Page 177 of 215
173
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
fig. 2 – Uitvoeringen 1.3 Multijet (Euro 4)
1.Motorolie
2.Motorkoelvloeistof
3.Ruitensproeiervloeistof
4.Remvloeistof
5.Accu
6.Dieselfilter
F0M0421m
fig. 2a – Uitvoeringen 1.3 Multijet (Euro 5)F0M519m
1.Motorkoelvloeistof
2.Accu
3.Ruitensproeiervloeistof
4.Remvloeistof
5.Motorolie
6.Dieselfilter
Page 178 of 215

174
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
Als het oliepeil dicht bij of onder het MIN-
merkteken staat, moet er via de olievu-
lopening Amotorolie tot aan het MAX-
merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-merk-
teken overschrijden.MOTOROLIEVERBRUIK
Als richtlijn geldt een maximaal motor-
olieverbruik van ongeveer 400 gram per
1000 km.
De motor van een nieuwe auto moet nog
worden ingereden. Dit betekent dat het
motorolieverbruik pas na de eerste 5.000
÷6.000 km stabiliseert.
BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de gebruiksom-
standigheden van de auto.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het ver-
versen van de olie, moet u de motor eni-
ge seconden laten draaien, vervolgens de
motor uitzetten en na enige minuten het
oliepeil controleren. MOTOROLIE fig. 3-4
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat en enige minuten
(circa 5) na het uitzetten van de motor.
Het oliepeil moet altijd tussen het MIN-
en MAX-merkteken op de oliepeilstok B
staan.
Het verschil tussen het MIN- en MAX-
merkteken komt overeen met ongeveer
1 liter olie.
fig. 3 – Uitvoeringen 1.2 en 1.4 8VF0M0149mfig. 4 – Uitvoeringen 1.3 MultijetF0M0150m
Page 179 of 215

175
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
fig. 5
Het motorkoelsysteem ge-
bruikt PARAFLUUP-koelvloei-
stof. Gebruik voor het even-
tueel bijvullen vloeistof met
dezelfde specificaties als waarmee het
motorkoelsysteem is gevuld. PARAF-
LU
UP-koelvloeistof kan niet worden
gemengd met welke andere koelvloei-
stof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag
de motor absoluut niet worden gestart
en moet u zich tot het Fiat Service-
netwerk wenden.
Het koelsysteem staat onder
druk. Vervang de dop zo no-
dig alleen door een exemplaar van
hetzelfde type, anders kan de werking
van het systeem in gevaar worden ge-
bracht. Draai bij een warme motor de
dop van het expansiereservoir nooit
los: gevaar voor verbranding.
ATTENTIE!MOTORKOELVLOEISTOF fig. 5
Het niveau van de koelvloeistof moet ge-
controleerd worden bij een koude motor
en moet tussen het MIN- en MAX-merk-
teken op het expansiereservoir staan.
Een te laag niveau bijvullen door een
mengsel van gedemineraliseerd water en
50% PARAFLU
UPvan PETRONAS LU-
BRICANTS langzaam via de vulopening A
van het expansiereservoir te gieten tot aan
het MAX-merkteken.
Een mengsel van 50% PARAFLU
UPen
50% gedemineraliseerd water beschermt
tot een temperatuur van −35°C.
Onder extreem koude klimatologische
omstandigheden raden wij een mengsel
aan van 60% PARAFLU
UPen 40% ge-
demineraliseerd water.
Afgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter be-
vatten stoffen die schadelijk
zijn voor het milieu. Het is
raadzaam om het verversen van de olie
en het vervangen van het oliefilter door
het Fiat Servicenetwerk te laten uit-
voeren. Het Fiat Servicenetwerk be-
schikt over de uitrusting voor het op
milieuvriendelijke wijze en conform de
wettelijke bepalingen verwerken van
afgewerkte olie en oliefilters.
Vul nooit olie bij met andere
specificaties dan de olie waar-
mee de motor is gevuld.
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de mo-
torruimte extra voorzichtig als de mo-
tor nog warm is: gevaar voor ver-
branding. Onthoud dat bij een war-
me motor de elektroventilateur on-
verwacht kan inschakelen: kans op
verwonding. Pas op als u sjaals, das-
sen of loszittende kledingstukken
draagt: deze kunnen door de bewe-
gende onderdelen worden gegrepen.
ATTENTIE!
F0M0424m
Page 180 of 215

