Page 140 of 289
Het systeem geeft een gedetecteerd obstakel aan met
drie boogjes en laat gedurende een halve seconde een
toon horen. Als de auto het object nadert, zal het
EVIC-display minder bogen laten zien en de geluids-
toon zal veranderen van langzaam naar snel tot onon-
derbroken. (afb. 105) (afb. 106) (afb. 107)(afb. 104)Parkeersensoren achter uit (OFF)(afb. 105) Langzame toon
(afb. 106) Snelle toon(afb. 107)Ononderbroken toon 133
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 141 of 289

De auto is dichtbij het obstakel als het EVIC-display
een knipperende boog laat zien en een ononderbroken
toon laat horen. De volgende tabel illustreert de wer-
king van het waarschuwingssysteem wanneer een ob-
stakel wordt waargenomen:
WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (cm) Meer dan
200 cm 200-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Minder dan
30 cm
Hoorbare
waarschuwing gong Geen Eerste 1/2
tweede toon Slow (Vertraagd) Snel Continu
Displaybericht Parkeerhulp aan Waarschuwing voorwerp
gedetecteerd Waarschuwing
voorwerp
gedetecteerd Waarschuwing
voorwerp
gedetecteerd Waarschuwing
voorwerp
gedetecteerd
Boogjes Geen 3 brandend (continu)3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam
knipperend
ParkSense
®in- en uitschakelen
ParkSense
®kan m.b.v. het Uconnect Touch™ systeem
worden in- en uitgeschakeld. De beschikbare keuzes
zijn: OFF (uit), Sound Only (alleen geluid) of Sound and
Display (geluid en beeld). Raadpleeg “Uconnect
Touch™ instellingen” voor meer informatie.
Wanneer de schermtoets ParkSense
®
wordt inge-
drukt om het systeem uit te schakelen, verschijnt op
het EVIC-display gedurende vijf seconden het bericht
"PARK ASSIST OFF". Raadpleeg "Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC)" voor meer informatie.
Als de keuzehendel in de stand REVERSE (achteruit)
wordt gezet en het systeem is uitgeschakeld, verschijnt
op het EVIC het bericht "PARK ASSIST OFF" (parkeer- hulp uitgeschakeld) zolang de keuzehendel in REVERSE
staat.
Het ParkSense
®systeem gebruikt vier sensoren in de
achterbumper om voorwerpen waar te nemen tot op
200 cm afstand van het bumperoppervlak. ParkSense
®
zorgt voor zowel zichtbare als hoorbare waarschuwin-
gen om de afstand tot het obstakel aan te duiden.
De ParkSense
®parkeersensoren achter
Wanneer de ParkSense
®parkeersensoren achter niet
correct werken, laat het Elektronisch Voertuig Infor-
matie Centrum (EVIC) de gong eenmaal per contact-
cyclus klinken en verschijnt op de display het bericht
"CLEAN PARK ASSIST SENSORS" (parkeersensoren
134
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 143 of 289

Voorwerpen zoals fietsendragers, trekhaken, etc.
mogen tijdens het rijden niet binnen 30 cm van de
achterbumper zijn geplaatst. Als dit wel het geval is, zal
het systeem een nabijgelegen voorwerp mogelijk inter-
preteren als een sensorprobleem en de melding "SER-
VICE PARK ASSIST SYSTEM" (laat parkeersensoren
repareren) tonen op het EVIC.
De parkeerhulp is uitsluitend bedoeld
als hulpmiddel tijdens het parkeren en is
niet in staat ieder voorwerp, inclusief
kleine obstakels, waar te nemen. Stoepranden
kunnen tijdelijk of helemaal niet worden gedetec-
teerd. Op kleine afstanden worden obstakels bo-
ven of onder de sensors niet gedetecteerd.
Bij gebruik van ParkSense
®moet u langzaam
rijden, zodat u tijdig kunt stoppen wanneer een
obstakel wordt gedetecteerd. Het is raadzaam om
over uw schouder te kijken tijdens het gebruik van
de parkeerhulp achter.
WAARSCHUWING!
De bestuurder moet altijd voorzichtig
blijven bij het achteruitrijden, zelfs bij
het gebruik van de ParkSense
®parkeersensoren.
Controleer het gebied achter de auto altijd zorg-
vuldig, kijk naar achteren en wees bedacht op
voetgangers, dieren, andere voertuigen, obstakels
en dode hoeken. U bent verantwoordelijk voor de
veiligheid en dient uw aandacht voortdurend bij
de omgeving te houden. Anders bestaat er een
risico op ernstig of dodelijk letsel.
Het wordt sterk aanbevolen om voordat u de
ParkSense
®parkeersensoren achter gaat gebrui-
ken de trekhaak van de auto te verwijderen als
deze niet wordt gebruikt . Als u dit niet doet , kan
persoonlijk letsel of schade aan voertuigen ont-
staan doordat de trekhaak zich veel dichter bij
het obstakel bevindt dan de achterbumper als
het waarschuwingsdisplay de knipperende boog
laat zien en de aanhoudende toon laat horen.
Afhankelijk van de afmetingen en vorm van de
trekhaak is het ook mogelijk dat de sensors de
trekhaak detecteren en abusievelijk aangeven
dat er een obstakel achter de auto aanwezig is.
136
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 211 of 289

gereden met een snelheid van meer dan 48 km/u,
raadpleegt u zo snel mogelijk uw erkende dealer om
vast te stellen wat het probleem is en om het probleem
op te lossen. OPMERKING:
Het controlelampje elektronisch stabiliteitspro-
gramma UIT en het controle-/storingslampje elektro-
nisch stabiliteitsprogramma gaan kort branden wan-
neer de contactschakelaar in de stand ON/RUN wordtgezet.
Telkens wanneer het contact wordt ingeschakeld,
wordt het ESC-systeem geactiveerd, ook wanneer dit
eerder werd uitgeschakeld.
Het ESC-systeem maakt zoemende of klikkende ge-
luiden wanneer het actief is. Dit is normaal. De gelui-
den houden op wanneer ESC inactief wordt na de
manoeuvre die de activering van het ESC-systeem
heeft veroorzaakt.
4. Controlelampje richtingaanwijzersHet linker- of rechterpijltje knippert gelijktijdig
met de overeenkomstige richtingaanwijzerlampjes
vóór en achter als de richtingaanwijzerschakelaar
wordt bediend. (Raadpleeg "Verlichting" in "Uw auto"
voor meer informatie.) OPMERKING:
Er klinkt een geluidssignaal als de auto verder dan
1,6 km rijdt met één van de richtingaanwijzers aan. Als één van de richtingaanwijzers sneller knippert
dan normaal, moet u controleren of er een gloeilampje
aan de buitenkant defect is.
5. Controlelampje grootlicht
Dit lampje geeft aan dat grootlicht ingeschakeld
is. Trek de multifunctionele bedieningshendel
links op de stuurkolom naar u toe om naar dimlichten
te schakelen. (Raadpleeg "Verlichting" in "Uw auto"
voor meer informatie.)
6. Controlelampje voorste mistlampen — indien
aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer de mistlichten
vóór aan zijn. (Raadpleeg "Verlichting" in "Uw
auto" voor meer informatie.)
7. Weergave kilometerteller en weergave
elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)
Kilometerteller
De kilometerteller duidt aan hoeveel kilometers de
auto in totaal heeft gereden.
Display Elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)
Het Elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)
heeft een interactief scherm dat zich op het instrumen-
tenpaneel bevindt. Raadpleeg “Elektronisch voertuig-
systeem (EVIC)” in “Uw auto” voor meer informatie.
204UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page:
< prev 1-8 9-16 17-24