Page 185 of 282
184
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Brandstofpomp F21 15
Elektronische inspuiting (primaire componenten) F22 20
Magneetkleppen van ABS F23 30
Automatische versnellingsbak 8 (+ via contactslot) F24 15
MistlampenF30 15
Zekeringenkast (optional) op rechter middenstijl
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
AfwezigF54 –
Stoelverwarming F55 15
Stekkerdoos passagiers achter F56 15
Extra verwarming onder stoel F57 10
Contourverlichting F58 10
Automatische niveauregeling (+accu) F59 7,5
AfwezigF60 –
AfwezigF61 –
AfwezigF62 –
Bediening extra verwarming passagiers F63 10
AfwezigF64 –
Aanjager extra verwarming passagiers F65 30
Page 186 of 282

185
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor het
opladen van de accu dient slechts ter in-
formatie. Wendt u bij voorkeur tot een
Fiat-dealer om deze werkzaamheden uit
te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam en met
een lage stroomsterkte (ampère) gedu-
rende ca. 24 uur op te laden. Als u de ac-
cu snel oplaadt met een hoge stroom-
sterkte, kan de accu worden beschadigd.
Ga voor het opladen als volgt te werk:
❒maak de klem van de minpool van de
accu los;
❒sluit de kabels van het laadapparaat aan
op de accupolen; let hierbij op de po-
lariteit;
❒schakel de acculader in;
❒aan het einde van het opladen: schakel
eerst de acculader uit en koppel dan
de accu los;
❒sluit de minklem weer aan op de accu.
De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Vermijd het
contact met de huid en de ogen. Het
opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed geventileer-
de ruimte, ver verwijderd van open
vuur en vonkvormende apparaten:
brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE
Probeer een bevroren accu
niet op te laden: eerst moet
de accu ontdooid worden, anders
loopt u het risico dat de accu ont-
ploft. Als de accu bevroren is geweest,
moet door deskundig personeel wor-
den gecontroleerd of de cellen niet
beschadigd zijn en of de bak geen
scheuren vertoont, waardoor de gif-
tige en corrosieve vloeistof kan weg-
lekken.
ATTENTIE
Page 187 of 282

186
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
fig. 45F0N0340m
OPKRIKKEN VAN
DE AUTO
Als de auto opgekrikt moet worden, moet
u zich tot de Fiat-dealer wenden. Deze be-
schikt over een garagekrik of hefbrug.
De auto mag uitsluitend worden opgekrikt
door de hefarm van de garagekrik of de
hefbrug te plaatsen, zoals in de figuur is af-
gebeeld.
SLEPEN VAN DE AUTO
De auto is uitgerust met twee sleepogen.
Houd er bij het slepen reke-
ning mee dat de rem- en
stuurbekrachtiging niet werken als de
motor niet draait, waardoor meer
kracht nodig is voor de bediening van
het rempedaal en het stuur. Gebruik
voor het slepen geen elastische kabels
en rijd zo gelijkmatig mogelijk. Con-
troleer tijdens het slepen of de sleep-
kabel geen carrosseriedelen kan be-
schadigen. Houdt u bij het slepen van
een auto aan de wettelijke voorschrif-
ten. Dit geldt zowel voor het slepen
zelf als voor het gedrag naar andere
weggebruikers.
ATTENTIE
Page 188 of 282

187
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
fig. 46F0N0134m
Start de motor niet tijdens
het slepen van de auto.
ATTENTIE
Schakel voordat de auto ge-
sleept wordt, het stuurslot uit
(zie de paragraaf “Start-/contactslot”
in het hoofdstuk “Dashboard en be-
diening”). Houd er tijdens het slepen
rekening mee dat de rem- en stuurbe-
krachtiging niet werken als de motor
niet draait, waardoor meer kracht no-
dig is voor de bediening van het rem-
pedaal en het stuur. Gebruik voor het
slepen geen elastische kabels en rijd zo
gelijkmatig mogelijk. Controleer tij-
dens het slepen of de sleepkabel geen
carrosseriedelen kan beschadigen.
Houdt u bij het slepen van een auto
aan de wettelijke voorschriften. Dit
geldt zowel voor het slepen zelf als
voor het gedrag naar andere wegge-
bruikers.
ATTENTIE
fig. 47F0N0135m
fig. 48F0N0136m
Het sleepoog voor bevindt zich in de ge-
reedschapset in het vak onder de passa-
giersstoel.
Ga voor het gebruik als volgt te werk:
❒Open de klep Aen verwijder deze zo-
als aangegeven in fig. 46;
❒draai de vergrendelknop Blinksom en
verwijder deze fig. 46 zodat het vak
kan openschuiven fig. 47;
Page 189 of 282
188
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
fig. 49F0N0117m
❒pak de schroevendraaier uit de ge-
reedschapset en verwijder hiermee de
dop C-fig. 48op het aangegeven punt;
❒pak het sleepoog Duit de gereed-
schapset en draai het op de schroef-
draadpen fig. 48.
Het sleepoog achter B-fig. 49bevindt zich
op het in de afbeelding aangegeven punt.
Page 190 of 282

189
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ......................... 190
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ..... 191
PERIODIEKE CONTROLES ............................................. 195
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO............................... 195
NIVEAUS CONTROLEREN ............................................. 196
LUCHTFILTER ..................................................................... 202
POLLENFILTER .................................................................... 202
ACCU ..................................................................................... 202
WIELEN EN BANDEN ...................................................... 205
RUBBER SLANGEN ............................................................ 206
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ..................... 206
CARROSSERIE ..................................................................... 208
INTERIEUR ............................................................................ 210
O O O O
N N N N
D D D D
E E E E
R R R R
H H H H
O O O O
U U U U
D D D D
E E E E
N N N N
Z Z Z Z
O O O O
R R R R
G G G G
Page 191 of 282

BELANGRIJK De servicebeurten van het
Geprogrammeerd Onderhoud zijn door
de fabrikant voorgeschreven. Het niet
uitvoeren van deze servicebeurten kan
het vervallen van de garantie tot gevolg
hebben.
De werkzaamheden van het Gepro-
grammeerd Onderhoud kunnen door
alle Fiat-dealers tegen vaste tarieftijden
worden uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tij-
dens het uitvoeren van de diverse
inspecties en controles van het gepro-
grammeerd onderhoud, worden uitslui-
tend na toestemming van de klant uitge-
voerd.BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele
kleine defecten onmiddellijk door de
Fiat-dealer te laten verhelpen en daar-
mee niet te wachten tot de volgende
servicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor
het trekken van aanhangers, moeten er
kortere intervallen worden aangehou-
den voor de werkzaamheden van het
geprogrammeerd onderhoud.GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende
factor voor een lange levensduur, de
beste prestaties en een zo zuinig moge-
lijk gebruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Fiat een reeks
controle- en onderhoudsbeurten
samengesteld die, afhankelijk van de
motoruitvoering, iedere 40.000/45.000
km moeten worden uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogram-
meerd onderhoud niet volledig toerei-
kend is om de auto in optimale staat te
houden: zowel in de beginperiode voor
de servicebeurt bij 40.000/45.000 kilo-
meter als daarna, tussen twee service-
beurten in, moet regelmatig wat aan-
dacht aan de auto worden geschonken.
Controleer bijvoorbeeld regelmatig de
bandenspanning en de vloeistofniveaus
en vul deze laatste zo nodig bij.
190
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Page 192 of 282

191
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
45 90 135 180 225
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
ONDERHOUDSSCHEMA
(120 Multijet - 130 Multijet - 160 Multijet)
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren, bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers, waar-
schuwingsknipperlichten, laadruimte, waarschuwings-/controlelampjes enz.)
controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en eventueel
sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken op conditie en slijtage controleren en
werking van remblokslijtagesensor voor en achter controleren
Visueel de conditie controleren van:
Buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en
remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) en rubber slangen
van rem- en brandstofsysteem
Conditie en spanning van diverse aandrijfriemen voor hulporganen visueel
controleren (behalve uitvoeringen met automatische riemspanners)
Slag van handrem controleren en eventueel afstellen
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
Vergrendelmechanismen op vervuiling controleren en mechanismen smeren
Motorolie en oliefilter vervangen