FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
2
34
5
6
7
8
9
wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid en de startknop wordt ingedrukt. Er
is dan echter geen sprake van een storing.
DAU45272
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12311
Zorg dat de machine stilstaat, voordat u
wijzigingen in de instellingen van het
multifunctionele display gaat aanbren-
gen.
OPMERKING:
Het multifunctioneel display kan in de
basismodus of in de meetmodus gezet
worden.
Ritteller A wordt automatisch terugge-
steld op nul bij het wisselen van de ba-
sismodus naar de meetmodus of
omgekeerd.
Basismodus:
een snelheidsmeter (die de actuele rij-
snelheid aangeeft)
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)
1. “RESET”-toets
2. “SELECT 1”-toets
3. “SELECT 2”-toets
4. Klok/stopwatch
5. Snelheidsmeter
6. Kilometerteller/ritteller/ritteller
brandstofreserve
1
23
4
5
6
1. Lampje stopwatch “ ”
2. Lampje ritteller A “ ”/ritteller voor
afstandscompensatie “ ”
3. Lampje ritteller B “ ”
1
3
2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brand-
stofreserve aanging)
een klok
een voorziening voor zelfdiagnose
Meetmodus:
een snelheidsmeter (die de actuele rij-
snelheid aangeeft)
een ritteller voor afstandscompensatie
(die de afgelegde afstand aangeeft
sinds het terugstellen op nul, en die
gekalibreerd kan worden om nauw-
keuriger rittellerwaarden te verkrijgen)
een stopwatch (die de tijd aangeeft die
verstreken is sinds de stopwatch ge-
start werd)
een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKING:
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de toetsen
“SELECT 1”, “SELECT 2” en “RESET”
gebruikt.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, verschijnen alle segmenten op
het multifunctionele display en verdwij-nen dan weer om het elektrisch circuit
te testen.
Alleen voor Groot-Brittannië: Om te
wisselen tussen de kilometer- en mij-
lenweergave van de snelheidsmeter
en de kilometerteller/rittellers zet u het
contactslot op “ON” en drukt u de toets
“SELECT 2” in totdat de weergave ver-
andert.
Basismodus
Kilometerteller- en rittellermodus
Door het indrukken van de toets “SELECT 2”
wisselt de weergave tussen de kilometertel-
lermodus en de rittellermodi A en B in onder-
staande volgorde:
kilometerteller
→
ritteller A
→
ritteller B
→
kilometerteller
OPMERKING:
Als u ritteller A selecteert, gaat controle-
lampje “ ” branden, en als u ritteller B se-
lecteert, gaat controlelampje “ ” branden.
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
1. Lampje ritteller A “ ”
1. Lampje ritteller B “ ”
11
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
2
34
5
6
7
8
9
veau gaat branden (zie pagina 3-2), wisselt
de weergave automatisch naar de brand-
stofreserve-ritteller “F” en wordt de afgeleg-
de afstand vanaf dat punt aangegeven. In
dit geval wordt door het indrukken van de
toets “SELECT 2” in de onderstaande volg-
orde gewisseld tussen de diverse weerga-
ven van rittellers en kilometerteller:
brandstofreserve-ritteller “F”
→
kilometer-
teller
→
ritteller A
→
ritteller B
→
brand-
stofreserve-ritteller “F”
OPMERKING:
Het waarschuwingslampje brandstofreser-
ve is mogelijk niet nauwkeurig tijdens
off-roadritten, omdat het gemeten brand-
stofniveau varieert met de bewegingen en
hellingshoeken van het voertuig.
Als het waarschuwingslampje brandstofre-
serve gaat branden terwijl u in de meetmo-
dus rijdt, wissel dan naar basismodus en
druk op de toets “SELECT 2” om de brand-
stofreserve-ritteller te laten weergeven.
OPMERKING:
Om van de meetmodus naar de basismo-
dus te wisselen dienen de stopwatch en de
ritteller voor afstandscompensatie stopge-
zet te worden.Om een ritteller op nul terug te stellen, selec-
teert u deze door op de toets “SELECT 2” te
drukken en dan de toets “RESET” minstens
1 seconde lang ingedrukt te houden. Wan-
neer u de brandstofreserve-ritteller niet zelf
met de hand op nul terugstelt, wordt deze
automatisch teruggesteld zodra na het tan-
ken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt de
vorige weergavemodus weer.
Klok
Draai de sleutel naar “ON”.OPMERKING:
Bij het op tijd zetten van de klok verhoogt u
de cijfers door op toets “SELECT 1” te druk-
ken en verlaagt u de cijfers door op toets
“SELECT 2” te drukken. Door deze toetsen
ingedrukt te houden verhoogt of verlaagt ude cijfers doorlopend, totdat u de toets los-
laat.
Om de klok op tijd te zetten
1. Houd de toets “SELECT 1” minstens
twee seconden ingedrukt.
2. Druk zodra de urenaanduiding begint
te knipperen op één van de selectie-
toetsen om de uren in te stellen.
3. Als u op de toets “RESET” drukt, gaat
de minutenaanduiding knipperen.
4. Druk op één van de selectietoetsen
om de minuten in te stellen.
5. Als u op de toets “RESET” drukt, gaat
de secondenaanduiding knipperen.
6. Druk op één van de selectietoetsen
om de seconden op nul te stellen.
7. Houd de toets “RESET” minstens
twee seconden ingedrukt, en laat hem
daarna los om de klok te starten.OPMERKING:
Als u niet binnen 30 seconden op de toets
“RESET” drukt, wordt de klok niet op tijd ge-
zet en keert hij terug naar de vorige tijd.
Wisselen van de basismodus naar de
meetmodus
Selecteer de kilometerteller en houd de
toetsen “SELECT 1” en “SELECT 2” min-
1. Ritteller brandstofreserve “F”
1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
stens twee seconden lang gelijktijdig inge-
drukt om te wisselen naar de meetmodus.
Wisselen van de meetmodus naar de
basismodus
OPMERKING:
De stopwatch moet stopgezet worden voor
het wisselen naar de basismodus.
1. Controleer of de stopwatch niet loopt.
Als de stopwatch loopt, zet hem dan
stop door de toetsen “SELECT 1” en
“SELECT 2” gelijktijdig in te drukken.
2. Houd de toetsen “SELECT 1” en
“SELECT 2” minstens twee seconden
lang gelijktijdig ingedrukt om te wisse-
len naar de basismodus.
Meetmodus (voor de stopwatch)
Wanneer de meetmodus geselecteerd is,
wordt de stopwatch weergegeven en kan
deze handmatig of automatisch gestart
worden.
Handmatig starten
Handmatig starten is de standaardinstelling
van de stopwatch. Lampje “ ” van de
stopwatch en lampje “ ” van de ritteller
voor afstandscompensatie gaan knipperen.1. Druk op de toets “RESET” om de stop-
watch te starten.
2. Druk gelijktijdig op de toetsen
“SELECT 1” en “SELECT 2” om de
stopwatch stop te zetten.
3. Om de stopwatch te laten doorlopen,
drukt u gelijktijdig op de toetsen
“SELECT 1” en “SELECT 2”.
Om de stopwatch op nul terug te stel-
len, zie “De ritteller voor afstandscom-
pensatie of de ritteller voor
afstandscompensatie samen met de
stopwatch terugstellen op nul” op pagi-
na 3-7.
OPMERKING:
De stopwatch loopt door als u het voertuig
stopt. Herhaal de stappen 2 en 3 om de
stopwatch stop te zetten of te laten doorlo-
pen.Automatisch starten
1. Houd de toets “SELECT 1” minstens
twee seconden lang ingedrukt om au-
tomatisch starten in te stellen.OPMERKING:
Wanneer de stopwatch op automatisch
starten ingesteld is, dan gaan lampje “ ”
van de stopwatch en lampje “ ” van de rit-
teller voor afstandscompensatie knipperen
en bewegen de cijfers op het display van
links naar rechts.
2. Zodra het voertuig in beweging komt,
begint de stopwatch te lopen.
3. Druk gelijktijdig op de toetsen
“SELECT 1” en “SELECT 2” om de
stopwatch stop te zetten.
4. Om de stopwatch te laten doorlopen,
drukt u opnieuw gelijktijdig op de toet-
sen “SELECT 1” en “SELECT 2”.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU12347
Stuurschakelaars
LinksRechts
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12710
Startknop “”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien.
LET OP:
DCA10050
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voor-
dat u de motor start.
DAU41700
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
1. Dimlichtschakelaar “ / ”
2. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
3. Claxonschakelaar “ ”
1
2
3
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
1
2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-19
2
34
5
6
7
8
9
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. Controleer of de noodstopschakelaar aanstaat.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
10. Beweeg de zijstandaard omhoog.
11. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
12. Druk op de startknop.
Start de motor?
Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt.De vrijstandschakelaar is mogelijk defect.
De motorfiets mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
De sperschakelaar van de zijstandaard is
mogelijk defect.
De motorfiets mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
De sperschakelaar van de koppelingshendel is
mogelijk defect.
De motorfiets mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
JA NEE JA NEE JA NEE
5-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU15950
WAARSCHUWING
DWA10270
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties en
hun werking voordat u gaat rijden.
Informeer bij een Yamaha dealer als
u de werking van een schakelaar of
functie niet volkomen begrijpt.
Start de motor nooit in een afgeslo-
ten ruimte en laat deze hierin ook
niet lange tijd aaneen draaien. Uit-
laatgassen zijn giftig en het inade-
men ervan kan al binnen korte tijd
leiden tot bewusteloosheid en do-
delijk letsel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.
Controleer of de zijstandaard is in-
getrokken alvorens weg te rijden.
Als de zijstandaard niet behoorlijk
is ingetrokken, kan deze de grond
raken en zo de motorrijder afleiden,
waardoor u de macht over het stuur
verliest.
DAU45310
OPMERKING:
Dit model is uitgerust met een hellingshoek-
sensor, waarbij de motor afslaat bij kante-
ling. Om de motor na een kanteling weer te
starten zet u het contactslot eerst op “OFF”
en daarna op “ON”. Als u dat niet doet zal
de motor niet starten, ondanks dat de motor
wordt aangezwengeld als u op de startknop
drukt.
DAU45120
Starten van de motor
Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
WAARSCHUWING
DWA10290
Controleer voor het starten van de
motor de werking van het startsper-
systeem en volg daarbij de werkwij-
ze beschreven op pagina 3-18.
Ga nooit rijden terwijl de zijstan-
daard omlaag staat.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
LET OP:
DCA16130
De volgende waarschuwingslampjes
moeten enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Waarschuwingslampje brandstof-
niveau
Waarschuwingslampje koelvloei-
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-41
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWA10400
Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en
stoom kan naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
Breng na verwijderen van de borgbout voor de radiatorvuldop een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de ra-
diatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk de
dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze linksom en verwijder de dop.
OPMERKING:
Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.