FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11480
Waarschuwingslampje motorsto-
ring “”
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer
het zelfdiagnosesysteem te controle-
ren.
Het elektrisch circuit voor het waar-
schuwingslampje controleert u door de
sleutel naar “ON” te draaien. Als het
waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft,
vraag dan een Yamaha dealer om het
elektrisch circuit te testen.
DAU11551
ABS-waarschuwingslampje “”
(voor modellen met ABS)
LET OP:
DCA10830
Als het ABS-waarschuwingslampjetijdens het rijden gaat branden of
knippert, is het ABS-systeem mo-
gelijk defect. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het elektrisch circuit
te testen.
Zie pagina 3-13 voor uitleg over de wer-
king van het ABS-systeem.
Het elektrisch circuit voor het waar-
schuwingslampje controleert u door
de noodstopschakelaar op “” te zet-
ten en de sleutel naar “ON” te draaien.
Het waarschuwingslampje moet enke-
le seconden oplichten en dan uitgaan.
Als het waarschuwingslampje niet op-
licht of blijft branden, vraag dan een
Yamaha dealer het elektrisch circuit te
controleren.
WAARSCHUWING
DWA11350
Als het ABS-waarschuwingslampje
tijdens het rijden brandt of knippert,
wordt alleen het conventionele rem-
systeem gebruikt. Wees dan voor-
zichtig en zorg dat de wielen tijdens
plotseling remmen niet blokkeren.
OPMERKING:
Het ABS-waarschuwingslampje kan
gaan branden als de startknop wordt
ingedrukt en als gas wordt gegeven ter-
wijl de scooter op de middenbok staat.
Er is dan echter geen sprake van een
storing.
DAU26872
Controlelampje startblokkering “”
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar se-
conden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elek-
trisch circuit te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid, begint het controlelampje na 30
seconden te knipperen om aan te ge-
ven dat het startblokkeersysteem is in-
geschakeld. Het controlelampje stopt
na 24 uur met knipperen, maar het
startblokkeersysteem blijft ingescha-
keld.
ABS
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
2
34
5
6
7
8
9
(12500 mi), wanneer de V-snaar moet
worden vervangen.
Het elektrisch circuit van de indicator
kan via de volgende procedure worden
getest.
1. Draai de contactsleutel naar “ON”
en controleer of de noodstopscha-
kelaar op “” is gezet.
2. Als de indicator niet gaat branden,
vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor diverse elektrische
circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, toont
het multifunctionele display een foutco-
de van 2 cijfers (bijv. 12, 13, 14).
Noteer zo’n foutcode als die op het mul-
tifunctionele display staat aangegeven
en vraag een Yamaha dealer het voer-
tuig na te zien.
LET OP:
DCA11790
Wanneer het multifunctionele dis-
play een foutcode aangeeft, moet
het voertuig zo spoedig mogelijkworden gecontroleerd om motor-
schade te voorkomen.
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het startblok-
keersysteem.
Als een van de circuits van het start-
blokkeersysteem uitvalt, gaat het con-
trolelampje startblokkering knipperen
en geeft het multifunctionele display
een foutcode van twee cijfers weer
(bijv. 51, 52, 53) wanneer de sleutel
naar “ON” is gedraaid.
OPMERKING:
Als het multifunctionele display foutco-
de 52 weergeeft, betreft dit mogelijk
een storing in het transpondersignaal.
Als deze fout zich voordoet, probeer
dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de
codeersleutel.
OPMERKING:
Houd andere startblokkeersleutels uit
de buurt van het contactslot en bewaar
niet meer dan één startblokkeersleutel
aan dezelfde sleutelring! Startblokkeer-sleutels kunnen signaalstoring veroor-
zaken, waardoor de motor mogelijk niet
kan worden gestart.
2. Als de motor start, zet deze dan
weer uit en probeer hem opnieuw
te starten met de standaardsleu-
tels.
3. Als de motor niet kan worden ge-
start met een of beide standaards-
leutels, breng dan het voertuig, de
codeersleutel en beide standaard-
sleutels naar een Yamaha dealer
en laat de standaardsleutels op-
nieuw coderen.
Als het multifunctionele display foutco-
des toont, noteer deze dan en vraag
een Yamaha dealer om het voertuig te
controleren.
Klokweergave
De klok op tijd zetten:
1. Houd de toetsen “SELECT” en
“RESET” tegelijkertijd minstens
twee seconden lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te
knipperen, drukt u op de toets “RE-
SET” om de uren in te stellen.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
2
34
5
6
7
8
9
keerhendel wordt bekrachtigd.
Bekrachtig voor een veilige blok-
kering van het achterwiel eerst de
achterremhendel voordat u de
achterremblokkeerhendel naar
links beweegt.
WAARSCHUWING
DWA12361
Beweeg de achterremblokkeerhen-
del nooit naar links terwijl the voer-
tuig in beweging is, anders zou u de
macht over het stuur kunnen verlie-
zen of een ongeval kunnen veroor-
zaken. Zorg ervoor dat het voertuig
tot stilstand is gekomen voordat u
de achterremblokkeerhendel naar
links beweegt.
DAU12991
ABS (voor modellen met ABS)
Het Yamaha ABS (Anti-lock Brake Sys-
tem) bestaat uit een dubbel uitgevoerd
elektronisch regelsysteem dat de voor-
rem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt. Het ABS-systeem voorkomt
blokkeren van de wielen tijdens plotse-
ling remmen op uiteenlopende typen
wegdek en onder allerlei weersomstan-
digheden, waarbij tegelijk de band/
wegdekhechting en de functionele wer-
king optimaal blijven terwijl de remwer-
king toch soepel verloopt. De
ABS-werking wordt gecontroleerd door
een ECU (Electronic Control Unit) die
bij een systeemstoring uitgaat van
handmatig remmen.
WAARSCHUWING
DWA10090
Het ABS-systeem functioneert
het meest effectief over lange
remwegen.
Op sommige wegtypen (ruw
wegdek of grint) kan de remweg
langer zijn dan bij remmen zon-
der ABS. Houd daarom steedsvoldoende afstand tot uw voor-
ligger, afgestemd op uw rijsnel-
heid.
OPMERKING:
Wanneer ABS is geactiveerd, wor-
den de remmen op de gebruikelij-
ke wijze bediend. In de
remhendels kunnen pulsaties wor-
den gevoeld, maar dat duidt niet
op een storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met
een testfunctie, waarbij de be-
stuurder pulsaties kan voelen in de
rembediening terwijl ABS actief is.
Er is echter speciaal gereedschap
vereist, dus neem voor het uitvoe-
ren van deze test contact op met
uw Yamaha dealer.
5-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU15970
WAARSCHUWING
DWA11250
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfunc-
ties en hun werking voordat u
gaat rijden. Informeer bij een
Yamaha dealer als u de werking
van een schakelaar of functie
niet volkomen begrijpt.
Start de motor nooit in een afge-
sloten ruimte en laat deze hierin
ook niet lange tijd aaneen
draaien. Uitlaatgassen zijn giftig
en het inademen ervan kan al
binnen korte tijd leiden tot be-
wusteloosheid en dodelijk let-
sel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.
Start de motor om veiligheidsre-
denen te allen tijde met de mid-
denbok naar beneden.
Kom nooit met uw handen of
voeten in de buurt van het ach-
terwiel wanneer de middenbok
uitgeklapt is terwijl de motor
stationair draait.
DAU36510
Starten van de motor
LET OP:
DCA10250
Zie pagina 5-4 voor instructies over
het inrijden van de motor alvorens
de machine in gebruik wordt geno-
men.
Het startspersysteem staat starten al-
leen toe als de zijstandaard is opge-
trokken.
WAARSCHUWING
DWA10290
Controleer voor het starten van
de motor de werking van het
startspersysteem en volg daar-
bij de werkwijze beschreven op
pagina 3-21.
Ga nooit rijden terwijl de zijstan-
daard omlaag staat.
1. Draai de contactsleutel naar “ON”
en controleer of de noodstopscha-
kelaar op “” is gezet.
LET OP:
DCA15020
De volgende waarschuwings-lampjes, het volgende controlelamp-
je en de volgende indicatoren
moeten enkele seconden oplichten
en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje motor-
storing
ABS-waarschuwingslampje
(voor modellen met ABS)
Controlelampje startblokkering
Indicator V-snaarvervanging
Indicator olieverversing
Als een waarschuwingslampje, con-
trolelampje of indicator niet dooft,
zie dan pagina 3-3 of 3-6 voor een
controle van het circuit van het des-
betreffende waarschuwingslampje
of controlelampje of de desbetref-
fende indicator.
2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop in
te drukken terwijl de voor- of ach-
terrem wordt bekrachtigd.
OPMERKING:
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startknop los, wacht een paar se-
conden en probeer het dan opnieuw.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU33600
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een opti-
male prestatie, levensduur en veilige
werking van uw machine.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld ter-
wijl de banden koud zijn (wan-
neer de temperatuur van de
banden gelijk is aan de omge-
vingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder,
passagier, bagage en accessoi-
res dat voor dit model is vastge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA11200
De aanwezigheid van bagage heeft
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de
veiligheid van uw machine. Neem
daarom de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht.
DE MACHINE NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbe-
laden machine kan leiden totbeschadiging van de banden,
controleverlies of ernstig letsel.
Zorg dat het totale gewicht van
de bestuurder, de passagier, de
bagage en de gemonteerde ac-
cessoires nooit het voorge-
schreven maximumlaadgewicht
voor de machine overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spul-
len die tijdens de rit kunnen
gaan schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de machine en verdeel het
gewicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielop-
hanging en de bandspanning
aan op het te vervoeren ge-
wicht.
Controleer vóór iedere rit de
conditie en spanning van de
banden.
Bandspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb) :
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm
2
)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm
2
)
XP500 90–190 kg (198–419 lb)
XP500A 90–185 kg (198–408 lb) :
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm
2
)
Achter:
280 kPa (41 psi) (2.80 kgf/cm
2
)
Maximale belasting*:
XP500 190 kg (419 lb)
XP500A 185 kg (408 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder,
passagier, bagage en accessoires
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
2
3
4
5
67
8
9 Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermel-
de limiet heeft bereikt, de band spijkers
of stukjes glas bevat of wanneer de
wang van de band scheurtjes vertoont,
moet de band onmiddellijk door een
Yamaha dealer worden vervangen.
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepteis voor diverse landen verschillend.
Neem altijd de lokale voorschriften in
acht.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless ban-
den.
WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden
door een Yamaha dealer vervan-
gen. Rijden op een machine met
versleten banden is niet alleen
verboden, maar dit heeft ook
een averechts effect op de rij-
stabiliteit, waardoor u de machtover het stuur zou kunnen ver-
liezen.
De vervanging van onderdelen
van wielen en remmen, inclusief
banden, dient te worden overge-
laten aan een Yamaha dealer,
die over de nodige vakkundige
kennis en ervaring beschikt.
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
12
Voorband:
Maat:
120/70R14 M/C 55H
Fabrikant/model:
DUNLOP/D252F
BRIDGESTONE/TH01F
Achterband:
Maat:
160/60R15 M/C 67H
Fabrikant/model:
DUNLOP/D252
BRIDGESTONE/TH01R
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-29
2
3
4
5
67
8
9
DAU23290
Controleren van wiellagers
De voor- en achterwiellagers moeten
worden gecontroleerd volgens de in-
tervalperioden voorgeschreven in het
periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Als de wielnaaf speling
vertoont of het wiel niet soepel draait,
vraag dan een Yamaha dealer de wiel-
lagers te controleren.
DAU23411
Accu
Dit model is uitgerust met een perma-
nent-dichte accu (onderhoudsvrij type)
waarvoor geen onderhoud vereist is.
De elektrolyt hoeft niet te worden ge-
controleerd en er hoeft geen gedistil-
leerd water te worden bijgevuld.
Om bij de accu te komen
1. Open het zadel. (Zie pagina 3-16.)
2. Verwijder de accukap door de
schroeven los te halen.
Om de accu op te laden
Vraag zo snel mogelijk een Yamaha
dealer de accu te laden als deze ontla-
den lijkt te zijn. Vergeet niet dat de accu
sneller ontladen raakt als de machine is
uitgerust met optionele elektrische ac-
cessoires.
WAARSCHUWING
DWA10760
Elektrolyt is giftig en gevaarlijk
omdat het zwavelzuur bevat,
een stof die ernstige brandwon-
den veroorzaakt. Vermijd con-
tact met de huid, ogen of
kleding en bescherm uw ogen
altijd bij werkzaamheden nabij
1. Schroef
2. Accukap
1
2
1. Accu
1