Page 105 of 128

22-12-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE99
WIEL VERWISSELEN Parkeren van de auto
- Zet de auto, voor zover mogelijk,
op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
- Trek de handrem aan, zet het contact uit en schakel de eersteversnelling of de achteruit in.
Toegang tot het reservewiel en dekrik Het reservewiel bevindt zich in een metalen houder aan de achterzijdeonder de auto.
- Neem de krik en de wielsleutel 1
uit de opbergruimte bij het rechter achterwiel. - Draai de bout van de reservewielhouder in de buurt van het vergrendelings-
systeem met de wielsleutel 1los.
- Til de reservewielhouder iets op, duw de haak naar achteren en laat de reser- vewielhouder zakken.
- Neem het wielblok 2uit het reservewiel.
Wiel demonteren
- Blokkeer het wiel aan de achterzijde kruislings tegenover het te verwisselen wiel met het wielblok 2.
- Verwijder de wieldop door de wielsleutel 1in de opening voor het ventiel te
steken en de wieldop los te trekken.
- Draai de wielbouten iets los.
- Plaats de krik in ŽŽn van de 4 daarvoor bestemde kriksteunen Abij het
te verwisselen wiel onder de auto. Controleer of het uiteinde van de krik over
het gehele oppervlak steunt op de grond.
- Krik de auto op, draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.
Page 106 of 128

22-12-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
100
Wiel monteren
- Breng het wiel aan en draai de wielbouten met de sleutel enigszins vast.
- Laat de krik zakken en verwijder deze dan.
- Draai de wielbouten met de sleutel vast.
- Plaats de wieldop, begin bij de opening voor het ventiel en druk de wieldop rondom met de hand vast.
Reservewiel in reservewielhouder plaatsen
- Plaats het wielblok 2weer in het reservewiel.
- Plaats het wiel in de reservewielhouder.
- Til het wiel met de houder omhoog en plaats de haak.
- Vergeet niet de bout van de reservewielhouder geheel aan te draaien.
- Berg de wielsleutel 1en de krik op.
Verwissel een wiel uit vei- ligheidsoverwegingenalleen:
- op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond,
- met aangetrokken handrem,
-de 1 e
versnelling of de achteruit
is ingeschakeld,
- blokkeer de auto,
- ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt, (gebruik bokken).
Na het verwisselen van het wiel
- Laat zo snel mogelijk het aan- haalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
- Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwisselhem met het reservewiel.
Page 107 of 128

22-12-2003
Slotbouten* Als de wielen van uw auto zijngemonteerd met slotbouten (ŽŽn perwiel), draai de bouten dan los metbehulp van ŽŽn van de twee specialedopsleutels (die u bij aflevering vande auto zijn overhandigd samen metde extra sleutels en de codekaart) ende wielsleutel. Opmerking: Noteer zorgvuldig het
codenummer dat in de dopsleutel is gegraveerd. Hiermee is het mogelijkeen extra dopsleutel te bestellen bij
uw dealer.
* Volgens uitvoering en land van bestemming.
BIJZONDERHEDEN
LICHTMETALEN VELGEN Plaatsen van het reservewiel Indien uw auto is voorzien van een reservewiel met stalen velg is hetnormaal
dat bij het monteren de rin-
gen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijnaangedraaid zorgt het conischedraagvlak van de bouten voor debevestiging van het reservewiel. Montage van winterbanden Indien u uw auto voorziet van winter- banden met stalen velgen, is hetnoodzakelijk speciale bouten te
gebruiken die verkrijgbaar zijn bij uw
PEUGEOT-servicepunt.
PRAKTISCHE INFORMATIE 101
Page 108 of 128
22-12-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
102
LAMPEN VERVANGEN Koplampen
1 - Dimlicht/grootlicht (H4-60/55 W)
Draai de beschermkap Alos en verwijder hem.
Neem de stekker los.
Maak de borgveer los.
Vervang de lamp. 2 - Parkeerlicht (W 5 W)
Draai de beschermkap Alos en verwijder hem.
Trek de lamphouder naar achteren.
Vervang de lamp.
3 - Richtingaanwijzer (PY 21 W amberkleurig) Draai de lamphouder B een kwart omwenteling en trek
hem los.
Vervang de lamp.
Opmerking: Onder bepaalde klimatologische omstandigheden
(lage temperaturen, vocht), ontstaat er condensvorming aan
de binnenzijde van het glas van de lampen ; dit verdwijnt
binnen enkele minuten na het inschakelen van de verlichting.
Page 109 of 128
22-12-2003
Zijknipperlichten
(WY 5 W amberkleurig)
- Druk het zijknipperlicht naarvoren of naar achteren en trek het geheel los.
- Draai de lamphouder een kwart omwenteling.
- Vervang de lamp.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers en zij-knipperlichten) moetenworden vervangen door
lampen met dezelfde kleur eneigenschappen.
Gebruik uitsluitend H4-lampen van de onder-staande merken:
- GE/TUNGSRAM
- PHILIPS
- OSRAM
om beschadiging van de lichtunits te voorkomen. Deze voldoen aan de specificaties
(UV-norm) voor een goede enbetrouwbare werking van de ver-lichting. De koplampunits zijn voorzien van een glas van polycarbonaat meteen speciale vernislaag. Reinigde koplampen nooit met eendroge of schurende doek engebruik geen oplosmiddelen. Gebruik een vochtige en zachte doek.
PRAKTISCHE INFORMATIE 103
Page 110 of 128
22-12-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
104
Achterlichten
1 - Mistachterlicht (P 21 W).
2 - Richtingaanwijzer (P 21 W).
3 - Achteruitrijlicht (P 21 W).
4 - Rem-/achterlicht (P 21/5 W).
Open de achterklep/-deur.
Draai de moer Alos.
Maak de twee bevestigingsclips aan de zijkant los door de achter-lichtunit voorzichtig in de richtingvan het interieur te duwen.
Neem de stekkers los en verwij-der de achterlichtunit.
Maak de lamphouder los door denokken Bin te drukken.
Vervang de defecte lamp.
Beschermingsrooster achterlicht Draai de vleugelmoeren Clos en
verwijder het beschermingsrooster.
Kentekenplaatverlichting
(W 5 W)
Verwijder het lampglas om de defecte lamp te kunnen vervangen.
Page 111 of 128
Derde remlicht (achterklep)
(W 5 W) Open de achterklep en draai de 2 moeren los.
Maak de steun los om bij de lam-pen te kunnen komen.
Vervang de defecte lamp. Derde remlicht (linker achterdeur)
(W 5 W)
Verwijder het deksel door op de borglip A(rond gedeelte) aan
het uiteinde van de lampunit tedrukken.
Trek het deksel naar achteren.
Druk de twee borglippen Bin om
de lamphouder te verwijderen.
Trek de defecte lamp uit de hou-der en vervang hem.
Het terugplaatsen geschiedt in deomgekeerde volgorde.
PRAKTISCHE INFORMATIE 105
22-12-2003
Page 112 of 128
ZEKERINGEN VERVANGEN De zekeringenkasten bevinden zich onder het dashboard en onder demotorkap. Zekeringenkast dashboard
Verwijder de afdekplaat om bij de zekeringen te komen. De reservezekeringen en de tang B
zijn aangebracht aan de binnenkant van het deksel A.
PRAKTISCHE INFORMATIE
106
22-12-2003
Verwijderen en plaatsen van een zekering
Voordat een zekering wordt vervangen, moet eerst de oorzaak van de storing opgespoord en verholpen worden. De nummers van de zekeringen zijn aange-geven op de zekeringenkast. Gebruik de tang
B.
Vervang een defecte zekering (stroomsterkte vermeld op zekering) altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte.
Goed Klem B
Defect