Page 49 of 168

347Bediening
VeervoorspanningVeervoorspanning bij
achterwiel instellen
Het instellen van de
veervoorspanning tij-
dens het rijden kan tot
ongevallen leiden.
Veervoorspanning alleen bij
stilstaande motorfiets
instellen. c
De veervoorspanning moet
aan de belading van de motor-
fiets worden aangepast. Een
verhoging van de belading
vereist een verhoging van de
veervoorspanning, minder
gewicht een overeenkomstige
lagere veervoorspanning. • Plaats de motorfiets op de
middenstandaard
SU of de
zijstandaard en let erop dat
de ondergrond vlak en stevig
is.
Voor het verhogen van de
veervoorspanning:
• Draaiknop 1 in de richting
van de pijl HIGH draaien.
Voor het verlagen van de veer-
voorspanning:
• Draaiknop 1 in de richting
van de pijl LOW draaien. Basisinstelling voor sologe-
bruik:
•Stelschroef
1 tot de aanslag
in de richting van pijl LOW
draaien.
• Stelschroef 15 klikken in de richting van de pijl draaien.
Één klik komt overeen
met een halve omwen-
teling van de draaiknop. Het
instelbereik omvat 15 hele
omwentelingen. De basisin-
stelling is bedoeld voor een
motorfiets met alleen een
persoon van 85 kg. c
Een niet optimaal inge-
stelde veervoorspanning
en demping verslechtert het
rijgedrag van uw motorfiets.
Demping van de veervoor-
spanning aanpassen. c
Page 50 of 168
Bediening348
SchokdemperSchokdemper van het
achterwiel instellenDe demping moet aan de
veervoorspanning worden
aangepast. Een verhoging van
de veervoorspanning vereist
een stuggere demping, een
verlaging van de veervoor-
spanning een zachtere
demping.
• Plaats de motorfiets op de middenstandaard
SU of de
zijstandaard en let erop dat
de ondergrond vlak en stevig
is. • Schokdemper achter instel-
len door de stelschroef 1
met een schroevendraaier te
verdraaien. Voor het verhogen van de
demping:
•Stelschroef
1 in de richting
van de pijl H draaien.
Voor het verlagen van de dem-
ping:
•Stelschroef 1 in de richting
van de pijl S draaien.
Basisinstelling voor sologe-
bruik:
•Stelschroef 1 in de richting
van de pijl H tot de aanslag
draaien.
•Stelschroef 1 anderhalve
slag in de richting van de
pijl S draaien.
Het instelbereik omvat
drieëneenhalve omwen-
telingen van de stelschroef. De
Page 51 of 168
349Bediening
basisinstelling is bedoeld voor
een motorfiets met alleen een
persoon van 85 kg.c
Een niet optimaal inge-
stelde veervoorspanning
en demping verslechtert het
rijgedrag van uw motorfiets.
Demping van de veervoor-
spanning aanpassen. cESA
SU
Met behulp van de elektroni-
sche demperinstelling ESA
(Electronic Suspension Adju-
stment) kunt u uw motorfiets
op comfortabele wijze aanpas-
sen aan de verschillende
rijomstandigheden.
Instelling oproepen• Contact aanzetten.
• Toets 1 kort bedienen.
» De actuele instelling wordt
weergegeven. 2
Ingestelde demping
3 Ingestelde veervoor-
spanning
Als toets 1 langer dan twee
seconden niet wordt bediend,
verdwijnt de weergave weer.
Schokdemper instellenEr zijn drie instellingen moge-
lijk, die in het veld 2 als volgt
worden weergegeven:
Page 52 of 168
Bediening350
Comfort
zachte demping
Normaal
gemiddelde demping
Sport
harde demping
• Contact aanzetten.
•Toets 1 kort bedienen.
» Actuele instelling wordt
weergegeven.
•Toets 1 steeds eenmaal kort
bedienen.
» Uitgaande van de actuele stand, worden achtereenvol-
gens weergegeven: –Comfort
–Normaal
–Sport
Wordt toets 1 langer dan één
seconde niet meer bediend,
dan worden de dempers op de
weergegeven stand ingesteld.
Tijdens het instellen knippert
de weergave.
Veervoorspanning
instellenDe veervoorspanning kan niet
tijdens het rijden worden
versteld. Er zijn drie instellingen moge-
lijk, die in het veld
3 als volgt
worden weergegeven: Solo
Solo met bagage
Met passagier
(en bagage)
Page 53 of 168

351Bediening
• Motor starten.
• Toets1 kort bedienen.
» Actuele instelling wordt weergegeven.
• Toets 1 telkens langer dan
1 seconde bedienen.
» Uitgaande van de actuele stand, worden achtereenvol-
gens weergegeven:
– Solo
– Solo met bagage
– Met passagier (en bagage) Als toets
1 langer dan één
seconde niet meer wordt
bediend, wordt de veervoor-
spanning op de weergegeven
stand ingesteld. Tijdens het
instellen knippert de
weergave.
WielenBandenspanning
controleren
Een verkeerde banden-
spanning verslechtert de
rijeigenschappen van de mo-
torfiets en kan tot ongevallen
leiden.
Voor een correcte banden-
spanning zorgen. c
Een verkeerde banden-
spanning vermindert de
levensduur van de banden.
Voor een correcte banden-
spanning zorgen. cDe voorgeschreven banden-
spanning vindt u in de techni-
sche gegevens (
b
130).
Een ventiel heeft de nei-
ging om bij hoge snelhe-
den door de centrifugaalkracht
vanzelf open te gaan.
Om een plotseling banden-
spanningsverlies te voorko-
men, op het achterwiel een
metalen ventieldopje met rub-
ber afdichting gebruiken en dit
goed aandraaien. c
Page 54 of 168
Page 55 of 168
453Rijden
Veiligheidsaanwijzingen .............. 54
Veiligheidscontrole ...................... 56
De eerste rit .................................. 56
Vóór het starten ............................ 57
Starten ........................................... 61
Rijden ............................................ 63
Inrijden .......................................... 63
Schakelen ..................................... 64
Motorfiets op de zijstandaard
plaatsen ......................................... 67
Motorfiets van de zijstandaard
afhalen ........................................... 69
Op midden-standaard
SU
zetten ............................................. 71
Van de middenstandaardSU
duwen ........................................... 73 Benzine ......................................... 73
Remsysteem ................................. 74
Rijden
Page 56 of 168

Rijden454
Veiligheids-
aanwijzingenSnelheidBij het rijden met hoge snelhe-
den kunnen verschillende
omstandigheden het rijgedrag
van de motorfiets negatief
beïnvloeden:
– instelling van het veer- en dempersysteem
– ongelijkmatig verdeelde bagage
– losse kleding
– te lage bandenspanning
– slecht bandenprofiel:
–etc.
Correct beladen
Overbelading kan de
rijstabiliteit van de motor-
fiets negatief beïnvloeden.
Maximaal toelaatbaar
totaalgewicht (
b
140) niet
overschrijden. c
Alcohol en drugs
Reeds kleine hoeveelhe-
den alcohol of drugs kun-
nen uw waarnemings-, beoor-
delings- en beslissings-
vermogen evenals uw reflexen
aanzienlijk beïnvloeden. Het
gebruik van medicijnen kan
deze invloeden nog verder
versterken.
Ga niet rijden als u alcohol,
drugs en/of medicijnen hebt
gebruikt. c
Kans op vergiftigingUitlaatgassen bevatten het
kleur- en geurloze maar giftige
koolmonoxide.
Het inademen van uitlaat-
gassen is schadelijk voor
de gezondheid en kan tot
bewusteloosheid of zelfs de
dood leiden.
Uitlaatgassen niet inademen.
De motor niet in een afgeslo-
ten ruimte laten draaien. cHoogspanning
Het aanraken van onder
spanning staande delen
van het ontstekingssysteem bij
draaiende motor kan tot elek-
trische schokken leiden.
Bij draaiende motor geen on-
derdelen van het ontstekings-
systeem aanraken.c