Page 73 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-32
2
3
4
5
67
8
9
ger dan een maand niet wordt ge-
bruikt, laad volledig bij en zet hem dan
weg op een koele en droge plek.
2. Als de accu langer dan twee maanden
wordt weggeborgen, moet deze min-
stens eenmaal per maand worden ge-
controleerd; laad de accu dan indien
nodig steeds volledig bij.
3. Laad de accu volledig bij alvorens te
installeren.
4. Controleer na installatie of de accuka-
bels correct zijn aangesloten op de ac-
cupolen.
LET OP:
DCA10630
Zorg dat de accu altijd geladen
blijft. Door een accu in ontladen
toestand weg te bergen kan perma-
nente accuschade ontstaan.
Om een permanent-dichte accu (on-
derhoudsvrij type) te laden, is een
speciale acculader (met constante
laadspanning) vereist. Bij gebruik
van een conventionele acculader
raakt de accu beschadigd. Wanneer
u niet beschikt over een speciale
acculader voor permanent-dichte
accu’s (onderhoudsvrij type), vraag
dan een Yamaha dealer uw accu op
te laden.
DAU23541
Zekeringen vervangen
De hoofdzekering bevindt zich achter pa-
neel D. (Zie pagina 6-7.)
Het zekeringenkastje met de zekeringen
voor afzonderlijke circuits bevindt zich ach-
ter paneel C. (Zie pagina 6-7.)Vervang een zekering als volgt als deze is
doorgebrand.
1. Draai de contactsleutel naar “OFF” en
schakel het betreffende elektrische cir-
cuit uit.
2. Verwijder de doorgebrande zekering
en breng een nieuwe zekering met de
voorgeschreven ampèrewaarde aan.
1. Hoofdzekering
2. Reservehoofdzekering
21
1. Zekering brandstofinjectiesysteem
2. Zekering radiatorkoelvin
3. Backup-zekering
4. Zekering ontstekingssysteem
5. Zekering signaleringssysteem
6. Koplampzekering
7. Reservezekering
7
123456
Page 74 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-33
1
2
3
4
5
6
7
8
9
LET OP:
DCA10640
Gebruik geen zekering met een hoger
ampèrage dan is voorgeschreven, om
ernstige schade aan het elektrisch sys-
teem en mogelijk brandgevaar te vermij-
den.
3. Draai de contactsleutel naar “ON” en
schakel het betreffende elektrische cir-
cuit in om te zien of de apparatuur
werkt.
4. Als een zekering direct opnieuw door-
brandt, vraag dan een Yamaha-dealer
het elektrisch systeem te controleren.
DAU45210
Koplampgloeilamp vervangen
De koplamp op dit model heeft een halo-
geen gloeilamp. Vervang de koplampgloei-
lamp als volgt als deze is doorgebrand.
1. Verwijder het koplamppaneel samen
met de koplampunit door de bouten te
verwijderen en het geheel omhoog te
trekken zoals afgebeeld.
2. Maak de koplampstekker los en ver-
wijder dan de gloeilampkap.3. Haak de gloeilamphouder los en ver-
wijder dan de defecte gloeilamp.
WAARSCHUWING
DWA10790
Koplampgloeilampen worden zeer heet. Voorgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering:
30.0 A
Zekering ontstekingssysteem:
7.5 A
Zekering signaleringssysteem:
10.0 A
Koplampzekering:
15.0 A
Zekering radiatorkoelvin:
7.5 A
Backup-zekering:
7.5 A
Zekering brandstofinjectiesysteem:
7.5 A
1. Bout
1
1
1. Koplampstekker
2. Gloeilampkap
1. Gloeilamphouder
1
2
1
Page 75 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-34
2
3
4
5
67
8
9
Houd daarom brandbare producten uit
de buurt van een koplampgloeilamp en
raak het lampglas niet aan zolang dit niet
is afgekoeld.
4. Breng een nieuwe koplampgloeilamp
aan en zet deze dan vast met de gloei-
lamphouder.
LET OP:
DCA10660
Raak het glas van de koplampgloeilamp
niet aan zodat dit vetvrij blijft, anders
kan de doorzichtigheid van het glas, de
lichtintensiteit en de levensduur nadelig
worden beïnvloed. Wrijf eventuele ver-
ontreinigingen en vingerafdrukken op
het gloeilampglas weg met een doekje
gedrenkt in alcohol of thinner.
5. Breng de gloeilampkap aan en sluitdan de koplampstekker aan.
6. Monteer het koplamppaneel (samen
met de koplampunit) door het geheel
in de oorspronkelijke positie te plaat-
sen en dan de bouten aan te brengen.
7. Vraag indien nodig een
Yamaha-dealer de koplamplichtbun-
del af te stellen.
DAU24181
Achterlicht/remlichtunit
Dit model is uitgerust met een LED-type
remlicht/achterlicht.
Als het remlicht/achterlicht niet gaat bran-
den, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
1. Raak het glas van de gloeilamp niet aan.
Page 76 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-35
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU24202
Gloeilamp in richtingaanwijzer
vervangen
1. Verwijder de lamplens van de richtin-
gaanwijzer door de schroeven te ver-
wijderen.
2. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te
draaien.3. Breng een nieuwe gloeilamp aan in de
fitting, druk de lamp aan en draai
rechtsom tot hij stuit.
4. Monteer de lamplens door de schroef
aan te brengen.
LET OP:
DCA11190
Zet de schroef niet overdreven strak
vast, anders kan de lamplens breken.
DAU24310
Gloeilamp in kentekenverlichting
vervangen
1. Verwijder de lampeenheid voor kente-
kenverlichting door de schroeven los
te draaien.
2. Verwijder de lampfitting (samen met
de gloeilamp) door deze naar buiten te
trekken.
1. Schroef
2. Lamplens richtingaanwijzer
1
2
1. Gloeilamp richtingaanwijzer
1
1. Schroef
1
Page 77 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-36
2
3
4
5
67
8
9
3. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze uit te trekken.
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting.
5. Breng de lampfitting aan (samen met
de gloeilamp) door deze vast te druk-
ken.
6. Monteer de lampeenheid voor kente-
kenverlichting door de schroeven aan
te brengen.
DAU45220
Vervangen van een
parkeerlichtgloeilamp
Vervang een parkeerlichtgloeilamp als volgt
als deze is doorgebrand.
1. Verwijder de koplampunit. (Zie
pagina 6-33.)
2. Verwijder de parkeerlichtlampfitting
(samen met de gloeilamp) door deze
uit te trekken.
3. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze uit te trekken.
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting.
5. Bevestig de parkeerlichtlampfitting
(samen met de gloeilamp) door deze
in te drukken.
6. Breng de koplampunit aan.
DAU24350
Ondersteunen van de motorfiets
Dit model is niet voorzien van een midden-
bok, neem daarom de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht bij het verwijderen van
het voor- en achterwiel of bij het uitvoeren
van ander onderhoud waarbij de motorfiets
rechtop moet staan. Controleer of de motor-
fiets stabiel en horizontaal staat alvorens
onderhoud te verrichten. Onder het motor-
blok kan een stevige houten kist gezet wor-
den voor extra stabiliteit.
Onderhoud aan het voorwiel
1. Stabiliseer de achterzijde van de mo-
torfiets met een motorstandaard of, als
geen andere standaard voorhanden
is, door een krik te plaatsen onder het
frame aan de voorzijde van het achter-
wiel.
2. Breng het voorwiel los van de grond
met gebruik van een motorfietsstan-
daard.
Verwijderen van het achterwiel
Breng het achterwiel los van de grond met
een motorfietsstandaard of, als deze niet
voorhanden is, door een krik te plaatsen on-
der beide zijden van het frame aan de voor-
zijde van het achterwiel, of onder beide
uiteinden van de achterbrug.
1. Kentekenverlichtingsunit
2. Gloeilampfitting kentekenverlichting
12
1. Fitting parkeerlichtgloeilamp
1
Page 78 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-37
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU24360
Voorwiel
DAU45160
Verwijderen van het voorwiel
WAARSCHUWING
DWA10820
Het is aan te bevelen om onderhoud
aan het wiel uit te laten voeren door
een Yamaha dealer.
Zorg dat de motorfiets veilig wordt
ondersteund, zodat hij niet kan om-
vallen.
1. Draai de klembouten en de wielas-
moer op de voorwielas los.2. Licht het voorwiel van de grond vol-
gens de werkwijze op pagina 6-36.
3. Verwijder de wielasmoer.
4. Trek de wielas uit en verwijder dan het
wiel.
LET OP:
DCA11070
Bekrachtig de rem niet terwijl het wiel
samen met de remschijf is verwijderd,
anders komen de remblokken tegen el-
kaar.
DAU45170
Aanbrengen van het voorwiel
1. Breng het wiel omhoog tussen de
vorkpoten.
OPMERKING:
Kijk of er voldoende afstand tussen de rem-
blokken is voordat de remklauw over de
remschijf wordt gemonteerd.
2. Steek de wielas naar binnen.
3. Breng de klembouten en de wielas-
moer op de wielas aan.
4. Laat het voorwiel zakken zodat dit op
de grond rust.
5. Draai de wielasmoer en de wielas-
klembouten vast met de voorgeschre-
ven aanhaalmomenten.
6. Duw het stuur enkele malen stevig op
en neer om te controleren of de voor-
vork correct werkt.
1. Klembout voorwielas
2. Wielasmoer
2
1
1. Klembout voorwielas
2. Wielas
1
2
Aanhaalmomenten:
Wielasmoer:
63 Nm (6.3 m·kgf, 45.6 ft·lbf)
Wielasklembout:
23 Nm (2.3 m·kgf, 16.6 ft·lbf)
Page 79 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-38
2
3
4
5
67
8
9
DAU25080
Achterwiel
DAU45180
Verwijderen van het achterwiel
WAARSCHUWING
DWA10820
Het is aan te bevelen om onderhoud
aan het wiel uit te laten voeren door
een Yamaha dealer.
Zorg dat de motorfiets veilig wordt
ondersteund, zodat hij niet kan om-
vallen.
1. Draai de wielasmoer los.
2. Licht het achterwiel van de grond vol-
gens de werkwijze op pagina 6-36.
3. Verwijder de wielasmoer en onderle-
gring.
4. Draai de borgmoer los en draai de stel-
bout voor kettingspanning los aan bei-
de zijden van de achterbrug.5. Ondersteun de remklauw en trek dan
de wielas uit.6. Druk het wiel naar voren en haal dan
de aandrijfketting van het achtertand-
wiel.
OPMERKING:
De aandrijfketting hoeft niet te worden ge-
demonteerd om het achterwiel te verwijde-
ren en aan te brengen.
7. Verwijder het wiel.
LET OP:
DCA11070
Bekrachtig de rem niet terwijl het wiel
samen met de remschijf is verwijderd,
anders komen de remblokken tegen el-
kaar.
DAU45190
Aanbrengen van het achterwiel
1. Monteer het wiel en de remklauwsteun
door de wielas vanaf de linkerzijde in
te steken.
OPMERKING:
Controleer of de aanslag op de rem-
klauwsteun in de sleuf in de achter-
brug valt.
Kijk of er voldoende afstand tussen de
remblokken is voordat u het wiel aan-
brengt.
1. Wielasmoer
2. Ring
3. Stelbout spanning aandrijfketting
4. Borgmoer
5. Remklauw
1. Wielas
1
34
2
51
Page 80 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-39
1
2
3
4
5
6
7
8
9
2. Breng de aandrijfketting aan op het
achtertandwiel.
3. Breng de onderlegring en de wielas-
moer aan en laat dan het achterwiel
zakken zodat dit op de grond rust.
4. Stel de spanning van de aandrijfket-
ting af. (Zie pagina 6-25.)
5. Draai de wielasmoer vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
DAU25870
Problemen oplossen
Yamaha motorfietsen ondergaan een gron-
dige inspectie voordat ze vanaf de fabriek
op transport gaan, maar tijdens gebruik
kunnen toch storingen optreden. Proble-
men in de brandstof-, compressie- of ont-
stekingssystemen kunnen bijvoorbeeld de
oorzaak zijn van slecht starten of een afna-
me in motorvermogen.
In de volgende storingzoekschema’s is een
snelle en gemakkelijke werkwijze weerge-
geven om deze vitale systemen zelf te kun-
nen controleren. Ga met uw motorfiets
echter wel naar een Yamaha dealer als re-
paraties nodig zijn, hier zijn vakkundige
monteurs aanwezig die beschikken over
het benodigde gereedschap en de ervaring
en vakkennis om het nodige onderhoud aan
de machine correct te verrichten.
Gebruik uitsluitend originele Yamaha ver-
vangingsonderdelen. Niet-originele onder-
delen lijken misschien op Yamaha
onderdelen maar zijn toch vaak van minde-
re kwaliteit en hebben een kortere levens-
duur, zodat dan later mogelijk toch dure
reparaties nodig zijn.
1. Remklauwsteun
2. Borging
3. Sleuf
Aanhaalmoment:
Wielasmoer:
125 Nm (12.5 m·kgf, 90.4 ft·lbf)
1
2
3