Page 193 of 282

192
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
45 90 135 180 225
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●
●
●
●●●●●
●●
●●●●●
x 1000 km
Brandstoffilter vervangen
Luchtfilterelement vervangen (▼)
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen
(motorkoelsysteem - remsysteem - stuurbekrachtiging - ruitensproeiers - enz.)
Distributieriem controleren (uitvoeringen 120 - 130 Multijet)
Aandrijfriem voor hulporganen vervangen
Distributieriem vervangen (uitvoeringen 120 - 130 Multijet) (*)
Motormanagementsysteem controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 24 maanden)
(*) Of iedere 4 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende
motor, stoffige omgeving of op wegen met zand en/of strooizout). Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde
kilometers
(▼)Als de auto is uitgerust met een speciaal luchtfilter voor stoffige omgeving:
- iedere 20.000 km filter controleren en reinigen;
- iedere 40.000 km filter vervangen.
Page 194 of 282

193
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
40 80 120 160 200
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
ONDERHOUDSSCHEMA (100 Multijet)
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren, bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,
waarschuwingknipperlichten, laadruimte, waarschuwings-/controlelampjes
enz.) controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en eventueel
sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken op conditie en slijtage controleren en
werking van remblokslijtagesensor voor en achter controleren
Visueel de conditie controleren van:
Buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en
remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) en rubber slangen
van rem- en brandstofsysteem
Conditie van diverse aandrijfriemen voor hulporganen visueel controleren
Slag van handrem controleren en eventueel afstellen
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
Vergrendelmechanismen op vervuiling controleren en mechanismen smeren
Motorolie en oliefilter vervangen
Brandstoffilter vervangen
Page 195 of 282

40 80 120 160 200
●●●●●
●●●●●
●
●●●●●
●●
●●●●●
194
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
x 1000 km
Luchtfilterelement vervangen (▼)
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen
(motorkoelsysteem - remsysteem - stuurbekrachtiging - ruitensproeiers - enz.)
Aandrijfriem voor hulporganen vervangen
Motormanagementsysteem controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 24 maanden)
Als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:
❒trekken van aanhangers of caravans;❒rijden op stoffige wegen;❒veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij buitentemperaturen onder nul;❒veel langdurig stationair draaiende motor of lange ritten bij lage snelheden (bijv. bij huis-aan-huis bezorging) of als de auto
lang stilstaat;
❒in de stad;
moeten de onderhoudsbeurten iedere 30.000 km worden uitgevoerd
(▼)Als de auto is uitgerust met een speciaal luchtfilter voor stoffige omgeving:
- iedere 20.000 km filter controleren en reinigen;
- iedere 40.000 km filter vervangen.
Page 196 of 282

195
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ZWAAR GEBRUIK VAN
DE AUTO
Als de auto overwegend onder zware
bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:
❒trekken van aanhangers of caravans;
❒rijden op stoffige wegen;
❒veel korte ritten (minder dan 7-8
km) en bij buitentemperaturen
onder nul;
❒veel langdurig stationair draaiende
motor of lange ritten bij lage snel-
heden (bijv. bij huis-aan-huis bezor-
ging) of als de auto lang stilstaat;
❒in de stad; is het noodzakelijk de vol-
gende controles vaker uit te voeren,
dan in het Onderhoudsschema staat
aangegeven:
❒remblokken voor (schijfremmen) op
conditie en slijtage controleren;
❒vergrendelmechanismen van motor-
kap en laadruimte op vervuiling con-
troleren en mechanismen smeren;
❒visueel de conditie controleren van:
motor, versnellingsbak, aandrijf-
assen, uitlaat, brandstof- en remlei-
dingen, rubber delen (stofkappen,
hoezen enz.) en rubber slangen van
rem- en brandstofsysteem;
❒acculading en niveau van het elek-
trolyt in de accu controleren;
❒conditie van diverse aandrijfriemen
voor hulporganen visueel controleren;
❒pollenfilter controleren en eventu-
eel vervangen;
❒luchtfilter controleren en eventueel
vervangen.
PERIODIEKE
CONTROLES
Iedere 1.000 km of voor een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
❒niveau van de motorkoelvloeistof;
❒niveau van de remvloeistof;
❒niveau van de ruitensproeiervloei -
stof;
❒conditie en spanning van de banden;
❒werking verlichting (koplamp-/ach-
terlichtunits, richtingaanwijzers,
waarschuwingsknipperlichten enz.);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor en
achter.
Iedere 1.000 km controleren en eventu-
eel bijvullen: motoroliepeil.
Gebruik bij voorkeur producten van FL
Seleniaomdat die speciaal zijn afge-
stemd op de Fiat-modellen (zie de
“Vullingstabel” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”).
Page 197 of 282
196
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
NIVEAUS CONTROLE-
REN
fig. 1 - Uitvoeringen 100 Multijet
fig. 2 - Uitvoeringen 120 Multijet - 130 Multijet
Rook nooit tijdens werk-
zaamheden in de motor-
ruimte: er kunnen licht ontvlambare
gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
ATTENTIE
Belangrijk; tijdens het bijvul-
len mogen de vloeistoffen
met verschillende specifica-
ties niet gemengd worden: als
de specificaties van de vloeistoffen
verschillen, kan de auto ernstig
beschadigd worden.
1.Motorkoelvloeistof
2.Olie van stuurbekrachtiging
3.Ruitensproeiervloeistof
4.Remvloeistof
5.Motorolie.
F0N0099m
F0N0100m
Page 198 of 282
Belangrijk; tijdens het bijvul-
len mogen de vloeistoffen
met verschillende specifica-
ties niet gemengd worden:
als de specificaties van de vloeistof-
fen verschillen, kan de auto ernstig
beschadigd worden.
197
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
fig. 3 - Uitvoeringen 160 MultijetF0N0210m
1.Motorkoelvloeistof
2.Olie van stuurbekrachtiging
3.Ruitensproeiervloeistof
4.Remvloeistof
5.Motorolie.
Rook nooit tijdens werk-
zaamheden in de motor-
ruimte: er kunnen licht ontvlambare
gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
ATTENTIE
Page 199 of 282

MOTOROLIEVERBRUIK
Als richtlijn geldt een maximaal motorolie-
verbruik van ongeveer 400 gram per 1000
km.
De motor van een nieuwe auto moet nog
worden ingereden. Dit betekent dat het
motorolieverbruik pas na de eerste 5.000
÷ 6.000 km stabiliseert.
BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de gebruiksom-
standigheden van de auto. MOTOROLIE fig. 4-5-6
Controleer het oliepeil als de auto op
een vlakke ondergrond staat en enige
minuten (circa 5) na het uitzetten van de
motor.
Het oliepeil moet altijd tussen het MIN-
en MAX-merkteken op de oliepeilstok
Bstaan.
Het verschil tussen het MIN- en MAX-
merkteken komt overeen met ongeveer
1 liter olie.
Als het olieniveau dicht bij of onder het
MIN-merkteken staat, moet via de olie-
vulopening Amotorolie tot aan het
MAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-
merkteken overschrijden.
fig. 4 - Uitvoeringen 100 MultijetF0N0101mfig. 5 - Uitvoeringen 120 - 130 Multijet
fig. 6 - Uitvoeringen 160 MultijetF0N0102m
F0N0211m
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de
motorruimte extra voorzichtig als
de motor nog warm is: gevaar voor
verbranding. Onthoud dat bij een
warme motor de elektroventilateur
onverwacht kan inschakelen: kans
op verwonding. Pas op als u sjaals,
dassen of loszittende kledingstukken
draagt: deze kunnen door de bewe-
gende onderdelen worden gegrepen.
ATTENTIE
Vul nooit olie bij met andere
specificaties dan de olie
waarmee de motor is gevuld.
Afgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter
bevatten stoffen die schade-
lijk zijn voor het milieu. Het
is raadzaam om het verversen van de
olie en het vervangen van het oliefil-
ter door de Fiat-dealer te laten uit-
voeren. De dealer beschikt over de
uitrusting voor het op milieuvriende-
lijke wijze en conform de wettelijke
bepalingen verwerken van afgewerk-
te olie en oliefilters.
198
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
BELANGRIJK Na het bijvullen of het ver-
versen van de olie, moet u de motor enige
seconden laten draaien, vervolgens de
motor uitzetten en na enige minuten het
oliepeil controleren.
Page 200 of 282

199
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
KOELVLOEISTOF fig. 7
Het niveau van de koelvloeistof moet
gecontroleerd worden bij een koude
motor en moet tussen het MIN- en
MAX-merkteken op het expansiereser-
voir staan.
Een te laag niveau bijvullen door een
mengsel van gedemineraliseerd water en
50% PARAFLU UPvan FL Selenia
langzaam via de vulopening Avan het
expansiereservoir te gieten, totdat het
niveau dicht bij het MAX-merkteken
staat.
Een mengsel van PARAFLU UPen
gedemineraliseerd water in een meng-
verhouding van 50% beveiligt tot een
temperatuur van -35°C.
Onder extreem koude klimatologische
omstandigheden raden wij een mengsel
aan van 60% PARAFLU UPen 40%
gedemineraliseerd water.
fig. 7F0N0103m
Het motorkoelsysteem
gebruikt PARAFLU UP-koel-
vloeistof. Gebruik voor het
eventueel bijvullen vloeistof
met dezelfde specificaties als waar-
mee het motorkoelsysteem is gevuld.
PARAFLU UP-koelvloeistof kan niet
worden gemengd met welke andere
koelvloeistof dan ook. Als dit toch
gebeurt, mag de motor absoluut niet
worden gestart en moet u zich tot de
Fiat-dealer wenden.
Het koelsysteem staat
onder druk. Vervang de dop
zo nodig alleen door een exemplaar
van hetzelfde type, anders kan de
werking van het systeem in gevaar
worden gebracht. Draai bij een
warme motor de dop van het
expansiereservoir nooit los: gevaar
voor verbranding.
ATTENTIE