Page 145 of 185
14
3
7
ONDERHOU
D
Onderhoud met Total
Innovatie voor nog betere prestaties
Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de
Research & Development-teams van TOTAL
voor CITROËN smeermiddelen die geschikt zijn
voor de nieuwste technologieën die in auto’s
van het merk CITROËN worden toegepast,
zowel voor wedstrijddoeleinden als gebruik in
het dagelijkse leven.
Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van
de motor.
Een optimale bescherming van uw
motor
Het gebruik van TOTAL
smeermiddelen bij het onderhoud
van uw CITROËN zorgt voor
een langere levensduur en
betere prestaties van de motor,
waarbij tevens het milieu wordt
gerespecteerd.
prefereert
Page 146 of 185

144
Brandstof
Te laag brandstofniveau
Als het brandstofniveau E
(Empty) is bereikt, gaat dit
verklikkerlampje branden.
U kunt afhankelijk van de
rijomstandigheden, de motoruitvoering
en het profiel van de weg nog ongeveer
50 km met de resterende hoeveelheid
brandstof rijden. Tank bij de eerstvolgende
gelegenheid om een lege brandstoftank te
voorkomen. Het tanken dient met afgezette motor
te
geschieden.
- Open de brandstofvulklep.
- Houd de tankdop met één hand vast.
- Steek met de andere hand de sleutel in
het slot en draai deze naar links.
- Trek de tankdop uit de vulopening en
bevestig deze aan de haak aan de
binnenzijde van de vulklep.
Op een label aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de
auto nooit meer dan 3 keer automatisch
uitspringen. Indien dit wel gebeurt kunnen er
storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ca. 90 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop en
sluit de vulklep.
ONDERBREKING
BRANDSTOFTOEVOER
Bij een zware aanrijding worden de
brandstoftoevoer en de elektrische voeding
van de auto automatisch onderbroken.
BRANDSTOF TANKEN
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar
met een inhoud van 60 en 125 liter. Controleer buiten de auto of u geen brandstof
ruikt en of er geen brandstofl ekkage is.
Herstel de brandstoftoevoer als volgt:
- druk eerst op de knop onder het
dashboardkastje.
- druk vervolgens op de knop in het
accucompartiment onder de vloer bij de
bestuurderszitplaats.
Bij lage temperaturen
In bergachtige en/of koude gebieden wordt
aanbevolen zogenaamde “winter” brandstof
te tanken die speciaal geschikt is voor (zeer)
lage temperaturen.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de sleutel.
Page 147 of 185

14
5
Accu
SNEL WEER OP WE
G
8
A.
Metalen pluspool van uw auto
B.
Hulpaccu
C.
Massapunt van uw auto
Laden met behulp van eenacculader
- maak de accupoolklemmen los
(linksvoor in de vloer) ,
- volg de aanwijzingen van de fabrikant op
de acculader,
- sluit de accukabels weer aan, te
beginnen met de (-) kabel,
- controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze
bedekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accukabels
los en reinig de polen en de klemmen.
Laad om explosie- en brandgevaar te
voorkomen de accu alleen op in een goed
geventileerde ruimte en uit de buurt van
vonken of open vuur.
Probeer nooit een bevroren accu op te
laden: laat de accu eerst ontdooien om
explosiegevaar te voorkomen. Breng een
accu nadat deze bevroren is geweest bij
een specialist die controleert of de accu
inwendig niet is beschadigd en of er geen
scheuren in de wanden zitten, waardoor
het giftige en bijtende accuzuur kan gaan
lekken.
Laad de accu langzaam met een lage
stroomsterkte op gedurende maximaal
24 uur; op deze manier wordt voorkomen
dat de accu beschadigd raakt.
ACCUStarten met een hulpaccu
- sluit de rode kabel eerst aan op de
metalen pluspool A
en vervolgens op de
(+) pool van de hulpaccu B
,
- sluit de groene of zwarte kabel aan op
de (-) pool van de hulpaccu B
,
- sluit het andere uiteinde van de groene
of zwarte kabel aan op het massapunt C
van uw auto.
- stel de startmotor in werking en laat de
motor draaien.
- wacht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels los.
Page 148 of 185

14
6
Accu
To egang tot de minpool
Druk op de knop 2
en trek vervolgens aan
de stekker 1
om toegang te krijgen tot de
minpool (-).
Het is raadzaam de minpool (-) van de
accu los te koppelen als uw auto langer
dan een maand buiten gebruik is.
De beschrijving van de laadprocedure van
de accu dient slechts ter informatie.
Accu's bevatten stoffen die schadelijk
zijn voor de gezondheid, zoals
zwavelzuur en lood. Accu's moeten volgens
de wettelijke voorschriften worden afgevoerd
en mogen in geen geval bij het huisvuil
terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
erkend verzamelpunt.
Nadat de accu langdurig losgekoppeld is
geweest, moeten de volgende functies
geïnitialiseerd worden:
- instellingen van het display (datum, tijd,
taal, afstandseenheid en temperatuur),
- voorkeuzezenders autoradio,
- centrale vergrendeling.
Raadpleeg, als bepaalde instellingen van de
auto zijn gewist, het CITROËN-netwerk om
deze opnieuw in te stellen.
Als uw auto van een tachograaf of een alarm
is voorzien en de auto meer dan 5 dagen
niet gebruikt wordt, is het raadzaam de
minpool (-) van de accu (aan de linkerzijde
onder de vloer, in de cabine) los te
koppelen.
Wacht 2 minuten na het uitzetten van het
contact alvorens de accu los te koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de accukabels
los te nemen.
Sluit de ruiten en de portieren voordat de
accupoolklemmen worden losgemaakt.
Wacht na het opnieuw aansluiten van
de accu en het aanzetten van het
contact 1 minuut voor u de auto start,
hierdoor kunnen de elektrische systemen
geïnitialiseerd worden. Raadpleeg, wanneer
hierna toch storingen optreden, het
CITROËN -netwerk.
Page 149 of 185
14
7
Accu
SNEL WEER OP WE
G
8
Deze sticker hoort bij het
Stop & Start-systeem en geeft aan dat
er een speciale 12V-loodaccu is gebruikt die
alleen losgekoppeld en/of vervangen mag
worden door een dealer van het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing kan
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan
vervanging toe is.
Na het monteren van de accu door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats duurt het even
voordat het Stop & Start-systeem weer zal
werken, hoe lang dit duurt is afhankelijk
van klimatologische omstandigheden en de
laadtoestand van de accu (kan tot ongeveer
8 uur duren).
Koppel de accu niet los om deze op te
laden.
Page 150 of 185
14
8
Wiel verwisselen
1. PLAATSEN VAN DE AUTO
Zet de auto voor zover mogelijk op een
horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Trek de handrem aan, zet het contact af en
schakel de eerste versnelling in.
Trek een veiligheidsvest aan en plaats de
gevarendriehoek.
Plaats indien mogelijk een wielblok
onder het wiel kruislings tegenover het te
verwisselen wiel. 2. GEREEDSCHAP
Het gereedschap bevindt zich onder de
passagierszitplaats vóór.
- Draai de knop een kwart omwenteling
en trek de kist omhoog.
- Druk na gebruik van het gereedschap
de knop in en draai deze een kwart
omwenteling om de kist vast te zetten.
A.
Verlengstuk wielsleutel.
B.
Ratel.
C.
Krik.
D.
Sleepoog.
E.
Wielsleutel.
F.
Schroevendraaier.
WIEL VERWISSELEN
Zorg ervoor dat de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige plek
bevinden.
Page 151 of 185
SNEL WEER OP WE
G
8
Wiel verwisselen
4. VERWISSELEN
- Wip de wieldop los met de
schroevendraaier F
en verwijder hem.
- Draai de bouten iets los met de
wielsleutel E
.
- Plaats de krik C
onder één van de vier
steunpunten aan de onderzijde (bij het
te verwisselen wiel).
3. RESERVEWIEL
De bevestigingsbout van het reservewiel
bevindt zich rechts onder de achterbumper.
- Draai de bout met behulp van het
verlengstuk A
en de ratel B
los om het
reservewiel los te maken.
- Draai totdat de beweging blokkeert, tot
aan het zogenaamde zware punt.
- Neem het reservewiel uit de houder met
behulp van de ratel.
- Draai de handgreep G
los en verwijder
de steun H
.
- Maak het reservewiel los en plaats het
bij het te verwisselen wiel.
Plaats de krik bij uitvoeringen met
wegklapbare treeplank onder een hoek
van 45°.
- Draai de krik uit met behulp van de ratel
B
tot het wiel enkele centimeters van de
grond verwijderd is.
- Draai de bouten volledig los en
verwissel het wiel.
Page 152 of 185

150
Wiel verwisselen
6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL
Plaats het wiel volgens de procedure
van stap 5 en vergeet niet de wieldop te
bevestigen.
Zie in de rubriek 9 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van de
sticker met informatie over de banden.
Het noodreservewiel is niet geschikt voor
het afleggen van lange afstanden. Laat zo
snel mogelijk het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning van het
noodreservewiel door het CITROËN-netwerk
controleren.
Laat bovendien de lekke band zo spoedig
mogelijk repareren en het oorspronkelijke
wiel in de plaats van het reservewiel
monteren door het CITROËN-netwerk.
5. MONTEREN VAN HET RESERVEWIEL
- Plaats het wiel op de naaf en breng de
wielbouten met de hand aan.
- Draai de wielbouten iets aan met de
wielsleutel E
.
- Laat de krik volledig zakken en verwijder
deze vervolgens.
- Draai de bouten nogmaals aan met de
wielsleutel E
zonder te forceren.
- Plaats het wiel met de lekke band achter
in de auto.
- Bevestig de steun H
en schroef de
handgreep G
vast.
- Steek het verlengstuk A
in het gat en
draai de bout vast met de ratel B
om het
wiel te bevestigen.
- Berg het gereedschap en de wieldop op.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik
bokken).
De krik en het gereedschap behoren bij
uw auto. Gebruik ze niet voor andere
doeleinden.