Page 73 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
6
Controleer het stationair toerental en stel dit
zo nodig volgens de specificatie af door de
gasklepstelschroef te verdraaien. Draai om
het stationair toerental te verhogen de
schroef richting
a. Draai om het stationair
toerental te verlagen de schroef richting
b.OPMERKING:_ Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren. _
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van de
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3–5 mm
te bedragen bij de gasgreep. Controleer de
vrije slag van de gaskabel regelmatig en
laat zo nodig afstellen door een Yamaha
dealer.
DAU00637
Afstellen van de klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
1. Gasklepstelschroef
Stationair motortoerental:
1.000–1.100 tpm
a. Vrije slag van de gaskabel
U5PWD1.book Page 20 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 74 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
DAU00658
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en eventueel worden bijge-
steld.
DW000082
WAARSCHUWING
_
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
_
CE-01D
CE-07D
DWA00012
WAARSCHUWING
_ De aanwezigheid van bagage is van gro-
te invloed op het weggedrag, de rem- en
rij-eigenschappen en de veiligheid van
uw motor, neem dus de volgende voor-
zorgen in acht.
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con-
troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooithet voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-
tie en spanning van de banden.
_
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg250 kPa
(2,50 kgf/cm
2,
2,50 bar)250 kPa
(2,50 kgf/cm
2,
2,50 bar)
90 kg–maximale250 kPa
(2,50 kgf/cm
2,
2,50 bar)290 kPa
(2,90 kgf/cm
2,
2,90 bar)
Rijden met hoge
snelheid250 kPa
(2,50 kgf/cm
2,
2,50 bar)250 kPa
(2,50 kgf/cm
2,
2,50 bar)
Maximale belasting* 202 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
U5PWD1.book Page 21 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 75 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-22
6
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band on-
middellijk door een Yamaha dealer worden
vervangen.CE-08DOPMERKING:_ De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht. _
DW000079
WAARSCHUWING
_
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
_
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
1. Bandwang
a. BandprofieldiepteMinimale bandprofiel-
diepte (voor en achter)1,6 mm
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
U5PWD1.book Page 22 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 76 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
6
DW000080
WAARSCHUWING
_
De banden op de voor- en achter-
wielen horen van hetzelfde merk en
dezelfde constructie te zijn, anders
is het weggedrag van de motor mo-
gelijk niet normaal.
Na uitgebreide testen zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor
dit model goedgekeurd door
Yamaha Motor Co., Ltd.
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo het
weglekken van luchtdruk te voorko-
men.
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-
komen.
_
CE-10D
CE-14DDAU00684
WAARSCHUWING
_ Deze motorfiets is uitgerust met specia-
le banden die geschikt voor zeer hoge
rijsnelheden. Let op het volgende om
deze banden zo effectief mogelijk te
kunnen gebruiken.
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief
weinig grip totdat ze zijn
“ingereden”. Het is dan ook ver-
standig de eerste 100 km nadat een
nieuwe band is aangebracht rustig
te blijven rijden en pas daarna de
rijsnelheid te verhogen.
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
_
VOOR
Merk Maat Model
Michelin
120/70 ZR17 M/C (58W)
Pilot SPORT E
Dunlop
120/70 ZR17 M/C (58W)
D208FL
ACHTER
Merk Maat Model
Michelin
190/50 ZR17 M/C (73W)
Pilot SPORT
Dunlop
190/50 ZR17 M/C (73W)
D208L
VOOR EN ACHTER
Bandventiel TR412
Luchtventielbuis #9000A (origineel)
U5PWD1.book Page 23 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 77 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-24
6
DAU03773
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden tot
gevolg hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU01356
Vrije slag van de
koppelingshendel afstellen De vrije slag van de koppelingshendel moet
10–15 mm bedragen, zoals getoond. Con-
troleer de vrije slag van de koppelingshen-
del regelmatig en stel zo nodig als volgt af.
Draai voor meer vrije slag de stelbout bij de
koppelingshendel richting
a. Draai voor
minder vrije slag van de koppelingshendel
de stelbout richting
b.
OPMERKING:_ Ga als volgt te werk als op de hierboven be-
schreven werkwijze de voorgeschreven
vrije slag van de koppelingshendel niet
wordt gehaald. _1. Draai de stelbout bij de koppe-
lingshendel zo ver mogelijk richting
a
om de koppelingskabel losser te stel-
len.
1. Stelbout vrije slag van de koppelingshendel
c. Vrije slag van de koppelingshendel
U5PWD1.book Page 24 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 78 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-25
6
2. Verwijder het stroomlijnpaneel B. (Zie
pagina 6-7 voor de werkwijze bij ver-
wijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)
3. Draai de borgmoer bij het carter los.
4. Draai voor meer vrije slag van de
koppelingshendel de stelmoer rich-
ting
a. Draai voor minder vrije slag
van de koppelingshendel de stelmoer
richting
b.
5. Draai de borgmoer aan.
6. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU01357
De stand van het rempedaal
afstellen De bovenzijde van het rempedaal moet op
een afstand van ca. 38–42 mm onder de
onderkant van de voetsteun staan, zoals te
zien in de afbeelding. Controleer de stand
van het rempedaal regelmatig en laat zo
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
DW000109
WAARSCHUWING
_ Als het rempedaal zacht of sponzig aan-
voelt, wijst dat erop dat er lucht in het
hydraulisch systeem zit. Als er lucht in
het hydraulisch systeem zit, moet het
systeem door een Yamaha dealer wor-
den ontlucht voordat de motorfiets
wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch
systeem heeft een negatief effect op de
remwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met een
ongeluk als gevolg. _
1. Borgmoer
2. Stelmoer vrije slag van de koppelingshendel
(carter)
a. Afstand tussen rempedaal en
bevestigingssteun voor voetsteun
U5PWD1.book Page 25 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 79 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-26
6
DAU00713
Afstellen van de
remlichtschakelaar achterrem De remlichtschakelaar, die wordt geacti-
veerd door het rempedaal, is correct afge-
steld wanneer het remlicht gaat branden
vlak voordat de remwerking intreedt. Stel zo
nodig de remlichtschakelaar als volgt af.
Terwijl de stelmoer wordt gedraaid, moet de
remlichtschakelaar op zijn plaats worden ge-
houden. Draai de stelmoer richting
a om
het remlicht eerder te laten branden. Draai
de stelmoer richting
b om het remlicht later
te laten branden.
DAU00721
Controleren van de remblokken
voor- en achter De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU00725
Remblokken voorrem
Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-in-
dicatorgroef, zodat het remblok kan worden
gecontroleerd zonder de rem te demonte-
ren. Let op de slijtage-indicatorgroef om de
remblokslijtage te controleren. Wanneer
een remblok zover is afgesleten dat de slij-
tage-indicatorgroef vrijwel is verdwenen,
vraag dan een Yamaha dealer de remblok-
ken als set te vervangen.
1. Remlichtschakelaar achterrem
2. Stelmoer remlichtschakelaar achterrem
1. Slijtage-indicatorgroef remblokVoor
U5PWD1.book Page 26 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 80 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-27
6
DAU04396
Remblokken achterrem
Elk achterremblok heeft een eigen slijtage-
indicatorgroef, zodat het remblok kan wor-
den gecontroleerd zonder de rem te de-
monteren. Controleer de remblokslijtage
als volgt.
1. Verwijder de remklauwbout en kantel
dan de remklauw naar voren om de
slijtage-indicatorgroef te controleren.
Wanneer een remblok zover is afge-
sleten dat de slijtage-indicatorgroef
vrijwel is verdwenen, vraag dan een
Yamaha dealer de remblokken als set
te vervangen.2. Breng de remklauwbout aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
DAU04856
Controleren van
remvloeistofniveau Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht het
remsysteem binnendringen, waarna de
remwerking mogelijk minder effectief is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul zo nodig bij. Een
laag remvloeistofniveau wijst mogelijk op
verregaande remblokslijtage en/of lekkage
in het remsysteem. Als het remvloeistofni-
veau laag is, controleer dan de remblokken
op slijtage en het remsysteem op lekkage.
1. RemklauwboutAchter
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
Aanhaalmoment:
Remklauwbout:
27 Nm (2,7 m·kgf)
1. Merkstreep minimumniveauVoor
U5PWD1.book Page 27 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM