Page 17 of 120

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DW000016
WAARSCHUWING
_ Draai de contactsleutel nooit naar “OFF”
of naar “LOCK” terwijl de motorfiets
rijdt; elektrische systemen worden dan
afgeschakeld en mogelijk zult u zo de
macht over het stuur verliezen of een
ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de
motorfiets stilstaat voordat u de sleutel
naar “OFF” of naar “LOCK” draait. _
DAU04920
(Parkeren)
Het stuurslot is vergrendeld en het achter-
licht, de kentekenverlichting en de parkeer-
lichten branden. De alarmknipperlichten en
de richtingsaanwijzers kunnen worden aan-
gezet, maar alle overige elektrische syste-
men zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “” te kunnen draaien.
DCA00043
LET OP:_ Gebruik de parkeerverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken. _
DAU03034
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
DAU04121
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Controlelampje rechter richtingaanwijzer
“”
2. Controlelampje “” voor brandstofniveau
3. Waarschuwingslampje “” voor olieniveau
4. Controlelampje “” voor vrijstand
5. Waarschuwingslampje motorstoring “”
6. Controlelampje grootlicht “”
7. Controlelampje linker richtingaanwijzer “”
U5PWD1.book Page 2 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 18 of 120

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
DAU04894
Controlelampje “” voor brandstofni-
veau
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het brandstofniveau daalt tot beneden ca.
3,3 L. Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha-dealer om het elektrisch
circuit te testen.
OPMERKING:_ Dit model is bovendien uitgerust met een
zelfdiagnosesysteem voor het circuit voor
brandstofniveaumeting. Als het circuit voor
brandstofniveaumeting defect is, wordt de
volgende cyclus herhaald totdat de storing
is opgeheven: Het waarschuwingslampje
knippert acht keer en dooft dan gedurende
2,5 seconde. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer de motorfiets te controle-
ren. _
DAU04895
Waarschuwingslampje “” voor olie-
niveau
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha-dealer om het elektrisch
circuit te testen.
OPMERKING:_
Bij een voldoende hoog olieniveau
kan het waarschuwingslampje soms
toch knipperen bij rijden op een helling
of bij plotseling afremmen of optrek-
ken, er is dan echter geen sprake van
een storing.
Dit model is ook uitgerust met een
zelfdiagnosesysteem voor het circuit
voor olieniveaumeting. Als het circuit
voor olieniveaumeting defect is, wordt
de volgende cyclus herhaald totdat de
storing is opgeheven: Het waarschu-
wingslampje voor olieniveau knippert
acht keer en dooft dan gedurende
2,5 seconde. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer de motorfiets te con-
troleren.
_
1. Controlelampje rechter richtingaanwijzer
“”
2. Controlelampje “” voor brandstofniveau
3. Waarschuwingslampje “” voor olieniveau
4. Controlelampje “” voor vrijstand
5. Waarschuwingslampje motorstoring “”
6. Controlelampje grootlicht “”
7. Controlelampje linker richtingaanwijzer “”U5PWD1.book Page 3 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 19 of 120

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU00061
Controlelampje “” voor vrijstand
Dit controlelampje brandt wanneer de ver-
snellingsbak in de vrijstand staat.
DAU04896
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knippert wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha-dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren. (Zie
pagina 3-7 voor uitleg over de werking van
het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha-dealer om het elektrisch circuit te
testen.
DAU00063
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingescha-
keld.
DAU04924
Controlelampje motortoerental
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je controleert u door de sleutel naar “ON” te
draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen. (Zie pagina’s 3-8–3-10
voor een uitgebreide toelichting over de
werking van dit waarschuwingslampje en
de afstelling ervan.)
DAU04923
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha-dealer om het elektrisch
circuit te testen.
DC000002
LET OP:_ Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is. _
1. Controlelampje motortoerental
2. Waarschuwingslampje koelvloeistoftempera-
tuur “”
3. Weergave koelvloeistoftemperatuur
U5PWD1.book Page 4 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 20 of 120
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
CB-25D
Koelvloeistof-
temperatuurAanduidingen Waarschuwingstekens Toestand/wat te doen
0–39 °C De aanduiding “LO” licht op. In orde. U kunt gaan rijden.
40–116 °CDe temperatuur wordt aange-
geven.In orde. U kunt gaan rijden.
117–139 °CDe temperatuursaanduiding
knippert. Het waarschuwings-
lampje licht op.Stop de motorfiets en laat de motor
stationair draaien tot de koelvloei-
stoftemperatuur daalt.
Als de temperatuur niet daalt, zet u
de motor af. Volg verder de aanwij-
zingen onder “Oververhitte motor” in
het storingsoverzicht op pagina 6-47.
Boven 140 °CDe aanduiding “HI” knippert.
Het waarschuwingslampje licht
op.Stop de motor en laat hem afkoelen.
Volg verder de aanwijzingen onder
“Oververhitte motor” in het storings-
overzicht op pagina 6-47.
U5PWD1.book Page 5 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 21 of 120

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
DAU04554
Multifunctioneel display Het multifunctioneel display toont de vol-
gende voorzieningen:
een snelheidsmeter (die de actuele rij-
snelheid aangeeft)
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand aangeeft)
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brand-
stofreserve aan ging)
een klok
een voorziening voor zelfdiagnose
een instelfunctie voor displayhelder-
heid en een controlelampje voor mo-
tortoerental
OPMERKING:_
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de toetsen
“SELECT” en “RESET” gebruikt.
Alleen voor Groot-Brittannië: Om de
weergave voor snelheidsmeter en ki-
lometerteller/ritteller te wisselen tus-
sen kilometers en mijlen, moeten de
“SELECT”-toets en de “RESET”-toets
beide gedurende minstens twee se-
conden worden ingedrukt.
_
Kilometerteller- en ritteller-mode
Door indrukken van de “SELECT”-toets wis-
selt de weergave volgens onderstaande volg-
orde tussen kilometerteller-mode, “ODO”- en
ritteller-mode “TRIP 1” en “TRIP 2”.
ODO
→ TRIP 1
→ TRIP 2
→ ODO
Als het controlelampje brandstofniveau
aangaat (zie pagina 3-3), wisselt de kilome-
terteller weergave automatisch naar brand-
stofreserve ritteller “F-TRIP”-weergave en
wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt
aangegeven. In dat geval wordt door in-
drukken van de “SELECT”-toets gewisseld
tussen de diverse weergaven van rittellers
en kilometerteller, volgens onderstaande
volgorde:
F-TRIP
→ TRIP 1
→ TRIP 2
→ ODO
→F-TRIP
1. Multifunctioneel display
2.“SELECT”-toets
3.“RESET”-toets
U5PWD1.book Page 6 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 22 of 120

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
Om de ritteller terug te stellen selecteert u
deze eerst door de “SELECT”- toets in te
drukken, waarna de “RESET”-toets min-
stens 1 seconde ingedrukt wordt gehou-
den. Wanneer u de brandstofreserve
ritteller niet zelf met de hand op nul terug-
stelt, wordt deze automatisch teruggesteld
zodra na het tanken 5 km is gereden en
verschijnt de vorige weergavemode weer.
Klokweergave
Draai de sleutel naar “ON”.
Om de weergave te wijzigen naar klokmode
drukt u de “SELECT”-toets minstens een
seconde lang in.
Om terug te gaan naar de voorgaande
weergave drukt u op “SELECT”-toets.
Om de klok op tijd te zetten:
1. Houd de “SELECT”- en “RESET”-toet-
sen tegelijkertijd minstens twee se-
conden lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, druk dan op de “RESET”-toets om
de uren in te stellen.3. Druk op de “SELECT”-toets en de mi-
nutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de “RESET”-toets om de mi-
nuten in te stellen.
5. Druk op de “SELECT”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, gaat het
waarschuwingslampje voor motorstoring
branden en toont het multifunctionele dis-
play een foutcode van 2 cijfers (bijv. 11, 12,
13).
Noteer zo’n foutcode als die op het multi-
functionele display staat aangegeven en
vraag een Yamaha dealer de motorfiets na
te zien.
DCA00127
LET OP:_ Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de motorfiets zo spoedig
mogelijk worden gecontroleerd om mo-
torschade te voorkomen. _
U5PWD1.book Page 7 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 23 of 120

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
Instelfunctie voor displayhelderheid en
controlelampje voor motortoerental
Deze instelfunctie schakelt door vijf re-
gelfuncties heen, zodat u de volgende in-
stellingen kunt selecteren volgens
onderstaande volgorde.
1. Displayhelderheid: Met deze functie
regelt u de helderheid van het multi-
functionele display, afgestemd op het
aanwezige daglicht.2. Werking van controlelampje motortoe-
rental: Met deze functie kiest u of het
controlelampje geactiveerd moet wor-
den en of het bij activering moet knip-
peren of continu moet branden.
3. Activering van controlelampje motor-
toerental: Via deze functie kiest u het
motortoerental waarbij het controle-
lampje geactiveerd zal worden.
4. Deactivering van controlelampje mo-
tortoerental: Via deze functie kiest u
het motortoerental waarbij het contro-
lelampje gedeactiveerd zal worden.
5. Helderheid van controlelampje motor-
toerental: Met deze functie regelt u de
helderheid van het controlelampje vol-
gens uw voorkeur.
OPMERKING:_
Om via deze instelfunctie een wille-
keurige instelling te doen, moet u alle
functies doorlopen. Als u echter de
sleutel naar “OFF” draait of de motor
start voordat de procedure is voltooid,
worden alleen de instellingen geacti-
veerd die u deed voordat de
“SELECT”-toets de laatste maal werd
ingedrukt.
In deze weergave toont het multifunc-
tionele display de actuele instelling
voor elke functie (behalve voor de
functie activeertoerental controlelamp-
je motortoerental).
_
1. Controlelampje motortoerental
2.“SELECT”-toets
3.“RESET”-toets
U5PWD1.book Page 8 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM
Page 24 of 120

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
Om de displayhelderheid in te stellen1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk de “SELECT”-toets in en houd
deze ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht dan
vijf seconden en laat de “SELECT”-
toets los.
4. Druk de “RESET”-toets in om de ge-
wenste displayhelderheid te kiezen.
5. Druk de “SELECT”-toets in om het ge-
selecteerde niveau voor displayhel-
derheid te bevestigen. De instelfunctie
gaat over naar de functie activering
controlelampje motortoerental.Instellen van de functie activering controle-
lampje motortoerental1. Druk de “RESET”-toets in om een van
de volgende instellingen voor active-
ring van het lampje te kiezen:
a. Het controlelampje gaat bij activering
continu branden. (Deze instelling is
geselecteerd wanneer het controle-
lampje aan blijft.)
b. Het controlelampje gaat bij activering
knipperen. (Deze instelling is geselec-
teerd wanneer het controlelampje vier
keer per seconde knippert.)
c. Het controlelampje is gedeactiveerd,
het zal dus niet continu branden of
knipperen. (Deze instelling is actief
wanneer het controlelampje één keer
per twee seconden knippert.)
2. Druk de “SELECT”-toets in om de ge-
selecteerde activering voor het contro-
lelampje te bevestigen. De
instelfunctie gaat over naar de functie
activeertoerental controlelampje mo-
tortoerental.Instellen van de functie activeertoerental
controlelampje motortoerentalOPMERKING:_ Het activeertoerental voor het controle-
lampje kan worden ingesteld tussen 7.000
en 12.000 tpm, in stappen van 500 tpm. _1. Druk de “RESET”-toets in om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.
2. Druk de “SELECT”-toets in om het ge-
selecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie gaat over naar de
functie deactivering controlelampje
motortoerental.
U5PWD1.book Page 9 Tuesday, July 16, 2002 9:15 AM