Page 41 of 96

CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-3
2
3
45
6
7
8
9
Gasgreep
Controleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de kabel.
Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stel-
len, en de kabel en het kabelhuis te smeren.6-19, 6-26
Wielen en banden
Controleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.6-20, 6-22
Remhendels
Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.6-26
Middenbok, zijstandaard
Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de scharnierpunten.6-27
Framebevestigingen
Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet indien nodig vast.—
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars
Controleer de werking.
Corrigeer indien nodig.—
Sperschakelaar voor de zij-
standaard
Controleer de werking van het startspersysteem.
Als het systeem defect is, vraag dan een Yamaha dealer de machine na te kij-
ken.3-20
ITEM CONTROLES PAGINA
Page 42 of 96

5-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU15970
WAARSCHUWING
DWA11250
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfunc-
ties en hun werking voordat u
gaat rijden. Informeer bij een
Yamaha dealer als u de werking
van een schakelaar of functie
niet volkomen begrijpt.
Start de motor nooit in een afge-
sloten ruimte en laat deze hierin
ook niet lange tijd aaneen
draaien. Uitlaatgassen zijn giftig
en het inademen ervan kan al
binnen korte tijd leiden tot be-
wusteloosheid en dodelijk let-
sel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.
Start de motor om veiligheidsre-
denen te allen tijde met de mid-
denbok naar beneden.
Kom nooit met uw handen of
voeten in de buurt van het ach-
terwiel wanneer de middenbok
uitgeklapt is terwijl de motor
stationair draait.
DAU36510
Starten van de motor
LET OP:
DCA10250
Zie pagina 5-4 voor instructies over
het inrijden van de motor alvorens
de machine in gebruik wordt geno-
men.
Het startspersysteem staat starten al-
leen toe als de zijstandaard is opge-
trokken.
WAARSCHUWING
DWA10290
Controleer voor het starten van
de motor de werking van het
startspersysteem en volg daar-
bij de werkwijze beschreven op
pagina 3-21.
Ga nooit rijden terwijl de zijstan-
daard omlaag staat.
1. Draai de contactsleutel naar “ON”
en controleer of de noodstopscha-
kelaar op “” is gezet.
LET OP:
DCA15020
De volgende waarschuwings-lampjes, het volgende controlelamp-
je en de volgende indicatoren
moeten enkele seconden oplichten
en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje motor-
storing
ABS-waarschuwingslampje
(voor modellen met ABS)
Controlelampje startblokkering
Indicator V-snaarvervanging
Indicator olieverversing
Als een waarschuwingslampje, con-
trolelampje of indicator niet dooft,
zie dan pagina 3-3 of 3-6 voor een
controle van het circuit van het des-
betreffende waarschuwingslampje
of controlelampje of de desbetref-
fende indicator.
2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop in
te drukken terwijl de voor- of ach-
terrem wordt bekrachtigd.
OPMERKING:
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startknop los, wacht een paar se-
conden en probeer het dan opnieuw.
Page 43 of 96
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
2
3
4
56
7
8
9
Iedere startpoging moet zo kort moge-
lijk duren om de accu te sparen. Laat
de startmotor nooit langer dan 10 se-
conden aaneen draaien.
LET OP:
DCA11040
Trek nooit snel op terwijl de motor
nog koud is, dit verkort de levens-
duur van de motor!
DAU16760
Wegrijden
OPMERKING:
Laat de motor warmdraaien voordat u
wegrijdt.
1. Houd met uw linkerhand de ach-
terremhendel ingedrukt, houd met
uw rechterhand de rechterhand-
greep vast en duw de scooter van
de middenbok af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten
en stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzer aan.
4. Controleer op tegemoetkomend
verkeer en draai voorzichtig aan
de gasgreep (rechts) om weg te rij-den.
5. Schakel de richtingaanwijzer uit.
1. Handgreep
1
Page 44 of 96
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU16780
Sneller en langzamer rijden
De rijsnelheid wordt geregeld door de
gasgreep open of dicht te draaien.
Draai de gasgreep richting (a) om snel-
ler te gaan rijden. Draai de gasgreep
richting (b) om langzamer te gaan rij-
den.
DAU16791
Remmen
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Knijp de voor- en achterremmen
gelijktijdig in en oefen geleidelijk
meer druk uit.
VoorAchter
WAARSCHUWING
DWA10300
Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één
kant overhelt). De scooter zou
namelijk kunnen slippen of om-
vallen.
Spoorwegovergangen, tram-
rails, ijzeren platen gebruikt in
de wegenbouw en putdeksels
worden in natte toestand zeer
glad. U dient deze obstakels
daarom met aangepaste snel-
heid te naderen en voorzichtig
te passeren.
Onthoud dat remmen op een nat
(a)(b)
Page 45 of 96

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
2
3
4
56
7
8
9 wegdek veel moeilijker is.
Rijd langzaam heuvelafwaarts,
remmen kan tijdens afdalingen
soms lastig zijn.
DAU16820
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhan-
kelijk van uw rijstijl. Hierna volgen en-
kele tips om het brandstofverbruik te
verlagen:
Voer het motortoerental tijdens ac-
celereren niet te hoog op.
Voer het toerental niet te hoog op
terwijl de motor onbelast draait.
Laat de motor niet langdurig statio-
nair draaien maar zet hem af (bij-
voorbeeld in files, bij stoplichten of
bij spoorwegovergangen).
DAU16841
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levens-
duur van het motorblok is de tijd tussen
0 en 1600 km (1000 mi). Lees daarom
de volgende informatie aandachtig
door.
Omdat het motorblok gloednieuw is,
mag dit de eerste 1600 km (1000 mi)
niet te zwaar worden belast. De ver-
schillende onderdelen van de motor
slijten op elkaar in totdat de juiste be-
drijfsspelingen zijn bereikt. Rijd tijdens
deze periode nooit langdurig volgas en
vermijd ook andere manoeuvres die tot
oververhitting van de motor kunnen lei-
den.
DAU36530
0–1000 km (0–600 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan
4000 tpm draaien.
1000–1600 km (600–1000 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan
6000 tpm draaien.
Page 46 of 96

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
LET OP:
DCA11281
Na de eerste 1000 km (600 mi) moet
de motorolie worden ververst en de
oliefilterpatroon of het oliefilterele-
ment worden vervangen.
1600 km (1000 mi) en verder
De machine kan nu normaal worden
gebruikt.
LET OP:
DCA10310
Voer het toerental niet zover op
dat de toerenteller in de rode
zone wijst.
Als tijdens de inrijperiode mo-
torschade optreedt, vraag dan
direct een Yamaha dealer de
machine te controleren.
DAU17212
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af en
neem dan de sleutel uit het contactslot.
WAARSCHUWING
DWA10310
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, par-
keer dus op een plek waar voet-
gangers of kinderen niet
gemakkelijk met deze onderde-
len in aanraking kunnen komen.
Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de ma-
chine zou dan kunnen omvallen.
LET OP:
DCA10380
Parkeer nooit op een plek waar spra-
ke is van brandgevaar, zoals op
droog gras of nabij ander ontvlam-
baar materiaal.
Page 47 of 96

6-1
2
3
4
5
67
8
9
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU17280
De eigenaar is verplicht de optimale
veiligheid te waarborgen. Door perio-
diek inspecties, afstellingen en smeer-
beurten uit te laten voeren, zorgt u
ervoor dat uw machine in zo veilig en
efficiënt mogelijke conditie blijft. Op de
volgende pagina’s wordt de belangrijk-
ste informatie met betrekking tot in-
specties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
De intervalperioden vermeld in het pe-
riodiek smeer- en onderhoudsschema
moeten worden beschouwd als een al-
gemene richtlijn onder normale rijcon-
dities Het is echter mogelijk dat de
INTERVALPERIODEN VOOR ON-
DERHOUD MOETEN WORDEN VER-
KORT AFHANKELIJK VAN HET
WEER, HET TERREIN, DE GEOGRA-
FISCHE LOCATIE EN INDIVIDUEEL
GEBRUIK.
WAARSCHUWING
DWA10320
Vraag een Yamaha dealer het onder-
houdswerk uit te voeren als u hier-
mee niet echt vertrouwd bent.WAARSCHUWING
DWA10330
Deze scooter is uitsluitend ontwor-
pen voor gebruik op verharde we-
gen. Wanneer deze scooter wordt
gebruikt in een abnormaal stoffige,
modderige of vochtige omgeving,
dient het luchtfilterelement vaker te
worden gereinigd of te worden ver-
vangen om snelle slijtage van de
motor te voorkomen. Raadpleeg een
Yamaha dealer voor de juiste onder-
houdsperiodes.
DAU17390
Boordgereedschapsset
De boordgereedschapsset is te vinden
onder het rijderzadel. (Zie
pagina 3-16.)
De onderhoudsinformatie in deze
handleiding en het gereedschap in de
boordgereedschapsset zijn bedoeld
om u te ondersteunen bij het uitvoeren
van preventief onderhoud en kleinere
reparaties. Het gebruik van extra ge-
reedschap zoals een momentsleutel
kan echter nodig zijn om bepaalde on-
derhoudswerkzaamheden correct uit te
voeren.
1. Helmborgkabel
2. Boordgereedschapsset
2 1
Page 48 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
OPMERKING:
Laat een Yamaha dealer onderhoud
verrichten als u niet beschikt over het
gereedschap of de ervaring die voor
bepaalde werkzaamheden vereist zijn.
WAARSCHUWING
DWA10350
Door modificaties die niet door
Yamaha zijn goedgekeurd kan het
motorvermogen achteruitgaan of
de machine te onveilig worden om
nog te gebruiken Raadpleeg een
Yamaha dealer voordat u zelf wij-
zigingen aanbrengt.