Page 65 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
DCA00133
LET OP:_
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen olieën
met een “CD” dieselspecificatie of
olieën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
_10. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKING:_ Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan, als
het olieniveau correct is. _
DC000067
LET OP:_ Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controleren
door een Yamaha dealer. _11. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
12. Breng het stroomlijnpaneel aan.
U5PWD1.book Page 12 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 66 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
DAU04897
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Plaats de motorfiets op een vlakke on-
dergrond en houd hem verticaal.OPMERKING:_
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de motorfiets iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
_
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKING:_ Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan. _
3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan het stroomlijnpa-
neel A (zie pagina 6-7 voor verwijde-
ren en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel), open de reservoird-
op, vul koelvloeistof bij tot de merk-
streep voor maximumniveau, breng
dan de reservoirdop weer aan en
monteer tenslotte het stroomlijnpa-
neel.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
1. Dop van koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir
(tot aan de merkstreep voor
maximumniveau):
0,24 L
U5PWD1.book Page 13 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 67 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
DC000080
LET OP:_
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloei-
stof, anders wordt de motor onvol-
doende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd tegen
bevriezing en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vries percentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
_
DW000067
WAARSCHUWING
_ Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet
is. _OPMERKING:_
De radiatorkoelvin schakelt automa-
tisch aan of uit, afhankelijk van de
temperatuur van de koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator.
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-47 nadere instructies ver-
meld.
_
DAU04925
Verversen van de koelvloeistof
1. Zet de motorfiets op een vlakke onder-
grond en laat het motorblok indien no-
dig afkoelen.
2. Verwijder de stroomlijnpanelen A en B
en het paneel A. (Zie pagina’s 6-5–6-7
voor de werkwijze bij verwijderen en
aanbrengen van de stroomlijn).
3. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
U5PWD1.book Page 14 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 68 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
4. Verwijder de koppelingskabelhouder
van het koelvloeistofreservoir, zoals
getoond.
5. Verwijder het koelvloeistofreservoir
door de bouten los te halen.
6. Verwijder de dop van het koelvloei-
stofreservoir en keer dan het koel-
vloeistofreservoir ondersteboven om
leeg te maken.
7. Monteer het koelvloeistofreservoir
door de bouten te installeren en breng
dan de koppelingskabelhouder aan.
8. Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop.
DW000067
WAARSCHUWING
_ Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet
is. _
9. Verwijder de aftapplug voor koelvloei-
stof om het koelsysteem leeg te ma-
ken.
10. Draai de schroef los van de slangklem
aan de linkerzijde van de motor en trek
dan de slang los om de koelvloeisto-
fradiator leeg te maken.
1. Bout (× 2)
2. Koelvloeistofradiatorvuldop
3. Dop van koelvloeistofreservoir
4. Koelvloeistofreservoir
5. Koppelingskabelhouder
1. Aftapplug koelvloeistof
2. Klemschroef
U5PWD1.book Page 15 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 69 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
11. Spoel het koelsysteem grondig door
met schoon leidingwater, nadat alle
koelvloeistof is uitgestroomd.
12. Breng de aftapplug voor koelvloeistof
aan en zet deze dan vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.OPMERKING:_ Controleer of de onderlegring beschadigd
is en vervang hem indien nodig. _13. Sluit de koelvloeistofradiatorslang aan
en zet dan de schroef in de slangklem
vast.14. Giet de voorgeschreven hoeveelheid
van de gespecificeerde koelvloeistof
in de koelvloeistofradiator en in het re-
servoir.
DC000080
LET OP:_
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloei-
stof, anders wordt de motor onvol-
doende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd tegen
bevriezing en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vries percentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
_
Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
10 Nm (1,0 m·kgf)
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol
antivries met corrosieremmers voor
aluminium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Totale hoeveelheid:
2,45 L
Inhoud koelvloeistofreservoir
(tot aan de merkstreep voor
maximumniveau):
0,24 L
U5PWD1.book Page 16 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 70 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
15. Breng de radiatorvuldop en de dop
van het koelvloeistofreservoir aan,
start dan de motor en laat een paar mi-
nuten stationair draaien. Voer daarbij
het toerental een paar keer op tot tus-
sen 3.000–5.000 tpm en zet de motor
dan uit.
16. Verwijder de radiatorvuldop om het
koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul indien nodig zoveel
koelvloeistof bij tot het niveau bovenin
de radiator staat en breng dan de ra-
diatorvuldop aan.
17. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir. Verwijder indien nodig
de dop van het koelvloeistofreservoir,
vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en breng
dan de dop weer aan.
18. Start de motor en controleer dan of er-
gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
19. Breng de stroomlijnpanelen en het fra-
mepaneel aan.
DAU04572*
Het luchtfilterelement vervangen Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker
als u in zeer stoffige of vochtige gebieden
rijdt.
1. Verwijder het motorrijderzadel. (Zie
pagina 3-17 voor instructies over ver-
wijderen en aanbrengen van het rij-
derzadel.)
2. Verwijder de bout.3. Licht de brandstoftank aan de voorzij-
de op en kantel hem dan naar achte-
ren van het luchtfilterhuis vandaan.
(Maak de brandstofslangen niet los!)
DW000071
WAARSCHUWING
_
Let erop dat de brandstoftank cor-
rect wordt ondersteund.
Kantel of trek de brandstoftank niet
te veel heen en weer, anders kun-
nen de brandstofslangen los raken
en zo lekkage veroorzaken.
_4. Haal de beluchtingsslang en de over-
loopslang van de brandfstoftank los.
1. Bout
1. Tankbeluchtingsslang
2. Overloopslang brandstoftank
U5PWD1.book Page 17 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 71 of 120
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
5. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven en de bout te verwijderen.6. Trek het luchtfilterelement los.
7. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.
DC000082*
LET OP:_
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige
slijtage bij de zuigers en/of de cilin-
ders.
_8. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven en de bout aan te brengen.
1. Bout
2. Schroef (× 8)
3. Luchtfilterdeksel
1. Luchtfilterelement
U5PWD1.book Page 18 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 72 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
9. Sluit aan de brandstoftank de beluch-
tingsslang en de overloopslang aan,
plaats de brandstoftank in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
bout aan.
DWA00067
WAARSCHUWING
_
Controleer voor de installatie van de
brandstoftank of de brandstofslan-
gen niet zijn beschadigd. Start de
motor niet als een brandstofslang
beschadigd is, maar vraag een
Yamaha dealer de beschadigde
slangen te vervangen om zo brand-
stoflekkage te voorkomen.
Controleer of de brandstofslangen
stevig zijn aangesloten en de juiste
ligging hebben en niet worden af-
gekneld.
Vergeet niet de tankbeluchtings-
slang en de overloopslang weer in
de oorspronkelijke positie te leggen.
_10. Breng het rijderzadel aan.
DAU04578
Afstellen van het stationair
toerental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.OPMERKING:_ De motor is voldoende warm als deze snel
reageert op de gasbediening. _
1. Tankbeluchtingsslang
2. Overloopslang brandstoftank
1. Tankbeluchtingsslang
2. Overloopslang brandstoftank
U5PWD1.book Page 19 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM