Page 169 of 218

20 40 60 80 100 120 140 160 180
●●●●
●●●●
●●●●
●●●
●●●
●●●
●●● ●●●●●●
●●
●
●
●
●●●●
●●●●
●●● ●●●●●●
●●●
●●● ●●●●●●
●●● ●●●●●●
168
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
×1000 km
Handrem controleren/afstellen
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren (Multijet-uitvoeringen)
Uitlaatgasemissie controleren (benzine-uitvoeringen)
Brandstoffilterelement vervangen (Multijet-uitvoeringen)
Luchtfilterelement vervangen (benzine-uitvoeringen)
Luchtfilterelement vervangen (dieseluitvoeringen) (❏)
Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem,
ruitensproeiers, accu, bediening Dual Function System enz.)
Conditie van distributieriem controleren (■)
Getande distributieriem vervangen (*) (■)
Getande distributieriem vervangen (uitvoeringen 1.6 Multijet) (*)
Aandrijfriem voor hulporganen vervangen
Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen)
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Motorolie en oliefilter vervangen (benzine-uitvoeringen)
Motorolie en oliefilter vervangen (Multijet-uitvoering met DPF) (**)
Motorolie en oliefilter vervangen (Multijet-uitvoering zonder DPF) (▲)
Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)
Pollenfilter vervangen (of in ieder geval elk jaar)
Controle van de laadstatus van de accu en eventuele oplading
(*) Of iedere 4 jaar als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt, zoals:
– langdurig gebruik in warme en koude klimaten;
– in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor;
– gebruik op zeer stoffige wegen of op wegen met veel zand en/of strooizout.
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers en gebruiksomstandigheden van de auto.
(**) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen bij een brandend waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel (zie het
hoofdstuk „Lampjes en berichten”) of in ieder geval om de 2 jaar.
(❏) Om de 30.000 km bij de 1.3 Multijet-uitvoeringen (■) Behalve uitvoeringen 1.3 Multijet en 1.6 Multijet. (▲) Om de 30.000 km
Als de auto vooral in stadsverkeer wordt gebruikt, moeten de motorolie en het motorfilter elke 12 maanden worden vervangen.
Page 170 of 218

169
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
JAARLIJKS
INSPECTIESCHEMA
Voor auto’s waarmee jaarlijks minder
dan 20.000 km wordt gereden (bij-
voorbeeld ongeveer 15.000 km) is er
een Jaarlijks Inspectieschema dat het
volgende omvat:
❒banden op conditie en slijtage
controleren en bandenspanning
eventueel herstellen (inclusief het
reservewiel);
❒werking verlichting (koplamp- en
achterlichtunits, richtingaanwij-
zers, waarschuwingsknipperlich-
ten, bagageruimte, interieur, waar-
schuwings-/controlelampjes enz.)
controleren;
❒werking ruitenwissers/-sproeiers
voor/achter controleren (sproeier-
monden afstellen/wisserbladen op
slijtage controleren);
❒remblokken voor (schijfremmen)
op conditie en slijtage controleren;
❒visueel de conditie controleren van:
motor, versnellingsbak, aandrijfas-
sen, uitlaat, brandstof- en remlei-
dingen, rubber delen (stofkappen,
hoezen enz.) en rubber slangen van
rem- en brandstofsysteem;❒vergrendelmechanismen van mo-
torkap en achterklep op vervui-
ling controleren en mechanismen
smeren;
❒acculading controleren;
❒conditie van aandrijfriemen voor
hulporganen visueel controleren;
❒vloeistofniveaus controleren en
eventueel bijvullen (motorkoelsys-
teem, remsysteem, ruitensproeiers,
accu enz.);
❒motorolie verversen;
❒motoroliefilter vervangen;
❒pollenfilter vervangen (voor be-
paalde uitvoeringen/markten).
AANVULLENDE
WERKZAAMHEDEN
Iedere 1.000 km of voor een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
❒niveau van de motorkoelvloeistof;
❒niveau van de remvloeistof;
❒niveau van de ruitensproeiervloei-
stof;
❒conditie en spanning van de ban-
den.
Iedere 3.000 km controleren en even-
tueel bijvullen: motorolieniveau.
Gebruik bij voorkeur producten van
PETRONAS LUBRICANTS omdat
die speciaal zijn afgestemd op de Lan-
cia-modellen (zie de „Vullingstabel”
in het hoofdstuk „Technische gege-
vens”).
BELANGRIJK – Motorolie
Als de auto overwegend onder zware
bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:
❒trekken van aanhangers of cara-
vans;
❒rijden op stoffige wegen;
❒veel korte ritten (minder dan
7–8 km) en bij buitentemperatu-
ren onder nul;
Page 171 of 218

170
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
❒veel langdurig stationair draaiende
motor of lange ritten bij lage snel-
heden (bijv. bij gebruik als taxi of
bij huis-aan-huis bezorging of als
de auto lang stilstaat);
❒moet de motorolie vaker worden
vervangen dan in het „Onder-
houdsschema” staat aangegeven.
BELANGRIJK – Luchtfilter
Als de auto over stoffige wegen rijdt,
moet het luchtfilter vaker worden ver-
vangen dan in het „Onderhouds-
schema” staat aangegeven. Raadpleeg
bij twijfel over de vervangingsinterval
van motorolie en luchtfilter in relatie
tot het gebruik van de auto het Lan-
cia Servicenetwerk.BELANGRIJK – Pollenfilter
Als de auto veel over stoffige wegen
rijdt of bij geconcentreerde luchtver-
vuiling, moet het pollenfilter vaker
worden vervangen; dit is vooral raad-
zaam als een beperking in de capaciteit
van de ventilatie wordt geconstateerd.
BELANGRIJK – Dieselfilter
Door het gebruik van dieselbrandstof
van een kwaliteit die niet overeen-
komt met de Europese specificatie
EN590, kan het noodzakelijk zijn het
brandstoffilter vaker te vervangen
dan in het „Onderhoudsschema” staat
aangegeven.BELANGRIJK – Accu
Wij raden u aan de acculading voor
het begin van de winter te controle-
ren, om de mogelijkheid van bevrie-
zing van het elektrolyt te voorkomen.
Voer deze controle vaker uit als de
auto overwegend voor korte trajecten
wordt gebruikt, of als accessoires zijn
gemonteerd die permanent, ook bij
uitgeschakeld contact, stroom ver-
bruiken. Dit geldt in het bijzonder
voor achteraf aangebrachte accessoi-
res. Controleer de acculading (elek-
trolyt) vaker dan is voorgeschreven in
het „Onderhoudsschema” in dit
hoofdstuk, als de auto wordt gebruikt
in warme klimaten of onder zeer
zware bedrijfsomstandigheden.
Vertrouw het onderhoud in
principe toe aan het Lancia
Servicenetwerk. Als u toch
zelf onderhoud of kleine re-
paraties verricht, controleer dan of
u over het juiste speciale gereedschap
en de noodzakelijke originele Lan-
cia-onderdelen en de voorgeschreven
bedrijfsvloeistoffen beschikt. Voer
niet zelf onderhoudswerkzaamheden
uit, als u daarmee geen ervaring
hebt.
Page 172 of 218
171
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
NIVEAUS
CONTROLEREN
L0D0411m
L0D0412m
fig. 1 –Uitvoering 1.4 8V(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
fig. 2 –Uitvoering 1.4 16V
Rook nooit tijdens werk-
zaamheden in de motor-
ruimte: er kunnen licht ontvlambare
gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
ATTENTIE
1 Koelvloeistof – 2 Motorolie – 3
Remvloeistof – 4 Accu – 5 Ruiten-
sproeiervloeistofLet er tijdens het bijvullen
op dat de vloeistoffen met
verschillende specificaties
niet gemengd worden: als
de specificaties van de vloeistoffen
verschillen, kan de auto ernstig be-
schadigd worden.
Page 173 of 218
172
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
1 Koelvloeistof – 2 Motorolie – 3
Remvloeistof – 4 Accu – 5 Ruiten-
sproeiervloeistof
L0D0413m
L0D0494m
fig. 3 – Uitvoering 1.3 Multijet
fig. 4 – Uitvoering 1.3 Multijet 95 pk
1 Koelvloeistof – 2 Motorolie – 3
Remvloeistof – 4 Accu – 5 Ruiten-
sproeiervloeistof
Page 174 of 218
173
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
3
12
45
L0D0488mfig. 5 – Uitvoering 1.6 Multijet
1 Koelvloeistof – 2 Motorolie – 3 Remvloeistof – 4 Accu – 5 Ruitensproeier-
vloeistof
fig. 6 –Uitvoering 1.48V(indien van toepassing)
L0D0258m
MOTOROLIE fig. 6-7-8-9-10
Motoroliepeil controleren
Controleer het oliepeil als de auto op
een vlakke ondergrond staat en enige
minuten (circa 5) na het uitzetten van
de motor.
Het oliepeil moet altijd tussen het
MIN- en MAX-merkteken op de olie-
peilstok staan. Het verschil tussen het
MIN- en MAX-merkteken komt over-
een met ongeveer 1 liter olie.
Page 175 of 218

