Page 153 of 185

151
SNEL WEER OP WE
G
8
Wiel verwisselen
BANDENREPARATIESET
Werkwijze
- Trek de handrem aan. Haal het dopje
van het ventiel van de te repareren band,
monteer de fl exibele vulslang B
en schroef
de ring E
vast op het ventiel van de band,
- start de motor,
- sluit stekker G
aan op de dichtstbijzijnde
12V-aansluiting in de auto,
- schakel de compressor in door de
schakelaar F
in de stand I
(aan) te
zetten,
- breng de band op een spanning
van 4 bar.
Voor een betrouwbaardere meting van de
druk wordt aangeraden om de druk met de
compressor uitgeschakeld af te lezen op de
manometer H
.
- controleer of de schakelaar F
van de
compressor in de stand 0 (uit) staat, Deze set voor tijdelijke bandenreparatie
bevindt zich voorin in het interieur.
Deze bevat:
- een patroon A
, met daarin het
afdichtmiddel, voorzien van:
●
een vulslang B
,
●
een sticker C
“max. 80 km/h”, die de
bestuurder op een zichtbare plaats op
het dashboard moet plakken nadat de
band gerepareerd is,
- een beknopte gebruiksaanwijzing voor
de bandenreparatieset,
- een compressor D
voorzien van een
manometer en aansluitingen,
- aansluitnippels om de verschillende
onderdelen op spanning te brengen.
Page 154 of 185

Wiel verwisselen
- Maak, als binnen 5 minuten de spanning
van minimaal 3 bar
niet bereikt is,
de compressor los van het ventiel
en de 12V-aansluiting. Rijd de auto
ongeveer 10 meter naar voren om het
afdichtmiddel binnen in de band te
verdelen.
- Breng de band vervolgens weer op
spanning:
●
schakel de compressor uit als binnen
10 minuten de waarde van minimaal
3 bar
niet bereikt is: de band is te
zwaar beschadigd om gerepareerd
te kunnen worden.Raadpleeg het
CITROËN-netwerk.
●
rijd zo snel mogelijk verder als de
bandenspanning een waarde heeft
bereikt van 4 bar
.
Zet de auto na 10 minuten stil en controleer
de bandenspanning opnieuw.
Breng de band indien nodig weer op de
juiste spanning en raadpleeg zo snel
mogelijk het CITROËN-netwerk.
Controle en op spanning brengen
De compressor kan ook gebruikt worden om
de bandenspanning te controleren en de
banden op de juiste spanning te brengen.
- Maak de slang I
los en sluit deze
rechtstreeks aan op het ventiel van de
band; de patroon is op deze manier
met de compressor verbonden en
het afdichtmiddel zal niet worden
ingespoten.
Verbind slang I
met het ventiel van de
band als de bandenspanning te hoog is en
druk op de gele toets in het midden van de
schakelaar van de compressor.
Vervangen van de patroon metafdichtmiddel
Voer de volgende handelingen uit om de
patroon te vervangen:
- maak de slang I
los,
- draai de te vervangen patroon naar links
en til deze op,
- plaats de nieuwe patroon en draai deze
naar rechts,
- sluit de slang I
weer aan en verbind de
slang B
in zijn houder.
De patroon bevat ethyleen-glycol. Dit is
schadelijk bij inslikken en kan de ogen
irriteren.
Houd de patroon daarom buiten het bereik
van kinderen.
Gooi de patroon na gebruik niet zomaar weg,
maar lever deze in bij het CITROËN-netwerk
of een hiervoor bestemd inzamelpunt.
Deze vervangingsset is verkrijgbaar bij het
CITROËN-netwerk.
Page 155 of 185
153
SNEL WEER OP WE
G
8
Lamp vervangen
TYPEN LAMPEN
Uw auto is voorzien van verschillende typen
lampen. Verwijder ze als volgt:
LAMPEN VERVANGEN
Type A Volledig glazen gloeilamp: de
lamp is gemonteerd met een
drukbevestiging. Trek de lamp
daarom voorzichtig los.
Type B Gloeilamp met bajonetsluiting:
druk de lamp iets in en draai
hem linksom.
Type C Cilindrische gloeilamp: druk de
contacten uit elkaar.
Type D - E Halogeenlamp: duw de
borgveer open en verwijder
de lamp uit de lamphouder.
KOPLAMPEN
Open de motorkap. Steek uw hand achter de
koplampunit om bij de lampen te komen.
Voer het monteren uit in omgekeerde
volgorde.
Page 156 of 185