176
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
hoge luchtvochtigheid, dan moet de vloei-
stof vaker worden vervangen dan in het
“Onderhoudsschema” staat aangegeven.
fig. 7
Rijd niet met een leeg rui-
tensproeierreservoir: de rui-
tensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een optimaal zicht.
ATTENTIE!
Enkele in de handel verkrijg-
bare ruitensproeiervloeistof-
fen zijn licht ontvlambaar. In de mo-
torruimte bevinden zich warme on-
derdelen die bij contact de vloeistof
kunnen doen ontbranden.
ATTENTIE!
Voorkom contact tussen de
zeer corrosieve vloeistof en de
lak. Als remvloeistof wordt ge-
morst, moet de lak onmiddel-
lijk met water worden afgespoeld.
RUITENSPROEIERVLOEISTOF
fig. 6
Verwijder de dop Aen vul vloeistof bij.
Gebruik een mengsel van water en
TUTELA PROFESSIONAL SC35in
de volgende mengverhouding:
30% TUTELA PROFESSIONAL SC35
en 70% water in de zomer.
50% TUTELA PROFESSIONAL SC35
en 50% water in de winter.
Bij temperaturen onder −20 °C TUTELA
PROFESSIONAL SC35onverdund ge-
bruiken.
Controleer visueel het niveau van de vloei-
stof in het reservoir.
fig. 6F0M0154mREMVLOEISTOF fig. 7
Draai de dop Alos: controleer of het
remvloeistofniveau nog op het maximum
niveau staat.
Het niveau mag nooit het MAX-merkte-
ken overschrijden.
Als vloeistof moet worden bijgevuld, dan
raden wij u aan de remvloeistof te ge-
bruiken die staat vermeld in de tabel
“Vloeistoffen en smeermiddelen” (zie het
hoofdstuk “Technische gegevens”).
OpmerkingMaak de dop van het reser-
voir Aen het omringende oppervlak zorg-
vuldig schoon.
Wees bij het openen van de dop bijzon-
der voorzichtig zodat er geen vuil in het
reservoir komt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een trech-
ter met een ingebouwde filterzeef van
maximaal 0,12 mm.
BELANGRIJK De remvloeistof is hygros-
copisch (trekt water aan). Als de auto over-
wegend wordt gebruikt in gebieden met een
F0M0155m
De remvloeistof is giftig en
zeer corrosief. Als per onge-
luk remvloeistof wordt gemorst, moe-
ten de betreffende delen onmiddellijk
worden gewassen met water en neu-
trale zeep en daarna met veel water
worden afgespoeld. Bij inslikken dient
onmiddellijk een arts te worden
geraadpleegd.
ATTENTIE!
Page 181 of 215

177
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
LUCHTFILTER
Laat het luchtfilter vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.
POLLENFILTER
Laat het pollenfilter vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.
Het symbool πop het reser-
voir geeft aan dat syntheti-
sche remvloeistof en geen minerale
vloeistof moet worden gebruikt. Het
gebruik van minerale vloeistoffen
moet absoluut worden vermeden, om-
dat de rubbers in het remsysteem door
deze vloeistoffen worden beschadigd.
ATTENTIE!ACCU
De accu van de auto is “onderhoudsarm”:
onder normale omstandigheden hoeft het
elektrolyt niet bijgevuld te worden met
gedestilleerd water.
De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Voorkom
contact met de huid en de ogen.
Houd open vuur en vonkvormende
apparaten verwijderd van de accu:
brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE!
ACCULADING EN
ELEKTROLYTNIVEAU
CONTROLEREN
De controlewerkzaamheden mogen uit-
sluitend door gekwalificeerd personeel
worden uitgevoerd bij de kilometerstan-
den en op de wijze die beschreven staan
in dit instructieboekje. Het eventueel bij-
vullen mag uitsluitend worden uitgevoerd
door gespecialiseerd personeel van het
Fiat Servicenetwerk.
Als de accu werkt met een
zeer laag vloeistofniveau,
ontstaat onherstelbare schade aan de
accu en kan de accu openbarsten.
ATTENTIE!
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een
originele accu met dezelfde specificaties
worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een ac-
cu met andere specificaties, vervallen de
onderhoudsintervallen die in het “Gepro-
grammeerd Onderhoudsschema” staan
aangegeven.
Voor het onderhoud van de accu dient
u zich strikt te houden aan de aanwijzin-
gen van de fabrikant van de accu.
Page 182 of 215