174
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de mo-
torruimte extra voorzichtig als de
motor nog warm is: gevaar voor
verbranding. Onthoud dat bij een
warme motor de elektroventilateur
onverwacht kan inschakelen: kans
op verwonding. Pas op als u sjaals,
dassen of loszittende kledingstukken
draagt: deze kunnen door de bewe-
gende onderdelen worden gegrepen.
ATTENTIE
Afgetapte motorolie en ge-
bruikte oliefilters bevatten
stoffen die schadelijk zijn
voor het milieu. Het is
raadzaam om het verversen van de
olie en het vervangen van het olief-
ilter door het Lancia Servicenetwerk
te laten uitvoeren.
fig. 9 – Uitvoering 1.3 Multijet 95 pkL0D0495mfig. 8 – Uitvoering 1.3 MultijetL0D0209m
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal mo-
torolieverbruik van ongeveer 400 gram
per 1000 km.
De motor van een nieuwe auto moet
nog worden ingereden. Dit betekent
dat het motorolieverbruik pas na de
eerste 5000÷6000 km stabiliseert.
WAARSCHUWING Het motorolie-
verbruik hangt af van de rijstijl en de
gebruiksomstandigheden van de auto.
BELANGRIJK Vul nooit motorolie bij
met andere specificaties dan de olie
waarmee de motor is gevuld.
fig. 7 – Uitvoering 1.416VL0D0208m
Motorolie bijvullen
Als het olieniveau dicht bij of onder
hetMIN-merkteken staat, moet via de
olievulopening motorolie tot aan het
MAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-
merkteken overschrijden.
BELANGRIJK Als het motoroliepeil,
tijdens de periodieke controle, boven
hetMAX-niveau blijkt te staan, laat
dan het Lancia Servicenetwerk het
juiste niveau herstellen.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het
verversen van de olie, moet u de mo-
tor enige seconden laten draaien, ver-
volgens de motor uitzetten en na enige
minuten het oliepeil controleren.
Page 176 of 218

175
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
KOELVLOEISTOF fig. 11-12
Het niveau van de koelvloeistof moet
gecontroleerd worden bij een koude
motor en moet tussen het MIN- en
MAX-merkteken op het expansiere-
servoir staan.
Een te laag niveau bijvullen door een
mengsel van 50% gedemineraliseerd
water en PARAFLU
UPvan PETRO-
NAS LUBRICANTS, langzaam via de
vulopening van het expansiereservoir
te gieten.
Een mengsel van PA R A F L U
UPen ge-
demineraliseerd water in een meng-
verhouding van 50% beveiligt tot een
temperatuur van −35 °C.
BELANGRIJK Draai bij een warme
motor de dop van het expansiereser-
voir nooit los: gevaar voor verbranding.
fig. 11 – Uitvoering 1.4 8V(voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten) en 1.4 16V
L0D0210mfig. 12 – uitvoering 1.3 Multijet
en 1.6 MultijetL0D0211m
Bij extreem koude klimatologische
omstandigheden raden wij een meng-
sel aan van 60% PARAFLU
UPen
40% gedemineraliseerd water.
Het motorkoelsysteem is
gevuld met PARAFLUUP-
koelvloeistof. Als eventueel moet
worden bijgevuld, gebruik dan
vloeistof met dezelfde specificaties
als waarmee het motorkoelsysteem
is gevuld. PARAFLU
UP-koelvloei-
stof kan niet worden gemengd met
welke andere koelvloeistof dan ook.
Als dit toch gebeurt, mag de motor
absoluut niet worden gestart en
moet u zich tot het Lancia Service-
netwerk wenden.
ATTENTIE
Vervang de dop indien no-
dig alleen door een exem-
plaar van hetzelfde type, anders
kan de werking van het systeem in
gevaar worden gebracht.
ATTENTIE
fig. 10 – Uitvoering 1.6 MultijetL0D0489m