Page 33 of 215

29
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Inschakeling/Uitschakeling van de
frontairbag aan passagierszijde en
de zij-airbag voor de bescherming
van borstkas/bekken (side bag -
voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Met deze functie kan de passagiersairbag
worden in-/uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk:
❒druk op de knop MENU ESCen druk,
na het verschijnen op het display van
het bericht (Bag pass: Off) (voor uit-
schakelen) of het bericht (Bag pass: On)
(voor inschakelen) door op de knop +
of –te drukken, nogmaals op de knop
MENU ESC;
❒op het display verschijnt het bericht om
de instelling te bevestigen;
❒selecteer door het indrukken van de
knop +of –(Ja) (voor bevestiging van
de inschakeling/uitschakeling) of (Nee)
(om te annuleren);
❒druk kort op de knop MENU ESC; er
verschijnt een bevestiging van de geko-
zen instelling en er wordt teruggekeerd
naar het menuscherm of, wanneer de
knop even ingedrukt wordt gehouden,
naar het beginscherm zonder op te
slaan.
MENU ESC
MENU ESC
MENU ESC
– +
– +
– +
– +
F0M1009i
F0M1011iF0M1010i F0M1013i
F0M1014i
F0M1009i
F0M1015i
F0M1016iF0M1009i
Dagverlichting (D.R.L.)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Met deze functie kunt u de dagverlichting
in- of uitschakelen.
Ga voor het in- of uitschakelen van deze
functie als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display verschijnt een submenu;
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert On of Off, afhankelijk
van de instelling;
– druk op de knop +of –om de keuze uit
te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het scherm van het
submenu of houd de knop even ingedrukt
om terug te keren naar het scherm van
het hoofdmenu zonder op te slaan;
– druk nogmaals lang op de knop MENU
ESC om terug te keren naar het begin-
scherm of het hoofdmenu, afhankelijk van
waar u zich in het menu bevindt.
Menu verlaten
Laatste functie waarmee de instellingen uit
het menuscherm worden afgesloten.
Druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het beginscherm zon-
der op te slaan.
Als u de knop –indrukt, wordt terugge-
keerd naar het eerste menupunt (Beep
Snelheid).
Page 34 of 215

30
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
TRIPCOMPUTER
Algemeen
Met de “Tripcomputer” kan, als de con-
tactsleutel in stand MARstaat, op het dis-
play informatie worden weergegeven over
de werking van de auto. Deze functie be-
staat uit “Trip A” en “Trip B” die onaf-
hankelijk van elkaar werken en betrekking
hebben op de hele rit van de auto.
Beide functies kunnen op nul worden
gezet (reset - begin van een nieuwe rit).
“Trip A” geeft informatie over:
– Buitentemperatuur
– Autonomie (actieradius)
– Afgelegde afstand
– Gemiddeld verbruik
– Huidig verbruik
– Gemiddelde snelheid
– Reistijd.“Trip B”, alleen aanwezig op het multi-
functionele display, geeft informatie over:
– Afgelegde afstand B
– Gemiddeld verbruik B
– Gemiddelde snelheid B
– Reistijd B.
OpmerkingDe functie “Trip B” kan
worden uitgeschakeld (zie de paragraaf
“Trip B”). De gegevens “Autonomie” en
“Huidig verbruik” kunnen niet op nul wor-
den gezet.
Weergegeven gegevens
Buitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur aan.
Autonomie
Geeft het aantal kilometers aan dat nog ge-
reden kan worden met de brandstof in de
brandstoftank, waarbij ervan uit wordt ge-
gaan dat de rijstijl niet verandert. Op het
display verschijnt de indicatie “- - - -” als:
– de actieradius kleiner is dan 50 km (of
30 mijl)
– de auto langere tijd met draaiende mo-
tor stilstaat.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand aan die de auto heeft af-
gelegd vanaf het begin van een nieuwe rit.Gemiddeld verbruik
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik
aan vanaf het begin van een nieuwe rit.
Huidig verbruik
Geeft doorlopend de wijziging in het
brandstofverbruik aan. Als de auto stilstaat
met draaiende motor wordt “- - - -” op
het display weergegeven.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid van de au-
to aan op basis van de tijd die verstreken
is vanaf het begin van een nieuwe rit.
Reistijd
Geeft de verstreken tijd aan vanaf het be-
gin van een nieuwe rit.
BELANGRIJK Als er geen informatie is,
verschijnt bij alle functies op de Tripcom-
puter de aanduiding “- - - -” in plaats van
de waarde. Wanneer de normale werking
weer hersteld is, worden de waarden van
de functies weer op normale wijze weer-
gegeven. De waarden die voor de storing
werden weergegeven, worden niet op
nul gezet en er wordt geen nieuwe rit
begonnen.
Page 35 of 215

