gebied achter de auto af op obstakels indien de RE-
VERSE (achteruit) is ingeschakeld en de snelheid min-
der dan 18 km/h bedraagt. Het systeem kan worden
ingesteld met Sound Only (alleen geluid), Sound and
Display (geluid en beeld) of worden uitgeschakeld
(OFF). Als u de Park Assist-status wilt wijzigen, drukt u
kort op de knop Off, Sound Only of Sounds and Display
en daarna op de schermtoets met de pijl naar links.
Wegrijhulp op hellingen
Druk op de schermtoets Hill Start Assist om dit
scherm te veranderen. Wanneer deze functie is gese-
lecteerd, is het Hill Start Assist (HSA) systeem actief.
Raadpleeg "Elektronisch remsysteem in "Starten en
rijden" voor de werking van het systeem en de bedie-
ningsinformatie. Druk, om uw keuze te maken, op de
schermtoets Hill Start Assist. Druk vervolgens op de
schermtoets met de pijl naar links.
Verlichting
Uitschakelvertraging koplampen
Druk op de schermtoets Headlight Off Delay om dit
scherm te veranderen. Als u deze functie selecteert,
kunt u kiezen of bij uitstappen de koplampen nog 30, 60
of 90 seconden blijven branden. Druk, om de status van
de Headlight Off Delay te veranderen op de scherm-
toets 0, 30, 60 of 90. Druk daarna op de schermtoets
met de pijl naar links.
Verlichting bij nadering
Druk op de schermtoets Illuminated Approach om dit
scherm te veranderen. Als deze functie is geselecteerd,
zullen de koplampen worden ingeschakeld en gedu-rende 0, 30, 60, of 90 seconden blijven branden wan-
neer de portieren worden ontgrendeld via de afstands-
bediening. Druk, om de status van de Illuminated
Approach te veranderen op de schermtoets 0, 30, 60 of
90. Druk daarna op de schermtoets met de pijl naarlinks.
Koplampen met ruitenwissers
Druk op de schermtoets Headlights with Wipers om
dit scherm te veranderen. Wanneer deze functie gese-
lecteerd is en de koplampschakelaar in de stand AUTO
staat, schakelen de koplampen in ca. 10 seconden nadat
de ruitenwissers zijn ingeschakeld. Als de koplampen
zijn ingeschakeld door middel van deze functie, worden
ze ook uitgeschakeld wanneer de ruitenwissers wor-
den uitgeschakeld. Druk, om uw keuze te maken, op de
schermtoets Headlights with Wipers. Druk vervolgens
op de schermtoets met de pijl naar links.
Automatisch grootlicht
Druk op de schermtoets Auto High Beams om dit
scherm te veranderen. Wanneer u deze functie selec-
teert, zal het grootlicht onder bepaalde omstandighe-
den automatisch uitgeschakeld worden. Druk, om uw
keuze te maken, op de schermtoets Auto High Beams.
Druk vervolgens op de schermtoets met de pijl naar
links. Raadpleeg voor meer informatie "Verlichting/
SmartBeam™ — indien aanwezig" onder "Uw auto".
Dagverlichting
Druk op de schermtoets Daytime Running Lights om
dit scherm te veranderen. Wanneer deze functie is
30
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
de schermtoets 0, 30, 60 of 90. Druk daarna op de
schermtoets met de pijl naar links.
Koplampen met ruitenwissers
Wanneer deze functie geselecteerd is en de koplamp-
schakelaar in de stand AUTO staat, schakelen de kop-
lampen in ca. 10 seconden nadat de ruitenwissers zijn
ingeschakeld. Als de koplampen zijn ingeschakeld door
middel van deze functie, worden ze ook uitgeschakeld
wanneer de ruitenwissers worden uitgeschakeld. Druk,
om uw keuze te maken, op de schermtoets Headlights
with Wipers. Druk vervolgens op de schermtoets met
de pijl naar links.
Grootlicht automatisch dimmen
Wanneer u deze functie selecteert, zal het grootlicht
onder bepaalde omstandigheden automatisch uitge-
schakeld worden. Druk, om uw keuze te maken, op de
schermtoets Auto High Beams. Druk vervolgens op de
schermtoets met de pijl naar links. Raadpleeg voor
meer informatie "Verlichting/SmartBeam™ — indien
aanwezig" onder "Uw auto".
Dagverlichting
Wanneer deze functie is geselecteerd, worden bij
draaiende motor de koplampen ingeschakeld. Druk,
om uw keuze te maken, op de schermtoets Daytime
Running Lights. Druk vervolgens op de schermtoets
met de pijl naar links. Koplampafstelling (links-/rechtsrijdend verkeer)
De lichtbundels van het dimlicht worden aan de boven-
zijde afgeschermd. De lichtbundels zijn het meest naar
beneden gericht en afgestemd op links- of rechtsrij-
dend verkeer om verblinding zoveel mogelijk te voor-
komen.
Knipperen bij vergrendelen
Wanneer deze functie geselecteerd is, knipperen de
richtingaanwijzers voor en achter wanneer u de por-
tieren vergrendelt of ontgrendelt via de afstandsbedie-
ning. Druk, om uw keuze te maken, op de schermtoets
Flash Headlights with Lock. Druk vervolgens op de
schermtoets met de pijl naar links.
Portieren en sloten
Portieren ontgrendelen bij verlaten
Wanneer u deze functie selecteert, worden alle portie-
ren ontgrendeld wanneer het voertuig stopt, de trans-
missie in de stand PARK of NEUTRAL geschakeld
wordt en het bestuurdersportier geopend wordt.
Druk, om uw keuze te maken, op de schermtoets Auto
Unlock on Exit. Druk vervolgens op de schermtoets
met de pijl naar links.
Knipperen bij vergrendelen
Wanneer deze functie geselecteerd is, knipperen de
richtingaanwijzers voor en achter wanneer u de por-
tieren vergrendelt of ontgrendelt via de afstandsbedie-
ning. Druk, om uw keuze te maken, op de schermtoets
Flash Lights with Lock. Druk vervolgens op de scherm-
toets met de pijl naar links.
38
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD