Page 57 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
2
3
4
5
67
8
9
DAU19853
Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieni-
veau worden gecontroleerd. Verder
moet de olie worden ververst en de
oliefilterpatroon worden vervangen vol-
gens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te contro-
leren
1. Zet de machine op de middenbok.
LET OP:
DCA11290
Om het olieniveau te controleren
moet de motor koud zijn, anders
wordt het niveau verkeerd aangege-
ven.
OPMERKING:
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het motorolieni-
veau. Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat hem twee mi-
nuten warmdraaien en zet hemdan uit.
3. Wacht een paar minuten tot de olie
tot rust is gekomen en controleer
dan het olieniveau via het kijkglas
linksonder in het carter.
OPMERKING:
Het motorolieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
4. Als de motorolie beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van
de aanbevolen soort, bij tot het
correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met
of zonder vervanging van oliefilter-
patroon)
1. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de af-
tapplug om de olie uit het carter te
laten stromen.
1. Kijkglas olieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau1
32
1. Olievuldop
1
Page 58 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
OPMERKING:
Sla de stappen 4–6 over als de oliefil-
terpatroon niet wordt vervangen.
4. Verwijder de oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel.
OPMERKING:
De Yamaha dealer kan een oliefilter-
sleutel leveren.
5. Smeer een dun laagje motorolie
op de o-ring van de nieuwe oliefil-
terpatroon.
OPMERKING:
Zorg dat de o-ring correct aanligt.
6. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon
en zet deze dan met een moment-
sleutel vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.7. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
8. Vul bij met de voorgeschreven
hoeveelheid van de aanbevolen
motorolie, monteer dan de olie-
vuldop en zet deze vast.
1. Olieaftapplug
1
1. Oliefiltersleutel
2. Oliefilterpatroon
2
1
1. Momentsleutel
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12.3 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31.1 ft·lbf)
1
Page 59 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
2
3
4
5
67
8
9
LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppe-
ling te voorkomen (de motorolie
smeert immers ook de koppe-
ling) mogen geen chemische
additieven worden toegevoegd.
Gebruik geen olieën met een
“CD” dieselspecificatie of
olëeen met een hogere kwaliteit
dan gespecificeerd. Gebruik
ook geen oliën met een “ENER-
GY CONSERVING II” of hogere
aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigin-
gen in het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en con-troleer daarbij op olielekkage. Als
er sprake is van olielekkage, zet
de motor dan direct af en zoek de
oorzaak.
10. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien no-
dig.
11. Stel de indicator olieverversing op
de volgende wijze terug.
Terugstellen van de indicator olie-
verversing
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de “OIL CHANGE”-knop in-
gedrukt voor twee tot acht secon-
den.
3. Laat de “OIL CHANGE”-knop los,de indicator olieverversing zal nu
uitgaan.
OPMERKING:
Als de motorolie werd ververst voordat
de indicator olieverversing brandde
(dus voordat de intervalperiode voor
olieverversing was verstreken), moet
de indicator na de olieverversing wor-
den teruggesteld zodat het eerstvol-
gende tijdstip voor olieverversing weer
correct wordt aangegeven. Volg de
hierboven beschreven werkwijze om
de indicator olieverversing terug te stel-
len voordat de olieverversingstermijn is
verstreken, maar kijk wel of de indicator
ca. 1,4 seconde brandt nadat de “OIL
CHANGE”-knop is losgelaten; zo niet,
herhaal dan de procedure.
Aanbevolen motorolie:
SAE 10W-30 of SAE 10W-40
(API SE, SF, SG of hoger)
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.80 L (2.96 US qt) (2.46 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
2.90 L (3.07 US qt) (2.55 Imp.qt)
1. “OIL CHANGE”-knop
1
Page 60 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU19993
Kettingkastolie
De kettingkastolie moet als volgt wor-
den ververst op de tijdstippen aange-
geven in het periodieke onderhouds-
en smeerschema.
1. Verwijder het paneel F. (Zie
pagina 6-6.)
2. Zet een oliecarter onder de aan-
drijfkettingkast om de gebruikte
olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de af-
tapplug om de olie uit de ketting-
kast af te tappen.
4. Installeer de aftapbout in de ket-
tingkast en draai deze dan vastmet het voorgeschreven aanhaal-
moment.
5. Voeg de aangegeven hoeveelheid
van de aanbevolen ketttingkastolie
toe.
6. Veeg de peilstok schoon, steek
deze in de vulopening (zonder vast
te draaien) en verwijder hem dan
om het olieniveau te controleren.
OPMERKING:
Het kettingkast-olieniveau moet tussen
de merkstrepen voor minimum- en
maximumniveau liggen.7. Als het kettingkast-olieniveau be-
neden de merkstreep voor mini-
mumniveau ligt, vul dan voldoende
olie, van de aanbevolen soort, bij
tot het correcte niveau.
8. Steek de peilstok in de vulopening
en draai dan de olievuldop vast.
LET OP:
DCA15010
Zorg dat er geen verontreinigin-
gen in aandrijfkettingkast te-
rechtkomen.
Zorg dat er geen olie op de ban-
den of wielen terechtkomt.
9. Controleer de aandrijfkettingkast
1. Olievuldop kettingkast
2. Aftapbout kettingkastolie
1
2
Aanhaalmoment:
Aftapbout kettingkastolie:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14.5 ft·lbf)
Voorgeschreven kettingkastolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.70 L (0.74 US qt) (0.62 Imp.qt)
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
1
2
Page 61 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
2
3
4
5
67
8
9
op olielekkage. Zoek in geval van
lekkage naar de oorzaak.
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofni-
veau worden gecontroleerd. Ook moet
de koelvloeistof worden ververst vol-
gens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU20122
Controleren van het koelvloeistofni-
veau
1. Zet de machine op een vlakke on-
dergrond en houd deze rechtop.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet wor-
den gecontroleerd terwijl de motor
koud is, temperatuurverschillen
zijn namelijk van invloed op het ni-
veau.
Zorg dat de machine rechtop staat
bij het controleren van het koel-
vloeistofniveau. Wanneer de ma-
chine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Verwijder de afdekkap over hetkoelvloeistofreservoir door de
schroef los te halen.
3. Controleer het koelvloeistofniveau
in het reservoir.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
1. Kap koelvloeistofreservoir
2. Schroef
1
2
Page 62 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
4. Open de reservoirdop, vul koel-
vloeistof bij tot de merkstreep voor
maximumniveau en sluit de reser-
voirdop weer als de koelvloeistof
bij of beneden de merkstreep voor
minimumniveau staat.
LET OP:
DCA10470
Als er geen koelvloeistof voor-
handen is, gebruik in plaats
daarvan dan gedistilleerd water
of zacht leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water,
hierdoor kan de motor worden
beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ver-
vers dan zo snel mogelijk metkoelvloeistof, anders wordt de
motor onvoldoende gekoeld en
is het koelsysteem niet be-
schermd tegen bevriezing en
corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel
mogelijk een Yamaha dealer het
antivries percentage van de
koelvloeistof te controleren, an-
ders zal de koelvloeistof minder
effectief zijn.
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog
heet is.
5. Monteer het koelvloeistofreservoir
door de schroef aan te brengen.
OPMERKING:
De radiatorkoelvin schakelt auto-
matisch aan of uit, afhankelijk van
de temperatuur van de koelvloei-
stof in de koelvloeistofradiator.
Als de motor oververhit raakt,
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
12
1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau):
0.35 L (0.37 US qt) (0.31 Imp.qt)
1
Page 63 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
2
3
4
5
67
8
9
staan op pagina 6-35 nadere in-
structies vermeld.
DAU21120
Reinigen van het
luchtfilterelement
Het luchtfilterelement moet worden ge-
reinigd volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Reinig het luchtfil-
terelement vaker als u in zeer stoffige
of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A.
(Zie pagina 6-6.)
2. Verwijder de kuipruit door de
schroeven los te halen.
3. Verwijder het luchtfilterdeksel door
de schroeven los te halen en trek
dan het luchtfilterelement eruit.4. Geef een paar tikjes tegen het
luchtfilterelement om het meeste
stof en vuil te verwijderen en blaas
dan het nog achtergebleven vuil
weg met perslucht zoals afge-
1. Schroef
1
1(×5)
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
1. Luchtfilterelement
1
2
2
1
Page 64 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
1
2
3
4
5
6
7
8
9
beeld. Vervang het luchtfilterele-
ment als dit beschadigd is.
5. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis.
LET OP:
DCA10480
Controleer of het luchtfilterele-
ment correct in het luchtfilter-
huis is geplaatst.
Laat de motor nooit draaien
zonder dat het luchtfilterele-
ment aanwezig is, dat kan leiden
tot overmatige slijtage bij de zui-
ger(s) en/of de cilinder(s).
6. Monteer het luchtfilterdeksel door
de schroeven aan te brengen.
7. Breng de kuipruit en het stroomlijn-paneel aan.
DAU33481
Afstellen van het stationair
toerental
Het stationair toerental moet als volgt
worden gecontroleerd en eventueel af-
gesteld volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze af-
stelling te verrichten.
OPMERKING:
De motor is voldoende warm als deze
snel reageert op de gasbediening.
1. Verwijder het paneel B. (Zie
pagina 6-6.)
2. Controleer het stationair toerental
en stel dit indien nodig volgens de
specificatie af door de stationair
stelschroef te verdraaien. Draai de
schroef in de richting (a) om het
stationair toerental te verhogen.
Draai de schroef in de richting (b)
om het stationair toerental te verla-
gen.