Page 57 of 165
RichtingaanwijzersRichtingaanwijzers links
inschakelenContact inschakelen.Na circa 10 seconden
rijden of een afstand
van circa 200 m worden de
richtingaanwijzers automatisch
uitgeschakeld.
Toets richtingaanwijzers links 1
bedienen.
Richtingaanwijzers links inge-
schakeld.
Controlelamp richtingaanwijzers
links knippert.
Richtingaanwijzers rechts
inschakelenContact inschakelen.
Na circa 10 seconden
rijden of een afstand
van circa 200 m worden de
richtingaanwijzers automatisch
uitgeschakeld.
Toets richtingaanwijzers
rechts 2bedienen.
Richtingaanwijzers rechts inge-
schakeld.
Controlelamp richtingaanwijzers
rechts knippert.
Richtingaanwijzers
uitschakelenToets richtingaanwijzers uit 3
bedienen.
Richtingaanwijzers uitgescha-
keld
Controlelampen richtingaanwij-
zers uit.Waarschuwingsknip-
perlichtinstallatieWaarschuwingsknipper-
lichtinstallatie inschakelenContact inschakelen.
455zBediening
Page 58 of 165
De waarschuwingsknip-
perlichtinstallatie belast de
accu. De waarschuwingsknipper-
lichten slechts voor een beperkte
tijdsduur inschakelen.
Als met ingeschakeld con-
tact een richtingaanwijzer-
toets wordt ingedrukt, dan ver-
vangt de richtingaanwijzerfunc-
tie gedurende het indrukken de
waarschuwingsknipperlichtfunc-
tie. Als de richtingaanwijzertoets
niet meer wordt bediend, is de
waarschuwingsknipperlichtfunctie
weer actief. Schakelaars richtingaanwijzers
links
1en rechts 2gelijktijdig
bedienen.
Waarschuwingsknipperlichtin-
stallatie ingeschakeld.
Controlelampen voor richting-
aanwijzers links en rechts knip-
peren.
Contact uitschakelen.
Waarschuwingsknipperlichtin-
stallatie blijft ingeschakeld.
Controlelampen voor richting-
aanwijzers links en rechts ge-
doofd.
Waarschuwingsknipper-
lichtinstallatie uitschake-
lenToets richtingaanwijzers uit 3
bedienen.
Waarschuwingsknipperlichtin-
stallatie uitgeschakeld
456zBediening
Page 59 of 165
Noodstopschakelaar1Noodstopschakelaar
Bediening van de nood-
stopschakelaar tijdens het
rijden kan een blokkerend ach-
terwiel en daardoor een val tot
gevolg hebben.
De noodstopschakelaar nooit tij-
dens het rijden bedienen.
Met behulp van de noodstop-
schakelaar kan de motor op een-
voudige wijze snel worden afge-
zet. A
Bedrijfsstand
B Motor uitgeschakeld.
De motor kan alleen in
de bedrijfsstand worden
gestart.
Handvatverwarming
SU
1 Schakelaar handvatverwar-
ming
De stuurgrepen kunnen in twee
fasen worden verwarmd. De
handvatverwarming is alleen bij
draaiende motor mogelijk. Het door de handgreep-
verwarming veroorzaakte
hogere stroomverbruik kan bij
ritten met lage toerentallen tot
ontlading van de accu leiden. Bij
een te lage accuspanning wordt
ter behoud van de startcapaci-
457zBediening
Page 60 of 165
teit de handgreepverwarming
uitgeschakeld.
2Verwarming uit.
3 50 % verwarming (één stip
zichtbaar).
4 100 % verwarming (drie
stippen zichtbaar).Automatische
stabiliteitsregeling
ASC
SU
ASC-functie uitschakelenContact inschakelen. De ASC-functie kan ook
tijdens het rijden worden
uitgeschakeld.
ASC-toets 1ingedrukt houden.
ASC-symbool wordt con-
stant weergegeven.
ASC-toets binnen drie secon-
den loslaten. ASC-symbool wordt nog
steeds weergegeven.
ASC-functie uitgeschakeld.
ASC-functie inschakelenASC-toets 1ingedrukt houden.
ASC-symbool wordt niet
meer weergegeven, bij een
niet afgesloten zelfdiagnose be-
gint de ASC-waarschuwingslamp
te knipperen.
ASC-toets binnen drie secon-
den loslaten. ASC-symbool blijft uit resp.
knippert verder.
ASC-functie ingeschakeld.
Als alternatief voor het bedie-
nen van de ASC-toets kan ook
458zBediening
Page 61 of 165

het contact uit- en weer inge-
schakeld worden.Als de ASC-waarschu-
wingslamp nog steeds
brandt nadat het contact is
uit- en ingeschakeld en daarna
nog meer dan 10 km/h is
gereden, dan is een ASC-storing
aanwezig.KoppelingKoppelingshendel
instellen
Wordt de stand van het
koppelingsvloeistofreservoir
veranderd, dan kan er lucht in het
systeem komen.
Zowel de stuurhendel als het
stuur niet verdraaien.
Het afstellen van de kop-
pelingshendel tijdens het
rijden kan tot ongevallen leiden.
De koppelingshendel alleen afstellen als de motorfiets
stilstaat.
Stelbout 1rechtsom draaien.
De stelschroef heeft een
arretering en kan gemakke-
lijker worden verdraaid, wanneer
u tegelijkertijd de koppelingshen-
del naar voren drukt.
Afstand tussen handvat en
koppelingshendel wordt gro-
ter.
Stelbout 1linksom draaien.
Afstand tussen handvat en
koppelingshendel wordt klei-
ner.
RemRemhendel instellen
Als de stand van het rem-
vloeistofreservoir wordt ver-
anderd, kan er lucht in het rem-
systeem komen.
Zowel de stuurhendel als het
stuur niet verdraaien.
Het afstellen van de rem-
hendel tijdens het rijden
kan tot ongevallen leiden.
De remhendel alleen afstellen als
de motorfiets stilstaat.
Stelbout 1rechtsom draaien.
459zBediening
Page 62 of 165

De stelschroef heeft een
arretering en kan gemakke-
lijker worden verdraaid, wanneer
u tegelijkertijd de remhendel naar
voren drukt.
Afstand tussen handvat en
remhendel wordt groter.
Stelbout 1linksom draaien.
Afstand tussen handvat en
remhendel wordt kleiner.
SpiegelsSpiegel verstellenSpiegel door licht drukken op
de rand in de gewenste stand
brengen.
VeervoorspanningInstellingDe veervoorspanning van het
achterwiel moet aan de belading
van de motorfiets worden aan-
gepast. Een verhoging van de
belading vereist een verhoging
van de veervoorspanning, min-
der gewicht een overeenkomstig
lagere veervoorspanning.Veervoorspanning
achterwiel instellenDe motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is. Niet-optimale instellingen
van de veervoorspanning
en demping verslechteren het
rijgedrag van uw motorfiets.
Demping van de veervoorspan-
ning aanpassen.
Het instellen van de veer-
voorspanning tijdens het
rijden kan tot ongevallen leiden.
De veervoorspanning alleen
instellen als de motorfiets
stilstaat.
Om de veervoorspanning te
verhogen, handwiel 1in de
richting van de pijl HIGH draai-
en.
460zBediening
Page 63 of 165

Om de veervoorspanning te
verlagen, handwiel1in de rich-
ting van de pijl LOW draaien.
Basisinstelling veervoor-
spanning achter
De draaiknop tot de aanslag
in de richting van pijl LOW
en vervolgens 13 klikken
in de richting van pijl HIGH
draaien (Volle tank, met berij-
der 85 kg)DempingInstellingDe demping moet aan de veer-
voorspanning worden aangepast.
Een verhoging van de veervoor-
spanning vereist een stuggere
demping, een verlaging van de
veervoorspanning een zachtere
demping.
Demping achterwiel
instellenDe motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
Demping met boordgereed-
schap via de stelbout 1instel-
len. Voor een stuggere demping,
stelschroef
1in de richting van
pijl H draaien
Voor een soepelere demping,
stelschroef 1in de richting van
pijl S draaien.
Basisinstelling achterwiel-
demping
De stelschroef tot de aanslag
in de richting van pijl H en
vervolgens anderhalve om-
wenteling in de richting van
pijl S draaien (Sologebruik
met een persoon 85 kg)
461zBediening
Page 64 of 165

Elektronische
demperinstelling
ESA
SU
InstellingenMet behulp van de elektronische
demperinstelling ESA kunt u uw
motorfiets op comfortabele wijze
aanpassen aan de verschillende
beladingssituaties en ondergron-
den.
De demperinstelling wordt in het
multifunctionele display in het ge-
deelte1weergegeven, de veer-
voorspanning in het gedeelte 2.
Gedurende de weergave van de ESA-waarden wordt de weergave
van de kilometerteller niet weer-
gegeven. Drie veervoorspannin-
gen kunnen met drie demperin-
stellingen worden gecombineerd,
om de motorfiets optimaal aan
de belading en de ondergrond
aan te passen.
Instelling van de
veervoorspanningDe ESA-regeleenheid is met een
overbelastingszekering uitge-
rust, die bij te hoog stroomver-
bruik de instelprocedure voor de
veervoorspanning onderbreekt.
Vooral bij lage temperaturen en
hoge belading kan kortstondig
een verhoogd stroomverbruik en
zodoende onderbreking van de
instelprocedure optreden.
BMW Motorrad adviseert, bij
temperaturen onder 0 °C een
duopassagier pas te laten op-
stappen nadat de instelling voor
rijden met duopassagier is vol-
tooid. Evenzo adviseert BMW
Motorrad bij een zeer lange ver-
stelslag (verstelling van "rijden
zonder passagier" naar "rijden
met duopassagier en bagage")
de motorfiets te ontlasten.
De ESA-melding knippert tot de
instelprocedure is afgesloten.
Een onderbroken instelprocedure
wordt automatisch voorgezet, zo-
dra het stroomverbruik daalt, bijv.
door de hierboven beschreven
maatregelen.
Instelling oproepenContact inschakelen.
462zBediening