154
Lamp vervangen
1 - Dimlicht
Type D
, H7 - 55 W
- Draai het deksel linksom open en
verwijder het.
- Neem de stekker los.
- Druk op de twee haakjes en duw de
borgveer open.
- Vervang de lamp en let erop dat het
metalen gedeelte goed aansluit op de
groeven van de lampunit.
3 - Grootlicht
Type E
, H1 - 55 W
- Draai het deksel linksom open en
verwijder het.
- Neem de stekker los.
- Druk op de twee haakjes en duw de
borgveer open.
- Vervang de lamp en let erop dat het
metalen gedeelte goed aansluit op de
groeven van de lampunit.
2 - Parkeerlicht
Type A
, W 5 W - 5 W
- Draai het deksel linksom open en
verwijder het.
- Neem de met een drukbevestiging
gemonteerde lamphouder los.
- Vervang de lamp.
4 - Richtingaanwijzers
Type B
, PY 21 W - 21 W
- Draai de lamphouder een kwart
omwenteling linksom.
- Druk de lamp iets in en draai hem
linksom.
- Vervang de lamp.
5 - Mistlampen vóór
Type D
, H1 - 55 W
- Draai het stuurwiel linksom tot aan de
aanslag.
- Verwijder de bout in de wielkuip en open
het deksel.
- Verwijder de afdekplaat.
- Neem de stekker los.
- Druk op de twee haakjes en duw de
borgveer open.
- Vervang de lamp en let erop dat het
metalen gedeelte goed aansluit op de
groeven van de lampunit.
Wacht na het uitschakelen van de
verlichting enkele minuten alvorens
een halogeenlamp te vervangen
(om brandwonden te voorkomen).
Raak de lamp niet met de hand aan, maar
gebruik een droge, pluisvrije doek.
Controleer na het vervangen of de
verlichting goed werkt.
Probeer hardnekkig vuil niet van de
koplampen, achterlichten en omgeving
te verwijderen met een hogedrukreiniger,
om te voorkomen dat de vernislaag en de
afdichting beschadigd raken.
Page 157 of 185
SNEL WEER OP WE
G
8
Lamp vervangen
ZIJKNIPPERLICHT
Type A
, W 16 W F - 16 W
- Beweeg het spiegelglas van de
buitenspiegel opzij om bij de bout te
komen.
- Draai de twee bouten los met de
bijgeleverde schroevendraaier.
- Trek de lamphouder los uit de
borgnokjes.
- Trek de lamp los en vervang hem.
Voor/achter
PLAFONNIERS
Type C
, 12 V 10 W - 10 W
- Druk de plafonnier op de door de
pijl aangegeven punten los en
verwijder hem.
- Open het beschermplaatje.
- Druk de twee contacten uit elkaar en
vervang de lamp.
- Controleer of de nieuwe lamp goed
tussen de contacten vastzit.
- Sluit het beschermplaatje.
- Breng de plafonnier aan en controleer
of hij goed vastzit.
PARKEERLICHTEN ZIJKANT
Type A, W5W - 5W
- Volgens uitvoering (bestelwagen
type L4), draai de twee bouten los met
de bijgeleverde schroevendraaier.
- Trek de lamphouder los uit de
borgnokjes.
- Trek de lamp los en vervang hem.
Page 158 of 185

156
Lamp vervangen
ACHTERLICHTEN
Raadpleeg voor meer informatie over de
lampen, het overzicht "Typen lampen".
- Verwijder de twee bevestigingsmoeren.
- Trek aan de buitenzijde de lampunit los.
- Draai de drie schroeven los met de
bijgeleverde schroevendraaier (onder
de passagiersstoel vóór) en neem de
lamphouder los.
- Druk de defecte lamp iets in en draai
hem linksom om hem te verwijderen.
- Vervang de lamp.
1.
Remlichten/achterlichten
Type B, P21/5W - 5W
Type B,
P21W - 21W
- Draai de twee bouten los.
- Verwijder de lamp.
- Druk de twee borglippen uit elkaaren
verwijder de lamphouder.
- Druk de defecte lamp iets in en
draaihem linksom om hem te
verwijderen.
- Vervang de lamp.
2.
Richtingaanwijzers
Type B, PY21W - 21W
3.
Achteruitrijlichten
Type B, P21W - 21W
4.
Mistachterlicht
Type B, P21W - 21W
- Bepaal de plaats van de defecte lampen
en open de achterdeuren.
- Neem de stekker los.
Type A,
C5W - 5W
- Druk het lampglas op het door de pijl
aangegeven punt los en verwijder het.
- Druk de twee contacten uit elkaar en
vervang de lamp.
- Controleer of de nieuwe lamp goed
tussen de contacten vastzit.
- Breng het lampglas aan en druk het aan
de bovenzijde vast.
Page 159 of 185

157
SNEL WEER OP WE
G
8
Zekering vervangen
De drie zekeringkasten bevinden zich in het
dashboard aan bestuurderszijde, in de stijl
aan passagierszijde en in de motorruimte.
De weergegeven zekeringen betreffen
alleen de zekeringen die door de gebruiker
kunnen worden vervangen. Raadpleeg voor
alle overige werkzaamheden het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient
u eerst de oorzaak van de storing op te
sporen en te (laten) verhelpen. De nummers
van de zekeringen zijn aangegeven op de
zekeringkast.
Vervang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte.
ZEKERINGEN VERVANGEN
CITROËN is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door CITROËN
aanbevolen en geleverd worden, of
door voorzieningen die niet volgens de
voorschriften van het merk zijn gemonteerd.
Dit geldt met name voor apparatuur met
een totaal stroomverbruik van meer dan
10 milliampère.
Goed
Defect
Voor professionele autobedrijven:
raadpleeg voor een compleet overzicht
van de zekeringen en de relais, de schema's
van de "Methodes" via het Netwerk.
Page 160 of 185

158
Zekering vervangen
ZEKERINGEN DASHBOARD (BESTUURDERSZIJDE)
- Verwijder de schroeven en kantel de zekeringkast omlaag om bij de zekeringen te komen.
Zekering
A (Ampère)
Functie
12
7,5
Dimlicht rechts
13
7,5
Dimlicht links
31
7,5
Voeding relais
32
10
Interieurverlichting
33
15
12V-aansluiting achter
34
-
Niet gebruikt
35
7,5
Achteruitrijlichten - Sensor water in brandstof
36
15
Bediening centrale vergrendeling - Accu
37
7,5
Remlichtschakelaar - Derde remlicht - Instrumentenpaneel
38
10
Voeding relais
39
10
Autoradio - Diagnoseaansluiting - Sirene alarm - Bediening programmeerbare standkachel - Bediening
airconditioning - Tachograaf - Accu
40
15
Achterruitverwarming (links) - Spiegelverwarming bestuurderszijde
41
15
Achterruitverwarming (rechts) - Spiegelverwarming passagierszijde
42
7,5
Elektronische eenheid en sensor ABS - Sensor ASR - Sensor ESP - Remlichtschakelaar
43
30
Motor ruitenwissers vóór
44
20
Aansteker - 12V-aansluiting
45
7,5
Bediening portieren
46
-
Niet gebruikt
47
20
Motor ruitbediening bestuurderszijde
48
20
Motor ruitbediening passagierszijde
49
7,5
Autoradio - Schakelaars cockpit - Ruitbediening bestuurderszijde
50
7,5
Elektronische eenheid airbags en gordelspanners
51
7,5
Tachograaf - Snelheidsregelaar - Bediening airconditioning
52
7,5
Optionele voeding relais
53
7,5
Instrumentenpaneel - Mistachterlicht