31
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 21F0M0609m
Bedieningsknop TRIP fig. 21
Met de knop TRIP, aan het uiteinde van
de rechter hendel, krijgt u, als de con-
tactsleutel in stand MARstaat, toegang
tot de hiervoor beschreven gegevens en
kunnen de gegevens op nul worden gezet
om een nieuwe rit te beginnen:
– kort indrukken voor weergave van de
verschillende gegevens
– even ingedrukt houden voor het op nul
zetten (reset) en het beginnen van een
nieuwe rit.Nieuwe rit
Begint als een reset is uitgevoerd:
– “handmatig” door de gebruiker, door
het indrukken van de betreffende knop;
– “automatisch” wanneer de “afgelegde af-
stand” de waarde 3999,9 km of 9999,9 km,
afhankelijk van het geïnstalleerde display,
bereikt of wanneer de “reistijd” de waar-
de 99.59 (99 uur en 59 minuten) bereikt;
– iedere keer als de accu losgekoppeld is
geweest.
BELANGRIJK Als u het systeem op nul zet
terwijl het scherm van “Trip A” wordt
weergegeven, dan worden alleen de ge-
gevens van “Trip A” op nul gezet.
BELANGRIJK Als u het systeem op nul zet
terwijl het scherm van “Trip B” wordt
weergegeven, dan worden alleen de ge-
gevens van “Trip B” op nul gezet.Procedure voor het begin
van een rit
Voor het op nul zetten (reset) moet u,
met de sleutel in stand MAR, langer dan
2 seconden op de knop TRIPdrukken.
Trip verlaten
De functie Trip verlaten: houd de knop
MENU ESClanger dan 2 seconden
ingedrukt.
Page 36 of 215

32
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
De stoffen bekleding van uw
auto is langdurig bestand te-
gen slijtage die ontstaat bij
een normaal gebruik van de
auto. Hevig en/of langdurig wrijven met
kledingaccessoires zoals metalen ges-
pen, sierknopen en klittenbandsluitin-
gen, moet echter absoluut worden ver-
meden omdat hierdoor grote druk
ontstaat op een bepaalde plek op de
bekleding, waardoor deze plek kan slij-
ten en de bekleding beschadigd wordt.
Hoogteverstelling fig. 21
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Beweeg de hendel Bomhoog of omlaag
totdat de gewenste zithoogte is bereikt.
BELANGRIJK De verstelling is alleen
mogelijk als u op de stoel zit.
Verstellen van de rugleuning fig. 22
Draai de knop C.
ZITPLAATSEN VOOR
fig. 22F0M0055m
Alle afstellingen mogen uit-
sluitend bij een stilstaande
auto worden uitgevoerd.
ATTENTIE!
Verstellen in lengterichting fig. 22
Trek de hendel Aomhoog en schuif de
stoel naar voren of naar achteren: als u rijdt,
moeten de armen licht gebogen zijn en de
handen op de stuurwielrand steunen.
Controleer of de zitplaats
goed geblokkeerd is door
hem naar voren en naar achteren te
schuiven, nadat de hendel is losgela-
ten. Als de stoel niet goed geblok-
keerd is, kan deze onverwachts ver-
schuiven, waardoor u de controle
over de auto kunt verliezen.
ATTENTIE!
Voor maximale veiligheid
moet u de rugleuning recht-
op zetten, tegen de leuning aan gaan
zitten en de gordel goed laten aan-
sluiten op borst en bekken.
ATTENTIE!
fig. 23F0M0057m
Rugleuning naar voren klappen
(3-deurs uitvoering) fig. 23
Trek voor toegang tot de zitplaatsen ach-
ter aan de handgreep A, kantel de rug-
leuning naar voren, waarbij tevens de stoel
vrij naar voren kan schuiven door tegen
de rugleuning te duwen.
Als de rugleuning wordt teruggeklapt, dan
wordt de stoel in de oorspronkelijke stand
teruggeschoven (geheugenmechanisme).
Controleer of de stoel goed
geblokkeerd is door hem naar
voren en naar achteren te schuiven.
ATTENTIE!
Page 37 of 215

33
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
De stoffen bekleding van uw
auto is langdurig bestand te-
gen slijtage die ontstaat bij
een normaal gebruik van de
auto. Hevig en/of langdurig wrijven met
kledingaccessoires zoals metalen ge-
spen, sierknopen en klittenbandsluitin-
gen, moet echter absoluut worden ver-
meden omdat hierdoor grote druk
ontstaat op een bepaalde plek op de
bekleding, waardoor deze plek kan slij-
ten en de bekleding beschadigd wordt.
Stoelverwarming fig. 24
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Druk met de sleutel in stand MARop de
knop Fom de functie in of uit te schake-
len. Bij inschakeling gaat het lampje op de
knop branden.
BELANGRIJK De stoelverwarming is aan-
gesloten op een thermostaat die de ver-
warming automatisch uitschakelt als een
bepaalde temperatuur is bereikt.ZITPLAATSEN ACHTER
Zie voor het neerklappen van de zitplaat-
sen achter de paragraaf “Bagageruimte
vergroten” in dit hoofdstuk.
fig. 24F0M0058m
Page 38 of 215

34
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
HOOFDSTEUNEN
VOOR fig. 25
Deze zijn op enkele uitvoeringen in hoog-
te verstelbaar en vergrendelen automatisch
in de gewenste stand.
Instellen:
❒omhoog verplaatsen: trek de hoofd-
steun omhoog totdat deze hoorbaar
vergrendelt.
❒omlaag verplaatsen: druk op de knop A
en duw de hoofdsteun omlaag.
Om de hoofdsteunen voor te verwijde-
ren, moet u gelijktijdig de knoppen Aen
Baan de kant van de twee steunen in-
drukken en de hoofdsteunen uittrekken.ACHTER fig. 26
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Om de hoofdsteun omhoog te plaatsen,
moet u de hoofdsteun uittrekken totdat
hij hoorbaar in de stand (gebruiksstand)
vergrendelt.
Druk om de hoofdsteun in de zitting te
plaatsen op de knop Aen laat de hoofd-
steun in de zitting op de rugleuning zakken.
Om de hoofdsteunen achter te verwijde-
ren, moet u gelijktijdig de knoppen Aen
Baan de zijkant van de twee steunen in-
drukken en de hoofdsteunen uittrekken.
BELANGRIJK Als de zitplaatsen achter ge-
bruikt worden, moeten de hoofdsteunen
altijd volledig zijn uitgetrokken.
fig. 25F0M0025mfig. 26F0M0026m
De hoofdsteunen moeten
zo worden ingesteld dat ze
het hoofd ondersteunen en niet de
nek. Alleen in deze positie bieden ze
bescherming.
ATTENTIE!
Voor het optimaal benutten van de hoofd-
steun moet de rugleuning zo zijn ingesteld
dat u rechtop zit en dat uw hoofd zich zo
dicht mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.
Page 39 of 215

35
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL fig. 28
De binnenspiegel is voorzien van een be-
veiligingsmechanisme, waardoor de spie-
gel bij een krachtig contact met een
inzittende losschiet.
STUURWIEL
Het stuurwiel kan zowel in lengterichting
als in hoogte worden versteld (voor
bepaalde uitvoeringen/markten).
Ga voor het verstellen als volgt te werk:
❒ontgrendel de hendel A-fig. 27door
deze naar voren te drukken (stand 1);
❒plaats het stuur in de gewenste stand;
❒vergrendel de hendel Adoor hem naar
het stuur te trekken (stand 2).
fig. 27F0M0610m
Het stuur mag alleen worden
versteld als de auto stilstaat.
ATTENTIE!
Het is streng verboden om
demontage-/montagewerk-
zaamheden uit te voeren, waarvoor
wijzigingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij mon-
tage van een diefstalbeveiliging).
Hierdoor kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veilig-
heid in gevaar worden gebracht en
voldoet de auto niet meer aan de
typegoedkeuring.
ATTENTIE!
Page 40 of 215

36
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BUITENSPIEGELS
Verstellen fig. 29
De elektrische verstelling is alleen mogelijk
als de contactsleutel in stand MARstaat.
Ga voor het verstellen als volgt te werk:
❒met de schakelaar Bkiest u welke spie-
gel u wilt verstellen (links of rechts);
❒met de schakelaar Ckunt u de spiegel
in 4 richtingen verstellen.
fig. 28F0M0028mfig. 29F0M0030m
Met het hendeltje Akan de spiegel in twee
standen worden gezet: normale of anti-
verblindingsstand.
fig. 30F0M0250m
Inklappen
Indien nodig (bijv. bij nauwe doorgangen)
kunnen de buitenspiegels worden inge-
klapt door ze van stand 1-fig. 30in stand
2te zetten.
Tijdens het rijden moeten de
spiegels altijd in stand 1-fig.
30 staan.
De spiegel aan de bestuur-
derszijde is bol, waardoor
de afstandswaarneming iets wordt
beïnvloed.
ATTENTIE!
Ontwaseming/ontdooiing
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De buitenspiegels zijn voorzien van ver-
warmingselementen die worden inge-
schakeld als de achterruitverwarming
wordt ingeschakeld (door op de knop
()
te drukken.
BELANGRIJK De functie is voorzien van
een tijdschakeling, waardoor de functie na
enige minuten automatisch wordt uitge-
schakeld.