Page 129 of 348

127Rijden
Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper obstakels in denabijheid van de auto (personen, auto's,
bomen, slagbomen, enz.) die binnen hetdetectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden door dode hoeken in het detectiebereik mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich
vlak bij de auto bevinden.
Parkeerhulp
Deze functie is een hulpsysteem: de bestuurder dient altijd aler t te blijven enis zelf verantwoordelijk.
Parkeerhulp achter
De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbijklinkt een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbrokengeluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via
de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het
obstakel kleiner wordt dan der tig centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.
Grafische weergave
De grafische weergave is een aanvulling op hetgeluidssignaal. Op het multifunctionele display
wor
den blokjes weergegeven die het pictogram
van de auto steeds dichter naderen. Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt ook het symbool "Gevaar" op het display.
Page 130 of 348

Controleer bij slecht weer of in winterseomstandigheden of de sensoren soms bedekt zijn met modder, ijs
of sneeuw. Bij het inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de sensoren vuil kunnen zijn.
Als de snelheid van de auto lager is dan 10 km/h, kan de parkeerhulp geluidssignalen geven als reactie op bepaalde omgevingsgeluiden (motoren,vrachtwagens, drilboren, enz.).
Als er een storing optreedt, gaat bij het inschakelen van de achteruitversnelling dit
ver
klikkerlampje op het instrumentenpaneel
branden en/of wordt er een bericht op het
display weergegeven, in combinatie met een geluidssignaal (kor te pieptoon).
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
De parkeerhulp vóór is een aanvulling opde parkeerhulp achter en wordt geactiveerd
zodra er bij een wagensnelheid van maximaal
1
0 km/h vóór de auto een obstakel wordt
gedetecteerd.
De parkeerhulp v
óór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan
10 km/h.
Parkeerhulp vóór
De functie wordt automatischuitgeschakeld zodra een aanhanger wordt aangekoppeld of een fietsendrager wordt gemonteerd (auto's voorzien van een door CITROËN aanbevolen trekhaak of fietsendrager).
Uitschakelen/activeren van deparkeerhulp vóór en achter
De functie kan worden uitgeschakeld door dezeknop in te drukken. Het controlelampje in deknop gaat branden.
Door de knop opnieuw in te drukken wordt de
functie weer
geactiveerd. Het controlelampjedooft.
Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker (voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen of hetobstakel zich voor of achter de auto bevindt.
Page 131 of 348
129Rijden
Achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de versnellingsbak in deachteruit staat.
De beelden van de camera worden in kleur weergegeven op het scherm van hetnavigatiesysteem. De
groene strepen geven de rijrichting van deauto weer.
De rode strepen geven een ruimte van
30 cm direct achter de achterbumper van uw
auto weer.
Het geluidssignaal wordt continu hoorbaar als een obstakel binnen deze ruimtekomt.
De blauwe strepen geven de maximale
draaicirkel weer.
Maak de achteruitrijcamera regelmatigschoon met een spons of een zachtedoek.
Page 132 of 348
Page 133 of 348
Page 134 of 348

Lichtschakelaar Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting en signalering van de auto selecteren en inschakelen.
Hoofdverlichting
Uw auto is voorzien van verschillende
verlichtingsfuncties:
- parkeerlicht: om gezien te worden,
- dimlicht: voor een optimaal zicht zonder
medeweggebruikers te verblinden,
- grootlicht: voor een optimaal zicht op
wegen zonder ander verkeer,
- meedraaiende koplampen: voor een
optimaal zicht in bochten.
Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende verlichtingvoor specifieke rijomstandigheden:
- mistachterlichten: voor een optimale
zichtbaarheid van achteren bij mist,
- mistlampen vóór: voor extra zicht bij mist en voor een optimale verlichting van kruispunten en tijdens parkeermanoeuvres,
- dagrijverlichting: voor een betere
zichtbaarheid van uw auto overdag.
Automatische functies
Het verlichtingssysteem van uw auto heeft
verschillende extra automatische functies dieafzonderlijk kunnen worden ingesteld:
- follow me home-verlichting,
- meedraaiende koplampen,
- instapverlichtin
g,
- dagrijverlichting,
- automatische verlichting,
- "Automatische schakeling grootlicht/dimlicht".
Page 135 of 348
Zicht
Ring voor de selectie van de
stand van de hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.
Li
chten uit.
Automatische verlichting.
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht o
f grootlicht.
Grootlichtschakelaar
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsi
gnaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat degeselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Page 136 of 348