Page 137 of 282

136
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDENAls de handrem is aangetrokken en de
contactsleutel in stand MARstaat, gaat op
het instrumentenpaneel het waarschu-
wingslampje
xbranden. Handrem uit-
schakelen:
❒trek de hendel iets omhoog en druk
op de ontgrendelknop A;
❒houd de knop Aingedrukt en en laat
de hendel zakken. Het lampje xop
het instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachtse bewegingen van de au-
to te voorkomen, moet bij het bedienen
van de handrem het rempedaal worden in-
getrapt.
BELANGRIJK Trek de handrem alleen aan
als de auto stilstaat. Als de auto in bewe-
ging is, mag de handrem alleen worden
aangetrokken bij een storing in het hy-
draulische systeem. Als de handrem in het
uitzonderlijke geval bij een rijdende auto
moet worden aangetrokken, is het raad-
zaam de handrem voorzichtig aan te trek-
ken om te voorkomen dat de achterwie-
len blokkeren en de auto gaat slippen.
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❒zet de motor uit en trek de handrem
aan;
❒schakel een versnelling in (de 1e als
de weg omhoog loopt, de achteruit
als de weg omlaag loopt) en zet de
voorwielen iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat,
blokkeer de wielen dan met stenen of
wiggen. Laat de contactsleutel nooit in
het contactslot zitten omdat hierdoor
de accu ontlaadt. Neem bovendien de
sleutel altijd uit het contactslot als u de
auto verlaat.
HANDREM fig. 1
De handrem is aan de linkerzijde van de
bestuurdersstoel geplaatst. Om de hand-
rem in te schakelen, moet u de hendel
omhoog trekken zodat de auto blokkeert.
Op een vlakke ondergrond hoort de auto
geblokkeerd te zijn als de handrem vier of
vijf tanden is aangetrokken. Op sterke hel-
lingen en bij een beladen auto moet de
handrem negen of tien tanden worden
aangetrokken.
BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laat
dan de Fiat-dealer de handrem afstellen.
Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto. Neem de
sleutel altijd uit het contactslot als u
de auto verlaat en neem de sleutel
mee.
ATTENTIE
fig. 1F0N0073m
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen, moet
u het koppelingspedaal geheel intrappen
en vervolgens de versnellingspook in de
gewenste stand plaatsen (het schakel-
schema staat op de knop van de pook
fig. 2).
Voor het inschakelen van de 6
eversnelling
(indien aanwezig) moet de pook naar
rechts worden gedrukt om te voorkomen
dat per ongeluk de 4
eversnelling wordt in-
geschakeld. Dit geldt ook voor het scha-
kelen van de 6
enaar de 5eversnelling.
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij
een stilstaande auto worden ingeschakeld.
Wacht bij een draaiende motor en een ge-
heel ingetrapt koppelingspedaal minstens
2 seconden, voordat u de achteruit in-
schakelt. Hiermee wordt voorkomen dat
de tandwielen beschadigen.
Page 138 of 282

137
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
fig. 2F0N0074m
Om op de juiste wijze te
schakelen, moet u het kop-
pelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pe-
daal liggen dat dit kan verhinderen:
let erop dat de vloermatten niet zijn
dubbelgevouwen, waardoor de slag
van de pedalen kan worden beperkt.
ATTENTIE
Laat uw hand tijdens het rijden
niet op de pookknop rusten
omdat door de uitgeoefende
druk, ook als deze licht is, de in-
terne onderdelen van de versnellingsbak
na verloop van tijd kunnen slijten.
Ga als volgt te werk om de achteruit R
vanuit de vrijstand in te schakelen: trek de
schuifring Aonder de knop omhoog en
verplaats de pook naar links en vervolgens
naar voren.
AANWIJZINGEN
VOOR HET LADEN
De door u gebruikte Ducato-uitvoering is
ontworpen en goedgekeurd op basis van
vastgestelde maximum gewichten (zie de
tabellen “Gewichten” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”): leeggewicht, nut-
tig laadvermogen, totaalgewicht, maximum
voorasbelasting, maximum achterasbelas-
ting, aanhangergewicht.
De opgegeven maximum ge-
wichten MOGEN NOOIT
WORDEN OVERSCHREDEN. Let in
het bijzonder op het maximum toe-
gestane gewicht op de voor- en ach-
teras bij het laden van de auto (in het
bijzonder bij speciale opbouwcon-
structies).Bij onregelmatigheden in het
wegdek of bij bruusk rem-
men, kan de lading verschuiven en ge-
vaar opleveren voor de bestuurder en
de passagiers: zorg er daarom voor
dat de lading goed vastzit voordat u
vertrekt. Hiervoor kunnen de haken
op de laadvloer gebruikt worden. Ge-
bruik voor het vastzetten van de la-
ding metalen kabels, touwen of rie-
men, die stevig genoeg zijn om de la-
ding op zijn plaats te houden.
ATTENTIE
ATTENTIE
Ook als de auto schuin staat
of op een helling, kunnen bij
het openen van de achterdeuren of
van de zijdeur losse voorwerpen on-
verwachts naar buiten schuiven.
ATTENTIE
BELANGRIJK De maximum toegestane
belasting van de sjorogen op de vloer is
500 kg; de maximum toegestane belasting
op het zijpaneel is 150 kg.BELANGRIJK Bij uitvoeringen met zijbor-
den rechts en links is het raadzaam, voor-
dat u de borden omlaag plaatst, de ont-
grendelhendel weer in de sluitstand te
plaatsen.
Page 139 of 282

138
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-
door het brandstofverbruik zo laag mo-
gelijk blijft en de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt
wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en registraties die
in het “Geprogrammeerd Onderhouds-
schema“ staan vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de ban-
den: als de spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het verbruik
toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagage-
ruimte. Het gewicht van de auto (vooral
in stadsverkeer) en de wieluitlijning heb-
ben grote invloed op het brandstofver-
bruik en de stabiliteit.Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u
deze niet meer gebruikt. Ze verminderen
de aerodynamica van de auto, waardoor
het brandstofverbruik toeneemt. Gebruik
voor het vervoer van volumineuze voor-
werpen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties alleen
als u ze nodig hebt. De achterruitverwar-
ming, extra koplampen, de ruitenwissers
en de aanjager van het ventilatie-/verwar-
mingssysteem vragen veel stroom, waar-
door het brandstofverbruik toeneemt (tot
aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofverbruik
sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%): ge-
bruik wanneer de buitentemperatuur het
toelaat, bij voorkeur de functies van het
ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aero-
dynamische accessoires kan de aerodyna-
mica negatief beïnvloeden, waardoor het
brandstofverbruik zal toenemen.Als u reservebrandstof in een
jerrycan wilt vervoeren,
houdt u dan aan de geldende wetge-
ving. Gebruik alleen een goedgekeur-
de jerrycan en bevestig deze op de
juiste wijze aan de ladingsjorogen.
Toch zal bij een ongeval de kans op
brand groter zijn.
ATTENTIE
Naast deze voorzorgsmaatregelen van al-
gemene aard, kan door het opvolgen van
enkele eenvoudige tips de veiligheid, het
rijcomfort en de levensduur van de auto
verbeterd worden:
❒verdeel de lading gelijkmatig over de
laadvloer: indien de lading op een
plaats geconcentreerd moet worden,
gebruik dan de laadvloer tussen de
twee assen;
❒bedenk dat hoe lager de lading ligt, hoe
lager het zwaartepunt van de auto
komt te liggen. Hierdoor rijdt u veili-
ger: plaats daarom altijd de zwaarste
lading onderop;
❒bedenk ten slotte dat het dynamische
rijgedrag van de auto beïnvloed wordt
door het vervoerde gewicht: hoe ho-
ger het gewicht des te langer de rem-
weg van de auto, vooral bij hoge snel-
heid.
Page 140 of 282

139
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof
en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen: het is beter geleidelijk op te
trekken en het toerental waarbij het maxi-
mum koppel wordt geleverd, niet te over-
schrijden.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten
bereikt de motor niet de optimale bedrijfs-
temperatuur. Hierdoor neemt niet alleen
het brandstofverbruik toe (van 15 tot aan
30% in stadsverkeer), maar ook de uitstoot
van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie
van het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij file-
rijden, waarbij overwegend lage versnel-
lingen worden gebruikt, of in de stad waar
zich veel verkeerslichten bevinden, zal het
brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.
Bochtige trajecten, bergwegen en een
slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorweg-
overgangen), is het raadzaam de motor uit
te zetten.TREKKEN VAN
AANHANGERS
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
Voor het trekken van aanhangwagens of
caravans moet de auto uitgerust zijn met
een trekhaak van een goedgekeurd type
en een adequate elektrische installatie. De
montage van de trekhaak moet door ge-
specialiseerd personeel worden uitge-
voerd. Ook moet documentatie worden
overhandigd m.b.t. het rijden met een aan-
hanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra ach-
teruitkijkspiegels, waarmee u voldoet aan
de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen
van de auto door het gewicht van een aan-
hanger of caravan wordt beperkt. Ook de
remweg wordt langer en u hebt langer de
tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het
afdalen om te voorkomen dat u constant
moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de
trekhaak rust, moet worden afgetrokken
van het laadvermogen van de auto. Om er
zeker van te zijn dat u het maximum toe-
laatbaar aanhangergewicht niet over-
schrijdt (aangegeven op de typegoedkeu-
ring), moet u er rekening mee houden dat
het maximum betrekking heeft op het to-
tale gewicht van de aanhangwagen of ca-
ravan, inclusief accessoires en bagage. RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet
warmdraaien met stationair toerental en ook
niet met een hoog toerental: onder deze om-
standigheden warmt de motor veel langza-
mer op, terwijl het verbruik en de schadelij-
ke uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter
om rustig weg te rijden en geen hoge toe-
rentallen te gebruiken: op deze manier
warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor
een stoplicht of voordat u de motor afzet.
Deze handeling heeft evenals het overscha-
kelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toe-
laten de hoogste versnelling. Het inschake-
len van een lage versnelling voor een snelle
acceleratie verhoogt het brandstofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een hoge ver-
snelling neemt het verbruik en de schadelij-
ke uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt de
motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk
toe bij een hogere snelheid. Rijd daarom
zoveel mogelijk met een gelijkmatige snel-
heid, vermijd overbodig remmen en op-
trekken. Dit kost brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Page 141 of 282

140
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel aan de carrosserie worden be-
vestigd waarbij de richtlijnen die hierna zijn
opgenomen, moeten worden aangehou-
den. Deze richtlijnen worden eventueel
aangevuld door extra informatie van de fa-
brikant van de trekhaak.
De te installeren trekhaak moet voldoen
aan de huidige ECE-normen 94/20 en
daarop volgende wijzigingen.
Voor iedere uitvoering moet een trekhaak
worden gebruikt die geschikt is voor het
maximale aanhangergewicht van de auto
waarop de trekhaak wordt bevestigd.
Voor de elektrische aansluiting moet een
gestandaardiseerde stekkerverbinding
worden gebruikt die kan worden beves-
tigd op de daarvoor bestemde steun op
de trekhaak. Bovendien moet op de auto
een regeleenheid voor de buitenverlich-
ting van de aanhanger worden geïnstal-
leerd.
Voor de elektrische aansluiting moet een
7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding
(CUNA/UNI- en ISO/DIN-normen) wor-
den gebruikt, waarbij eventuele aanwij-
zingen van de fabrikant van de auto en/of
van fabrikant van de trekhaak moeten
worden opgevolgd.
De eventueel aanwezige elektrisch gere-
gelde rem of ander systeem (bijv. een lier)
moet rechtstreeks op de accu wordenaangesloten met een kabel met een dia-
meter van minimaal 2,5 mm2.
BELANGRIJK De elektrisch geregelde
rem of lier kan alleen gebruikt worden als
de motor is ingeschakeld.
Naast de op het schema aangegeven aan-
sluitingen, is slechts een aansluiting voor
een eventuele elektrisch geregelde rem
toegestaan en een voor een 15W-gloeilamp
voor de binnenverlichting van de caravan.
Gebruik voor de aansluitingen de daar-
voor bestemde regeleenheid met een ka-
bel met een diameter van minimaal 2,5
mm
2vanaf de accu.
BELANGRIJK De trekhaak vormt een on-
derdeel van de lengte van de auto; als een
trekhaak op uitvoeringen met lange wiel-
basis wordt geïnstalleerd, wordt de limiet
van 6 meter voor de totale lengte van de
auto overschreden; er kan dus alleen een
afneembare trekhaak geïnstalleerd worden.
Als vervolgens geen aanhanger aan de
trekhaak wordt gekoppeld, moet de trek-
haak verwijderd worden uit het frame dat
de originele lengte van de auto niet mag
overschrijden.
BELANGRIJK Als u de trekhaak perma-
nent gemonteerd wilt houden als er geen
aanhanger wordt getrokken, wendt u dan
tot de Fiat-dealer om het systeem aan te
laten passen, omdat de trekhaak als ob-
stakel kan worden waargenomen door de
sensoren in het midden. Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die
voor auto’s met aanhanger gelden. U mag
in geen geval harder rijden dan 100 km/h.
Wij raden het gebruik aan van een ge-
schikte stabilisator op de trekhaak van de
aanhanger.
Het ABS waarmee de auto
kan zijn uitgerust, werkt niet
op het remsysteem van de aanhan-
ger. Wees daarom extra voorzichtig
op gladde wegen.
ATTENTIE
Voer in geen geval modifica-
ties aan het remsysteem van
de auto uit. Het remsysteem van de
aanhanger moet geheel onafhanke-
lijk van het hydraulisch remsysteem
van de auto worden bediend.
ATTENTIE
Page 142 of 282
141
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Montageschema Bestel-
uitvoeringen fig. 3
De trekhaak moet op de punten aange-
geven met Øbevestigd worden met in to-
taal 6 M10x1,25-bouten en 4 M12-bouten.
De binnenste verstevigingsplaten aan het
frame moeten een minimale dikte hebben
van 5 mm.
MAX. GEWICHT OP KOPPELING:
100/120 kg afhankelijk van het draagver-
mogen (zie de tabel “Gewichten” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”).
Na de montage van de trek-
haak moeten de boutgaten
worden afgedicht om te voorkomen
dat uitlaatgassen in het interieur kun-
nen dringen.
ATTENTIE
fig. 3F0N0189m
Bestaande opening
Bestaande moer
Bestaande moerBestaande opening
Bestaande opening
Beladen
Trekkogel M12
M12
M10 (3x)
M10 (3x)
M12
Voor de montage van de trekhaak moet
de bumper worden aangepast overeen-
komstig de aanwijzingen in de montageset
van de fabrikant.
Page 143 of 282
142
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
fig. 4F0N0250m
Montageschema Pick-up- en
Cabine/chassis-uitvoeringen - fig. 4
De trekhaak specifiek voor de Pick-up- en
Cabine/chassis-uitvoeringen staat afge-
beeld infig. 4. De trekhaak Ømoet op de
aangegeven punten bevestigd worden met
in totaal 6 M10x1,25-bouten en 4 M12-
bouten.
MAX. GEWICHT OP KOPPELING:
100/120 kg afhankelijk van het draagver-
mogen (zie de tabel “Gewichten” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”).
Na de montage van de trek-
haak moeten de boutgaten
worden afgedicht om te voorkomen
dat uitlaatgassen in het interieur kun-
nen dringen.
ATTENTIE
Bestaand gat
Bestaand gat
Bestaand gat
Hart trekkogel
Beladen
Page 144 of 282

143
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt
waarvan de maximum toegestane snelheid
lager is dan de topsnelheid van de auto
(met een marge van 5%), dan dient u in het
interieur van de auto een voor de be-
stuurder duidelijk zichtbaar waarschu-
wingsplaatje te plaatsen met de maximum
toegestane snelheid wanneer met die win-
terbanden wordt gereden (overeenkom-
stig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde ban-
den (zelfde merk en profieldiepte) voor
meer veiligheid tijdens het rijden en rem-
men en voor een betere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden niet
om.SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is af-
hankelijk van de voorschriften van het land
waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aange-
dreven wielen). Wij raden u het gebruik
aan van sneeuwkettingen uit het Fiat
Lineaccessori-programma.
Controleer na enkele tientallen meters rij-
den of de kettingen nog goed gespannen
zijn.
BELANGRIJK Geef bij gemonteerde
sneeuwkettingen voorzichtig gas om het
doorslippen van de aangedreven wielen te
voorkomen of zoveel mogelijk te beper-
ken. Hierdoor wordt het breken van de
kettingen voorkomen en daarmee be-
schadiging van de carrosserie en de me-
chanische onderdelen.
BELANGRIJK Gebruik dunne sneeuw-
kettingen.
WINTERBANDEN
De Fiat-dealer kan u adviseren welke band
het meest geschikt is voor het doel waar-
voor u deze wilt gebruiken.
De specifieke eigenschappen van winter-
banden verminderen aanzienlijk als de pro-
fieldiepte minder is dan 4 mm. In dat ge-
val is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van
winterbanden zijn de prestaties onder
niet-winterse omstandigheden of wanneer
er lange afstanden op de snelweg worden
gereden, minder dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het gebruik
van winterbanden tot die omstandigheden
waarvoor ze zijn goedgekeurd.
Bij winterbanden met de in-
dicatie “Q” geldt een maxi-
mum snelheid van 160 km/h; bij win-
terbanden met de indicatie “T” geldt
een maximum snelheid van 190 km/h;
bij winterbanden met de indicatie
“H” geldt een maximum snelheid van
210 km/h. Deze maximum snelheden
zijn in overeenstemming met de hui-
dige wetgeving.
ATTENTIE