178
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
BELANGRIJK Een accu die gedurende lan-
gere tijd minder dan 50% geladen is, raakt
door sulfatering beschadigd. Hierdoor
loopt de capaciteit en het startvermogen
terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor be-
vriezing (reeds bij temperaturen van cir-
ca −10 °C). Als u de auto langere tijd niet
gebruikt, zie dan “Auto langere tijd stal-
len” in het hoofdstuk “Starten en rijden”.
Als u na aanschaf van uw auto accessoires
wilt monteren die constante voeding no-
dig hebben (diefstalalarm enz.), of acces-
soires die de elektrische installatie zwaar
belasten, raden wij u aan contact op te ne-
men met het Fiat Servicenetwerk. Dat kan
u de meest geschikte installaties uit het Fi-
at Lineaccessori-programma aanraden en
controleren of de elektrische installatie
van de auto geschikt is voor het extra
stroomverbruik of dat het noodzakelijk
is een accu met een grotere capaciteit te
monteren.
Enkele van deze stroomverbruikers blij-
ven continu stroom verbruiken ook bij
een uitgezette motor, waardoor de accu
geleidelijk ontlaadt. PRAKTISCHE TIPS OM
DE LEVENSDUUR VAN
DE ACCU TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voor-
komen en de levensduur te verlengen,
dient u de volgende aanwijzingen nauw-
keurig op te volgen:
❒wanneer u de auto parkeert, contro-
leer dan of de portieren, de motorkap
en de achterklep goed gesloten zijn.
Hiermee wordt voorkomen dat de
interieurverlichting blijft branden;
❒schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met een
systeem voor automatische uitschake-
ling van de interieurverlichting;
❒voorkom zoveel mogelijk het gebruik
van stroomverbruikers als de motor
uitstaat (autoradio, waarschuwings-
knipperlichten enz.);
❒maak voordat werkzaamheden aan de
elektrische installatie van de auto wor-
den uitgevoerd, eerst de klem los van
de minpool op de accu;
❒de klemmen moeten altijd goed zijn
bevestigd. Onoordeelkundige montage
van elektrische en elektroni-
sche apparatuur kan ernstige
schade toebrengen aan de
auto. Als u na aanschaf van uw auto
accessoires wilt monteren (diefstala-
larm, mobiele telefoon enz.), wendt
u dan tot het Fiat Servicenetwerk, dat
kan u de meest geschikte installaties
aanraden en controleren of het nood-
zakelijk is een accu met een grotere
capaciteit te monteren.
Accu’s bevatten zeer schade-
lijke stoffen voor het milieu.
Het verdient aanbeveling een
defecte accu door het Fiat Ser-
vicenetwerk te laten vervangen, omdat
het beschikt over de uitrusting voor het
op milieuvriendelijke wijze en conform
de wettelijke bepalingen, verwerken
van defecte accu’s.
Als u de auto langere tijd
stalt in extreem koude om-
standigheden moet, om bevriezing te
voorkomen, de accu worden verwij-
derd en op een verwarmde plaats
worden bewaard.
ATTENTIE!
Bij werkzaamheden aan de
accu of in de buurt van de
accu, moet u uw ogen altijd bescher-
men met een speciale bril.
ATTENTIE!
Page 183 of 215

179
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het
noodreservewiel, moet regelmatig, om de
twee weken en voor een lange rit, worden
gecontroleerd: de bandenspanning moet
bij koude banden worden gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de bandenspan-
ning toe; zie voor de juiste waarde van de
bandenspanning de paragraaf “Wielen” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt
een onregelmatige slijtage van de banden
fig. 8:
Ajuiste spanning: gelijkmatige slijtage van
het loopvlak.
Bte lage spanning: te grote slijtage aan
de zijkanten van het loopvlak.
Cte hoge spanning: te grote slijtage in
het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als de
profieldiepte van het loopvlak minder is
dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de
bepalingen van het land waarin u rijdt.
fig. 8F0M0160m
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
❒Voorkom bruusk remmen, met spin-
nende wielen optrekken, harde con-
tacten tussen banden en stoepranden,
kuilen en andere obstakels. Het lang-
durig rijden op een slecht wegdek kan
de banden beschadigen;
❒controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen en bulten of slijt-
plekken op het loopvlak. Als u deze ge-
breken constateert, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk;
❒rijd nooit met een te zwaar beladen au-
to: hierdoor kunnen de banden en de
velgen ernstig beschadigd worden;
❒stop zo snel mogelijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om beschadiging
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;
❒banden verouderen, ook als zij weinig
of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen geven aan
dat de band verouderd is. Banden die
langer dan zes jaar onder een auto ge-
monteerd zijn, moeten dan ook door
een specialist worden gecontroleerd.
Dit geldt in het bijzonder voor het
noodreservewiel;
❒monteer nooit gebruikte banden of
banden, waarvan de herkomst onbe-
kend is;
❒bij de montage van een nieuwe band
moet ook het ventiel vernieuwd worden;
❒om een gelijke slijtage van de banden op
de vooras en de achteras te verkrijgen,
is het raadzaam de banden om de
10.000/15.000 km van as te verwisse-
len. Hierbij moeten de banden aan de-
zelfde zijde van de auto gemonteerd
blijven, zodat een omkering van de
draairichting wordt voorkomen.
Bedenk dat ook de weglig-
ging afhankelijk is van een
juiste bandenspanning.
ATTENTIE!
Page 184 of 215

180
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER
WISSERBLADEN
Maak de wisserbladen regelmatig schoon
met een schoonmaakmiddel; wij raden
TUTELA PROFESSIONAL SC35aan.
Vervang de wisserbladen als het rubber
vervormd of versleten is. Het verdient
aanbeveling ten minste één maal per jaar
de wisserbladen te vervangen.
Met enkele simpele voorzorgsmaatrege-
len is het mogelijk beschadigingen van het
rubber te voorkomen:
❒wanneer de temperatuur onder 0°C is
gedaald, moet gecontroleerd worden
of er geen ijs tussen wisserblad en ruit
zit. Maak de wissers zo nodig vrij met
een anti-vriesmiddel;
❒verwijder eventueel opgehoopte sneeuw
van de ruit: om de wisserbladen te be-
schermen en oververhitting van de rui-
tenwissermotor te voorkomen;
❒schakel de ruitenwissers niet in op een
droge ruit.
Rijden met versleten ruiten-
wisserbladen is gevaarlijk,
omdat hierdoor het zicht onder slech-
te atmosferische omstandigheden
aanzienlijk wordt beperkt.
ATTENTIE!
RUBBER SLANGEN
Houd voor de rubber slangen van het
rem- en brandstofsysteem zeer nauwkeu-
rig de voorschriften van het “Onder-
houdsschema” in dit hoofdstuk aan.
Ozon, hoge temperaturen en het gedu-
rende langere tijd ontbreken van vloeistof
in een systeem zorgen ervoor dat de slan-
gen uitdrogen en scheuren, waardoor het
betreffende systeem kan gaan lekken. Daar-
om is zorgvuldige controle noodzakelijk.Door een te lage banden-
spanning wordt de band te
heet, waardoor er onherstelbare in-
wendige schade aan de band kan
ontstaan.
ATTENTIE!
Verwissel de banden niet
kruiselings, waarbij de ban-
den van de rechterzijde aan de
linkerzijde en omgekeerd worden
gemonteerd.
ATTENTIE!
Voer bij lichtmetalen velgen
geen spuitwerkzaamheden
uit die een temperatuur vereisen
boven 150 °C. De mechanische ei-
genschappen van de wielen kunnen
hierdoor in gevaar worden gebracht.
ATTENTIE!