irritatie zich blijft voordoen. Als deze deeltjes op uw
kleding terechtkomen, volg dan de gebruikelijke was-
voorschriften van de kledingfabrikant om de kleding
te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags opgeblazen zijn
geweest. Als u opnieuw bij een aanrijding betrokken
raakt, zullen de airbags geen enkele bescherming bie-den.
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
delspanners hebben geen enkel effect bij
een volgende aanrijding. Laat de airbags, gor-
delspanners en rolautomaat van de veiligheids-
gordels voorin onmiddellijk vervangen door een
erkende dealer. U moet ook het ORC-systeem
laten nakijken. Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
Wijzigingen aan delen van het airbag-
systeem kunnen tot gevolg hebben dat
het systeem bij een aanrijding niet functioneert .
U kunt gewond raken doordat de airbag niet
werkt en u niet beschermt . Breng geen wijzigin-
gen aan de onderdelen of bedrading aan en plak
nooit emblemen of stickers op het afdekpaneel
op het stuur of aan de rechterzijde van het
instrumentenpaneel. Breng geen wijzigingen aan
op de voorbumper of de carrosseriestructuur en
monteer geen los verkrijgbare treeplanken.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het air-
bagsysteem te repareren. Waarschuw iedereen
die aan uw auto werkt dat de auto is uitgerust
met airbags.
(Vervolgd)
207
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
de versnellingspook in de stand PARK staat, wordt het
systeem, nadat het 30 minuten niet actief is geweest,
automatisch uitgeschakeld en wordt de contactschake-
laar in de stand OFF gezet.
Functies ENGINE START/STOP – rempedaal
NIET ingedrukt (in de stand PARK ofNEUTRAL)
De ENGINE START/STOP knop werkt hetzelfde als
een contactslot. Er zijn vier standen: OFF, ACC, RUN
en START. Om de contactschakelaar in een andere
stand te zetten zonder de auto te starten en om de
accessoires te kunnen gebruiken, volgt u de onder-
staande stappen.
Starten met de contactschakelaar in de stand OFF:
Druk eenmaal op de ENGINE START/STOP knopom het contactslot in de stand ACC te zetten (op
het EVIC verschijnt "ACC"),
Druk nogmaals op de ENGINE START/STOP-knop om het contactslot in de stand RUN te zetten (op
het EVIC verschijnt "RUN"),
Druk een derde keer op de ENGINE START/STOP knop om het contactslot in de stand OFF te zetten
(op het EVIC verschijnt "OFF").
EXTREEM KOUD WEER (TEMPERATUUR
LAGER DAN 29°C)
Om te zorgen voor betrouwbaar starten bij deze
temperaturen wordt het gebruik van een van buitenaf gevoede elektrische blokverwarmer (te verkrijgen bij
uw erkende dealer) aanbevolen.
ALS DE MOTOR NIET START
WAARSCHUWING!
Giet nooit brandstof of een andere
ontvlambare vloeistof in de luchtinlaat
van het gasklephuis om de auto te starten. Hier-
door kunnen steekvlammen ontstaan die ernstig
letsel kunnen veroorzaken.
Probeer niet de auto te starten door middel
van aanduwen of slepen.Auto’s met een automa-
tische versnellingsbak kunnen niet op die manier
worden gestart . Onverbrande brandstof kan de
katalysator binnendringen, na het starten ont-
branden en zo de katalysator en de auto bescha-
digen.Wanneer de auto een lege accu heeft , kunt
u startkabels gebruiken en starten met een hul-
paccu of de accu van een andere auto. Deze
startmethode kan gevaarlijk zijn bij ondeskundig
gebruik. Raadpleeg voor meer informatie "Star-
ten met startkabels" in "Noodgevallen".
'Verzopen' motor starten (met de ENGINE
START/ST OP-knop)
Als de motor niet start nadat u de procedures voor
"normaal starten" of "extreme koude" hebt gevolgd,
216
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
RIJDEN MET EEN
AANHANGWAGEN
In dit hoofdstuk vindt u veiligheidstips en informatie
over wat u redelijkerwijs wel en niet met uw auto mag
trekken. Lees deze informatie aandachtig door voordat
u met een aanhangwagen gaat rijden, zodat u deze zo
efficiënt en veilig mogelijk kunt trekken.
Volg de vereisten en adviezen over rijden met een
aanhanger uit deze handleiding op, zodat de garantie
zijn geldigheid behoudt.
DEFINITIES VOOR RIJDEN MET AANHANGER
De onderstaande definities bieden een verklaring voor
de volgende begrippen:
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht (GVWR)
Het GVWR is het maximaal toelaatbare totaalgewicht
van de auto. Dit is inclusief de bestuurder, passagiers,
bagage en het disselgewicht. De totale belasting moet
worden beperkt om zo het GVWR niet te
overschrijden.
Maximaal Toelaatbaar Aanhangergewicht (GTW)
GTW staat voor het gewicht van de aanhanger, plus het
gewicht van alle vracht, verbruiksgoederen en appara-
tuur (vast of tijdelijk) in of op de aanhanger in "geladenen gebruiksklare" staat. De aanbevolen manier om het
GTW te meten is om de geladen aanhanger op een
weegbrug te plaatsen. Het volledige gewicht van de
aanhanger moet op de weegbrug rusten.
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van het
voertuig en de aanhanger samen (GCWR)
GCWR is het totaal toelaatbare gewicht van uw voer-
tuig met aanhanger als ze samen worden gewogen. OPMERKING:
In het totaal toelaatbare gewicht
(GCWR) is rekening gehouden met een gewicht van
68 kg voor de bestuurder.
Maximaal toelaatbare asbelasting (GAWR)
Het GAWR is de maximumbelasting op de vooras en
op de achteras. Verdeel de lading gelijkmatig over de
voor- en achteras. Zorg dat u zowel voor als achter het
GAWR niet overschrijdt.
WAARSCHUWING!
Het is belangrijk dat het GAWR zowel
voor als achter niet wordt overschreden.
Als een van de waarden wordt overschreden,
kunnen gevaarlijke rijomstandigheden ontstaan.
U kunt de controle over het stuur verliezen en
een ongeval veroorzaken.
234
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Disselgewicht (TW)
Het disselgewicht (TW) is de neerwaartse kracht die
door de aanhangwagen wordt uitgeoefend op de trek-
haakkoppeling. In de meeste gevallen mag dit niet
minder zijn dan 7% of meer dan 10% van de lading van
de aanhangwagen. Het disselgewicht moet niet hoger
zijn dan het gecertificeerde vermogen van de trekhaak
of het vermogen van het disselgewicht, wat minder is.
Het moet minder zijn dan 4% van de lading van de
aanhangwagen, maar niet minder dan 25 kg. U moet de
disselbelading beschouwen als een deel van de belading
op uw auto en zijn GAWR.
WAARSCHUWING!
Een verkeerd ingesteld koppelsysteem
kan het rijgedrag, de stabiliteit vermin-
deren en kan een ongeluk veroorzaken. Neem
voor meer informatie contact op met de fabri-
kant(en) van de trekhaak en de aanhangwagen
of met een betrouwbare dealer van aanhangwa-
gens.
Voorste gedeelte
Het oppervlak van de voorzijde wordt bepaald door de
maximale hoogte van de aanhanger vermenigvuldigd
met de maximale breedte van de aanhanger.
Antislingerinrichting
Raadpleeg “Antislingerregeling (TSC)” in “Uw auto/
Elektronisch remsysteem” voor meer informatie. LOSTREK-BEVEILIGINGSKABEL
Europese voorschriften voor geremde aanhangwagens
tot maximaal 3.500 kg vereisen dat aanhangwagens zijn
voorzien van hetzij een secundaire koppelinrichting of
een breekkabel.
De aanbevolen plaats voor bevestiging van de beveili-
gingskabel voor normale aanhangers bevindt zich in de
gestanste sleuf op de zijwand van de aanhaakplek.
Met bevestigingspunt
Bij een afneembare trekhaak wordt de kabel door
het bevestigingspunt geleid en aan zichzelf met een
klem vastgezet. (afb. 145)
Bij een vaste trekhaak met kogel de klem direct op het daartoe bestemde punt bevestigen. Deze alter-
natieve oplossing moet specifiek zijn toegelaten door
(afb. 145) Klem/lus-methode afneembare kogel
235
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
de fabrikant van de aanhanger, omdat de klem wel-
licht niet sterk genoeg is voor gebruik op deze
manier. (afb. 146)
Zonder bevestigingspunten
Bij een trekhaak met afneembare kogel dient u zich te houden aan de door de fabrikant of leverancier
aanbevolen werkwijze. (afb. 147)
Bij de sleepbalk met vaste kogel moet de kabel in een lus rond de hals van de sleepkogel worden gelegd. Als
u de kabel op deze manier bevestigt, slechts één lus
leggen. (afb. 148)(afb. 146)
Klem/lus-methode vaste kogel
(afb. 147)Hals/lus-methode afneembare kogel(afb. 148)
Hals/lus-methode vaste kogel
236
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
VEREISTEN VOOR TREKKEN AANHANGER
Voor een juiste inrijperiode van de aandrijflijn van uw
nieuwe auto wordt aanbevolen de onderstaande richt-
lijnen te volgen:
Tijdens de eerste 805 km die met uw
nieuwe voertuig worden gereden, mag
geen aanhangwagen worden aangekop-
peld. Hierdoor kunnen de motor, de as of andere
onderdelen beschadigd raken.
Daarna mag tijdens de eerste 805 km die met
een aanhangwagen worden gereden niet harder
dan 80 km/u worden gereden en niet vol gas uit
stilstand worden weggereden. Op deze manier
kunnen de motor en overige onderdelen van het
voertuig op juiste wijze worden ingereden onder
zwaardere belasting.
Voer de onderhoudsbeurten uit zoals aangegeven in
het Onderhoudsschema. Als u wilt gaan rijden met een
aanhangwagen, mag de maximaal toelaatbare asbelas-
ting (GAWR) nooit worden overschreden.
WAARSCHUWING!
Onjuist trekken van een aanhanger kan
leiden tot ongevallen en letsel. Volg de
onderstaande richtlijnen om uw aanhanger zo
veilig mogelijk te trekken:
(Vervolgd)(Vervolgd)
Zorg dat de vracht stevig is vastgezet en tijdens
het rijden niet kan schuiven. Als u de vracht niet
goed vastzet , kunnen tijdens het rijden verande-
ringen in de gewichtsverdeling optreden die u als
bestuurder niet kunt controleren. U kunt de con-
trole over het stuur verliezen en een ongeval
veroorzaken.
Trekhaken mogen uitsluitend door bevoegde
vakmensen worden gemonteerd.
Als u vracht vervoert of een aanhanger trekt ,
belaad de auto of de aanhanger dan nooit te
zwaar. Overbelading kan ertoe leiden dat u de
macht over het stuur verliest , tot slechte presta-
ties of beschadiging van de remmen, assen, mo-
tor, transmissie, de stuurinrichting, het chassis of
de banden.
Breng altijd veiligheidskettingen aan tussen uw
auto en uw aanhanger. Maak de kettingen altijd
vast aan het frame of de daarvoor bestemde
haken aan de trekhaak.Voer de kettingen kruise-
lings onder de dissel door en zorg dat deze vol-
doende lang zijn om bochten te kunnen nemen.
(Vervolgd)
238
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
(Vervolgd)
Parkeer een auto met aanhanger nooit op een
helling. Als u een auto met aanhanger parkeert ,
bekrachtig dan altijd de handrem van de auto.
Plaats altijd blokken voor de wielen van de aan-
hanger.
Overschrijd nooit het GCWR. Het totale gewicht moet worden verdeeld
tussen de auto en de aanhanger, zodat de
volgende vier waarden niet worden over-
schreden:
1. Maximaal toelaatbaar totaalgewicht
2. GTW
3. GAWR
4. Disselgewichtwaarde voor de gebruikte
trekhaak.
Vereisten voor het trekken van een aanhanger
– Banden Probeer de aanhanger niet te trekken wanneer een nood-
reservewiel is gemonteerd.
Voor een comfortabel en veilig gebruik van uw auto is een juiste bandenspanning absoluut noodzakelijk. Zie "Banden
– algemene informatie" in "Technische gegevens" voor het
op de juiste wijze op spanning brengen van de banden.
Controleer de bandenspanning van de aanhanger alvorens deze te gebruiken. Controleer de banden op slijtage of zichtbare bescha
di-
gingen alvorens de aanhanger te gebruiken. Zie "Banden
— algemene informatie" in "Technische gegevens" voor
het op de juiste wijze inspecteren van de banden.
Raadpleeg bij het verwisselen van banden het gedeelte "Banden – algemene informatie" in "Technische gegevens"
voor het op de juiste wijze verwisselen van banden. Het
vervangen van banden door exemplaren met een hogere
belastingscapaciteit leidt niet tot verhoging van de
GVWR- en GAWR-limieten van de auto.
Vereisten voor het trekken van een aanhanger
– Aanhangerremmen Sluit het hydraulische remsysteem of vacuümsysteem vanuw auto niet
aan op dat van de aanhanger. Dit kan
leiden tot onjuist remgedrag en lichamelijk letsel.
Bij het trekken van een aanhanger met hydraulisch ger e-
gelde remmen is geen elektronische remregelmodule
voor de aanhanger vereist.
Aanhangwagenremmen worden aanbevolen voor aan-
hangwagens van meer dan 450 kg en zijn verplicht op
aanhangwagens van meer dan 750 kg.
Als de aanhangwagen geladen meer
weegt dan 450 kg, moet deze zijn voor-
zien van eigen remmen met voldoende
capaciteit .Wanneer dit niet het geval is, slijten de
remvoeringen sneller, is meer pedaalkracht ver-
eist en wordt de remweg langer.
239
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
BESCHRIJVING
INSTRUMENTENGROEP
1. Waarschuwingslampje voor het airbagsysteemNadat de contactschakelaar in de stand ON/
RUN is gezet, gaat dit waarschuwingslampje
gedurende ongeveer vier tot zes seconden
branden om de werking ervan te controleren.
Wanneer het lampje niet brandt tijdens het starten,
blijft branden of gaat branden tijdens het rijden, moet
het systeem zo snel mogelijk door een erkende dealer
worden nagekeken. Raadpleeg “Veiligheidsgordelsyste-
men” in “Veiligheid” voor meer informatie.
2. Storingsindicatielampje (MIL)
Het storingsindicatielampje maakt deel uit van
het boorddiagnosesysteem (OBD) dat de elek-
tronische regelingen van de motor en de ver-
snellingsbak controleert. Het lampje gaat branden als
de contactsleutel in de stand ON/RUN wordt gezet,
voordat de motor start. Als het lampje niet gaat bran-
den wanneer u de sleutel van OFF naar ON draait, laat
uw auto dan direct controleren op storingen.
Door sommige omstandigheden, zoals een losse of
afwezige tankdop, slechte brandstofkwaliteit e.d., kan
na het aanslaan van de motor de storingsindicator
(MIL) gaan branden. De auto moet worden afgeleverd
voor onderhoud als het foutmeldingslampje aan blijft
tijdens een paar ritten zoals die voor u gebruikelijk zijn.
In de meeste gevallen kan dan normaal met de auto
worden gereden en is slepen niet nodig.
Langdurig rijden met het lampje aan kan
schade aan de motorbediening veroorza-
ken. Het kan ook van invloed zijn op de
brandstofzuinigheid en de rijprestatie. Als het
lampje knippert , zal de katalysator vrij snel ern-
stig defect raken en zal het motorvermogen afne-
men. Raadpleeg onmiddellijk uw dealer.
WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysator, zo-
als hierboven beschreven, kan warmer
worden dan een katalysator die wel goed werkt .
Hierdoor kan brand ontstaan als u langzaam
rijdt of boven brandbare stoffen parkeert , zoals
droge planten of hout of karton enz. Dit kan de
dood of ernstig letsel tot gevolg hebben voor de
bestuurder, de passagiers of anderen.
3. Controle-/storingslampje elektronische
stabiliteitsregeling (ESC) (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) Het controle-/storingslampje elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) in de instrumen-
tengroep gaat branden wanneer de contact-
schakelaar in de stand ON/RUN wordt gezet.
Wanneer de motor draait, behoort dit lampje uit te
gaan. Wanneer het ESC-indicatie-/storingslampje per-
manent blijft branden terwijl de motor draait, is een
247UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD