is
geweest, moeten de volgende functies
geïnitialiseerd worden:
- de instellingen van het display (datum,
tijd, taal, afstandseenheden en
temperatuur),
- de voorkeuzezenders van de autoradio,
- de centrale vergrendeling.
Bepaalde instellingen van de auto zijn
gewist, raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om deze
opnieuw in te stellen.
Page 140 of 180

138
Wiel verwisselen
WIEL VERWISSELEN
Plaatsen van de auto
Zet de auto voor zover mogelijk op een
horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Trek de handrem aan, zet het contact af en
schakel de eerste versnelling in (wanneer u
op een helling staat).
Verzeker u ervan dat alle inzittenden de
auto hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bevinden.
Plaats indien mogelijk een wielblok
achter het wiel kruislings tegenover het te
verwisselen wiel.
Gereedschap
Het benodigde gereedschap bevindt zich
in een hoes achter de bestuurderszitplaats
(bedrijfswagen) of achter de achterbank
(Combi).
1.
Wielsleutel.
2.
Centreerstuk.
3.
Schroevendraaier.
4.
Krik met slinger.
5.
Afneembaar sleepoog.
De krik en het boordgereedschap zijn
uitsluitend voor uw auto bestemd; gebruik ze
niet voor andere doeleinden.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt; gebruik een bok.
Reservewiel verwijderen
De bout waarmee het reservewiel is
bevestigd bevindt zich linksachter op de
drempel van de laadruimte.
1.
Draai de bout los met behulp van de
wielsleutel.
2.
Draai de bout los tot aan de aanslag om
de kabel van de haspel uit te rollen.
3.
Neem het reservewiel uit met behulp van
de sleutel.
4.
Beweeg de afdekplaat A
omhoog.
5.
Trek de kabel B
uit de behuizing.
6.
Verwijder het reservewiel en plaats het in
de nabijheid van het te vervangen wiel.
Page 141 of 180

7
SNEL WEER OP WE
G
Wiel verwisselen
Verwijderen
1.
Plaats de auto op een horizontale,
stabiele en niet-gladde ondergrond. Trek
de handrem aan. Zet het contact uit
en schakel de eerste versnelling of de
achteruit in, afhankelijk van de helling.
2.
Verwijder de wieldop (groot model) met
behulp van de wielsleutel 1
door eraan te
trekken bij de opening voor het ventiel.
Plaats de schroevendraaier 3
in de
opening van de wieldop (klein model) en
gebruik de sleutel als hefboom om deze
los te wippen.
3.
Draai de wielbouten los met behulp van
de wielsleutel.
4.
Plaats de krik in de kriksteun A
in de
langsbalk onder de carrosserie zoals
aangegeven in de afbeelding, zo dicht
mogelijk bij het te vervangen wiel.
5.
Draai de krik 4
omhoog tot de voet
contact maakt met de grond. Controleer
of de krik wel verticaal staat ten opzichte
van de grond.
6.
Krik de auto op.
7.
Verwijder de wielbouten en vervolgens
het wiel.
Het wiel terugplaatsen
1.
Plaats de steun op het wiel.
2.
Plaats de kabel B
terug in positie.
3.
Beweeg de afdekplaat A
omlaag.
4.
Plaats het wiel.
5.
Draai de sleutel rechtsom, om het
reservewiel weer helemaal omhoog te
draaien.
Page 142 of 180

14
0
Wiel verwisselen
Monteren van het wiel
6.
Plaats de wieldop terug met de opening
op de plaats van het ventiel, en druk de
wieldop met de handpalm vast.
7.
Berg het gereedschap en het wiel op.
8.
Controleer de bandenspanning van het
wiel (zie "Identificatie") en laat het wiel
uitbalanceren. Zie in rubriek 8 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van de
sticker met informatie over de banden.
Laat het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel zo snel mogelijk controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
1.
Plaats het wiel terug met behulp van het
centreerstuk 2
.
2.
Draai de 3 wielbouten met de hand aan
en verwijder het centreerstuk. Plaats de
4
e wielbout.
3.
Draai de bouten handvast met wielsleutel 1
.
4.
Draai de krik 4
omlaag en verwijder deze.
5.
Blokkeer de wielbouten met wielsleutel. Laat het originele wiel zo snel mogelijk
repareren en terugplaatsen door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 143 of 180

14
1
7
SNEL WEER OP WE
G
Wiel verwisselen
NOODREPARATIESET VOOR BANDEN
Deze set bevindt zich voor in de auto. De
set bestaat uit:
- een spuitbus A
met reparatievloeistof en:
●
een vulslang B
,
●
een sticker C
met de waarschuwing
"max. 80 km/h", die de bestuurder na
het repareren van de lekke band zo op
het dashboard moet plaatsen dat hij er
tijdens het rijden aan wordt herinnerd,
- een compressor D
met manometer en
aansluitingen,
- verloopstukken voor het oppompen van
andere voorwerpen,
- een paar werkhandschoenen,
- een beknopte gebruiksaanwijzing voor de
noodreparatieset.
Repareren
- Trek de handrem aan en zet de
versnellingshendel in de neutraalstand.
- Verwijder de dop van het ventiel van de
lekke band.
- Houd de vulslang B
omhoog en draai de
ring E
op het ventiel van de band.
- Verzeker u ervan dat de AAN/UIT-
schakelaar F
van de compressor in de
stand "0"
(UIT) staat.
- Start de motor.
- Steek de stekker G
in de dichtstbijzijnde
12V-accessoireaansluiting van de auto.
- Zet de AAN/UIT-schakelaar F
van de
compressor in de stand "1"
(AAN).
- Breng de band op een spanning van
3 bar.
Controleer vervolgens nogmaals de
bandenspanning op de manometer H
als de
compressor is uitgeschakeld. De afgelezen
waarde is dan het meest nauwkeurig. Een nieuwe reparatieset is verkrijgbaar
bij het CITROËN-netwerk.
Met de set kan een lek met een diameter
van maximaal 4 mm worden gerepareerd, op
voorwaarde dat het lek zich in het loopvlak
of de schouder van de band bevindt. Haal
vreemde voorwerpen die in de band zijn
binnengedrongen niet weg.
Page 144 of 180

142
Wiel verwisselen
- Als het niet lukt om binnen 5 minuten
de
bandenspanning op 1,5 bar
te brengen:
●
maak de compressor los van het ventiel
en haal de stekker uit de
12V-accessoireaansluiting,
●
rijd met de auto ongeveer 10 meter
vooruit om de vloeistof over de
binnenzijde van de band te verdelen,
●
en probeer de band opnieuw op de
aangegeven spanning te brengen.
- Als het niet lukt om binnen 10 minuten
de bandenspanning op 1,8 bar
te
brengen:
●
stop met de reparatieprocedure, de band
is te zwaar beschadigd om gerepareerd
te kunnen worden,
●
raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
- Ga nadat de band op een spanning van
3 bar
is gebracht direct rijden.
Zet nadat u ongeveer 10 minuten hebt
gereden de auto op een veilige plaats stil en
controleer nogmaals de bandenspanning.
Breng de band indien nodig weer op de
juiste spanning en raadpleeg zo snel
mogelijk het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vertel de technicus altijd dat u de band
met de noodreparatieset hebt gerepareerd
en overhandig hem de gebruiksaanwijzing
ervan.
Controleren en corrigeren van de
bandenspanning
Om de bandenspanning te controleren en
corrigeren, gebruikt u de compressor als
volgt:
- haal de slang I
los,
- sluit de slang rechtstreeks aan op het
ventiel van de band,
de spuitbus wordt op die manier zodanig
op de compressor aangesloten, dat het
afdichtmiddel niet wordt ingespoten.
Vervangen van de reparatiespuitbus
Haal de slang I
los.
Draai de lege spuitbus linksom en beweeg
hem omhoog.
Breng de nieuwe spuitbus aan en draai deze
rechtsom vast.
Sluit de slangen I
en B
aan.
De reparatiespuitbus bevat
ethyleenglycol, dat giftig is bij inwendig
gebruik en irriterend is voor de ogen.
Houd het product buiten bereik van
kinderen.
Gooi een spuitbus na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij het CITROËN-netwerk of
een officieel inzamelpunt. Als de bandenspanning verlaagd moet
worden:
- sluit de slang I
aan op het ventiel van de
band,
- druk op de gele toets in het midden van
de schakelaar F
van de compressor.